zamelde Pretorius ook een strijdmacht. Smith trok tegen hem op, maar met een verlies van 19 dooden en 30 gewonden werd hij naar zijn kamp terug geslagen, zijn kanonnen in de handen der Boeren achterlatende.
Pretorius sommeerde hem nu nogmaals te vertrekken en Smith verzocht een wapenstilstand onder voorwendsel de zaak te overwegen, maar met het oogmerk tijd te winnen. De Boeren stemden toe en inmiddels zonden de Engelschen een bode naar Grahamstown om hulp.
Na het verstrijken van den wapenstilstand werd het kamp belegerd en met batterijen van kleine kanonnen beschoten, doch - merkwaardige overeenkomst tusschen verleden en heden - niettegenstaande in de 26 dagen die het beleg duurde, 650 kanonkogels op het kamp gevuurd waren, werden slechts 8 Engelschen gedood en 8 gewond. Toch zou Smith zich bij gebrek aan levensmiddelen hebben moeten overgeven, indien niet eenige schepen met een talrijke Engelsche strijdmacht tot ontzet waren komen opdagen.
De Boeren zagen nu geen kans meer zich tegen de overstelpende macht die Brittannië tegen hen kon uitzenden te verdedigen. Het burgercommando ging uiteen en Natal werd een Britsche kolonie verklaard (25 Juni 1842). Sommige Boeren bleven er in en hun afstammelingen vindt men er nog heden ten dage, maar de meesten pakten hun goederen op de wagens bij elkaar en trokken over de Drakensbergen terug naar de binnenlanden. Zij vestigden zich in het land tusschen den Magalisberg en de Vaalrivier, dat vroeger bewoond was door de aanhangers van commandant Potgieter. Dezen trokken nu naar het noordoosten, in de hoop communicatie met de buitenwereld te kunnen openen door Delagoabaai, die, een Portugeesche bezitting zijnde, door hen veilig beschouwd werd tegen een aanval door Groot Brittannië.
Zij hielden stil nabij de bronnen van eenige stroomen, die in de baai vloeiden, en bouwden een dorp, dat zij Ohringstad noemden, ter eere van een Amsterdammer die warm belang stelde in hun welzijn, en die een der voornaamste leden was van eene maatschappij, die opgericht was om met hen handel te drijven. Daar leden zij echter veel door koorts, zoodat zij verplicht waren te verhuizen. Zij verdeelden zich toen in twee gezelschappen, waarvan een het dorp Lijdenburg stichtte, zoo genoemd wegens het lijden, dat zij hadden verduurd, en het andere onder Potgieter zelven, ging noordwaarts naar den Zoutpansberg en vestigde zich daar.
In Engeland werd het gedrag der emigranten, die zoo voortdurend het Britsch gezag ontweken, zeer laakbaar geacht. Men was algemeen van oordeel, dat er iets gedaan moest worden, niet alleen om de zwervelingen te dwingen naar hunne oude woonplaatsen terug te keeren, maar ook om anderen te beletten de kolonie te verlaten en zich bij hen aan te sluiten. Het plan om een scheidsmuur langs de koloniale grenzen te maken, door stichting van een reeks van groote inboorlingenstaten, was reeds eenigen tijd lang voorgestaan door de groote genootschappen en thans besloot men het ten uitvoer te leggen. Men meende, dat zulk een scheidsmuur het handelsverkeer met de emigranten zou afsnijden, en hun geen andere keus zou laten dan terug te keeren.
De toenmalige gouverneur van de Kaapkolonie, Sir George Napier, stichtte nu in 1843 drie inboorlingenstaten met door het Engelsch gouvernement gesalarieerde opperhoofden. Moshesh het opperhoofd der Basoeto's te Thaba Bosio werd de chef van het gebied ten oosten van den tegenwoordigen Oranje-Vrijstaat (langs de Caledonrivier) en een Griqua kapitein, Adam Kok genaamd, die met 1500 à 2000 volgelingen te Philippolis woonde, werd met het bestuur over een gebied ten zuiden en westen van dien staat belast en aan zijn terrein sloot zich weer aan het rijkje van den bekenden Andries Waterboer.
Maar het bleek al spoedig, dat voor het beoogde doel die papieren verdragsstaten nutteloos waren. De Hollandsche emigranten staken den gek met de Kafferkoningen en verklaarden, dat indien deze zich met hunne zaken bemoeiden, zij hen dit met de wapenen zouden beletten.
Toen korten tijd daarna Adam Kok een boer gevangen liet nemen, die zijn gouvernement ignoreerde, vormden de kolonisten een lager te Touwfontein, vijf uur te paard van Philippolis en trokken uit, doch Sir Peregrine Maitland, die Napier als gouverneur van Kaapkolonie was opgevolgd, kwam Kok met een flinke strijdmacht van infanterie, artillerie en cavalerie te hulp en voor de Boeren wisten, dat er Europeanen tegen hen in het veld waren, zagen zij zich door een Engelsche overmacht omsingeld en genoodzaakt zich gevangen te geven. De bevelhebber der Engelsche troepen, kolonel Richardson, eischte nu, dat zij een eed van trouw aan de koningin zouden afleggen. Eenigen, die later en onder andere omstandigheden de Kaapkolonie hadden verlaten, dan vroegere trekkers en als niet vijandig aan het Britsche gouvernement werden beschouwd, lieten zich daartoe overhalen, maar de rest bedankte er voor en trok naar Winburg buiten het gebied van Kok.
Den 3den Februari 1848 vaardigde Sir Harry Smith een proclamatie uit waarin de souvereiniteit der Koningin verklaard werd over het geheele land tusschen de Oranjeen Vaalrivier oostwaarts tot aan den Drakenberg, onder den naam van de Oranje-Rivier Souvereiniteit.
Doch de Boeren te Winburg wilden zich daarmede niet vereenigen en kozen den heer Andries Pretorius als commandant generaal, namen het kleine garnizoen te Bloemfontein gevangen en joegen alle Engelsche ambtenaren over de rivier. Sir Harry Smith, die zich toen deze gebeurtenissen plaats vonden, reeds weder te Kaapstad bevond, verzamelde een groote strijdmacht, en den 29 Augustus 1848 had bij Boomplaats een gevecht plaats, waarbij de Boeren werden verslagen.
Allen, die een ingewortelden afkeer hadden van Britsche heerschappij trokken nu haastig over de Vaalrivier, en geene poging werd aangewend om hen te achtervolgen. Het Souvereiniteits-gouvernement werd opnieuw opgericht, en een veel grooter garnizoen dan vroeger werd te Bloemfontein gelaten.
De plaatsen van de blanken, die vertrokken waren, werden ingenomen door nieuwe emigranten uit de Kaapkolonie, waarvan velen Engelschen waren, zoodat sedert dien tijd het souvereiniteitsgebied uit personen bestond, die òf vriendschappelijk gezind waren jegens het Britsche gouvernement òf althans daarop niet zeer verbitterd waren.
Aldus was aan de onafhankelijkheid van den Oranje-Vrijstaat een einde gekomen en zes jaren zou nu de Britsche overheersching weder duren.
De gevluchte Boeren trokken na de annexatie van Vrijstaat over de Vaal, waar zij zich met de daar reeds wonende kolonisten vereenigden; een groot deel bleef echter in het land wonen. Zooals wij boven reeds zeiden duurde de Britsche overheersching in Vrijstaat slechts zes jaren.
Nadat in 1852 met Pretorius en zijn over de Vaal uitgeweken mannen het Tractaat van Zandrivier gesloten was, waarbij de Transvaal onafhankelijk werd verklaard, volgde in 1854 de onafhankelijkheidsverklaring van Oranje-Vrijstaat tengevolge van eene gewijzigde Engelsche politiek, die thans onafhankelijke staten wenschte tusschen de Kaapkolonie en de inboorlingen.
Ongeveer een millioen gulden betaalde Engeland als vergoeding voor geleden verliezen.
Toen zoo de twisten tegen een buitenlandschen vijand uit den weg waren geruimd, kwamen de onderlinge weder aan den dag.
Pretorius streefde er n.l. bij voortduring naar den Vrijstaat bij de Transvaal in te lijven, en wel baseerde hij dit op wegens aan de Vrijstaatsche Boeren bewezen diensten.
Toen hij in 1856 in persoon zijne eischen aan den Vrijstaatschen Volksraad voorlegde, dreigde deze hem gevangen te nemen, indien hij niet binnen 24 uren de stad verliet.