Een merkwaardige illustratie.
(Bij de plaat op blz. 72).
Het is veelal voor een liefhebber een aardig werk om in archieven te snuffelen, waarbij men herhaaldelijk tot de aangename ontdekking komt van typische bijzonderheden.
Wij dwaalden dezer dagen nog weer eens rond in het boek onzer illustratiën, en kwamen ook bij die, welke tien jaar geleden in De Huisvriend geplaatst waren; wat wonder dat wij een oogenblik verbaasd stonden, toen wij de hierachter opgenomen plaat in handen kregen, die in deze dagen weer zoo luide tot ons spreekt.
Want hoe typisch. Op één plaat de beide aanvoerders, die in dezen oorlog van 1899 allicht de beide kranigste zijn, Baden-Powell en Joubert.
Slim Piet weet waarschijnlijk zelf niet, dat hij met den flinken bevelhebber van Mafeking op één plaat vereeuwigd is geworden. Misschien stuurt deze of gene onzer lezers hem wel deze aflevering, dan kan de kommandant-generaal na den oorlog die bij zijn krijgsherinneringen leggen; wij onzerzijds zullen hem voor zijn verjaardag deze kleine, maar zoo typische verrassing doen toekomen.
Maar - zoo vraagt menigeen allicht - hoe komen Joubert en Smit, en Schreiner, Powell en Winton op één kiekje? En dat nog wel zoo vreedzaam. Om een oplossing voor dat probleem te vinden, kunnen wij niet beter doen dan het woord te geven aan onzen voorganger in dit tijdschrift voor tien jaren, want heusch, zonder diens inlichting, zouden wij het zelf niet hebben vermogen te verklaren.
Hij meldt dan hoe na den oorlog van 1881, onder aanvoering van Paul Kruger, ‘vechtgeneraal’ Smit en den niet minder dapperen generaal Piet Joubert, de Boeren in den Vrijheidsoorlog de overwinning hadden behaald, niet het minst door de roemruchte zegen op Majubaheuvel, waar, op den gedenkwaardigen 27 Februari 1881, een klein troepje Boeren het onderstonden, de Engelschen, die den Spitskop hadden bezet onder aanvoering van generaal Colley, in hun schier onneembare positie aan te vallen.
Wij kunnen hem in de levendige beschrijving van dat eenige gevecht hier niet volgen èn om de plaatsruimte èn omdat in deze dagen bij verschillende gelegenheden dat verhaal telkens weder in de herinnering teruggeroepen is.
Wat voor ons thans van belang is, wat hij laat volgen; het betreft de vredesonderhandelingen, die nogal lang traineerden, in 't bijzonder wat de afbakening der grenzen van de naturellen betreft.
Zoo verliepen er verscheiden jaren voor en aleer men het eens kon worden over de juiste grenzen, al werden de onderhandelingen ook in vrede en vriendschap gevoerd, en al gaven ze geen aanleiding tot nieuwe twisten.
Op onze plaat nu worden we, negen jaar na den oorlog, verplaatst naar Swaziland, een aan den Transvaal palend gewest. De leden der grenscommissie, benoemd door het Britsche Gouvernement en door de Regeering van den Transvaal of ‘de Zuid-Afrikaansche Republiek’, om het grondgebied der Szwasi's te bezoeken en een onderzoek in te stellen naar de beste wijze tot regeling der wederzijdsche belangen, doen eendrachtig en vriendschappelijk een rondreis door dat land. De Commissie bestaat uit: kolonel Sir Francis De Winton, vertegenwoordiger van Hare Majesteit de Koningin van Engeland, generaal Joubert, Vice-President der Zuid-Afrikaansche Republiek, en den Vechtgeneraal Nicolaas Smit (‘een voornaam legerhoofd der Boeren’, zooals wij hem, negen jaar na den Spitskop, met groote onpartijdigheid in een Engelsch blad genoemd vinden), met hunne adjunctsecretarissen en wederzijdsche rechtsgeleerde adviseurs. Op de plek waar wij de heeren bijeen vinden, hebben zij een poosje van de vermoeienissen hunner reis uitgerust en eenige ververschingen gebruikt. Onder het praten is men op den inval gekomen, voor aardigheid eens een schietwedstrijd te houden, waarbij een ledige wijnflesch, op een mierenhoop geplaatst, als schijf zou dienst doen. Beurtelings beproefden zij nu hunne bedrevenheid in dezen wedstrijd met het geweer; of er echter op een-, twee- of driehonderd passen geschoten werd, wist de berichtgever van het Engelsche blad niet te zeggen. Maar des te beter wist hij te vertellen, dat generaal Joubert en generaal Smit, ‘die als goede schutters onder de Boeren bekend staan en eene nationale reputatie genieten als geoefende mikkers’, - adres aan Langnek, Amajuba en den Spitskop, zouden wij er kunnen bijvoegen, - tot tweemaal toe de ledige flesch misten. Maar Sir Francis De Winton, die platuit op den grond was gaan liggen, deed reeds met zijn eerste schot de flesch aan scherven uiteenvliegen.
Smit en Joubert zullen, evenals wij, bij dat schot van den Engelschman nog wel eens aan den Spitskop gedacht hebben. Welk een verschil tusschen toen en hier verbood niets hun, den overwonnen vijand een kiesche beleefdheid te bewijzen. Of zou Sir Winton werkelijk geloofd hebben, dat generaal Smit zelfs op driehonderd pas een ledige flesch niet van een mierenhoop af kan blazen? Ons kan da' nie denk nie!