Een wonderlijke reiziger.
Generaal Nicolls uit Nieuw-Orleans in Noord-Amerika, een oude vechtgeneraal, die een oog, een been en een arm bij verschillende gelegenheden in den krijg had verloren, hield veel van een grapje. En zoo vertelde hij graag de volgende geschiedenis:
Toen ik eens in een hotel te Mobile was, was een negerjongen aangewezen om mij als kamerknecht te dienen. Toen mijn bagage was uitgepakt en de bediende mij had geholpen bij het ontkleeden, zeide ik:
‘Nu, Sam, doe mijn been af.’
Sprakeloos staarde Sam mij aan, maar deed niets.
Ik schroefde daarop het kunstbeen los en legde het heel voorzichtig weg in het lederen foudraal.
‘Doe mijn arm af,’ vervolgde ik.
‘Genade, genade,’ gilde Sam; ‘ik heb nog nooit in mijn leven den arm van een heer afgedaan,’ gilde hij, bleek van schrik.
‘Je bent een handig bediende,’ zeide ik. ‘Niets is gemakkelijker dan te doen wat ik je vraag.’ Meteen deed ik den arm af en legde dien bij het been. Daarop stapte ik in bed om te gaan slapen.
‘Wacht even, doe nog even mijn oog uit, dat is gemakkelijker voor me.’
Maar Sam bleef hulpeloos met zijn rug tegen de deur staan, in doodsangst voor dezen vreeselijken gast.
‘Sam, neem mijn hoofd af,’ zeide ik ten slotte.
Dat was te veel.
De ongelukkige Sam rende de trappen af naar het kantoor, niet anders dan voortdurend roepende:
‘Help, help! De mijnheer van No. 48 neemt zich heelemaal uit elkaar.’