Gertrude.
Oorspronkelijke Novelle door Ellen Forest.
(Vervolg en slot van blz. 24.)
Lizzy keerde zich om en smeet de deur achter zich dicht, mompelende: ‘Hij is gek!’
En daar binnen in de koude kamer zat hij en streed zijn zwaren strijd. - Blijven of gaan - en weer hoorde hij een lieve stem smeekend zeggen: ‘Blijf! Blijf - vooral nu! Denk aan Lizzy, denk aan je kind!’
‘Fer!’
‘Ja, Lizzy, wat is er, kindje?’
‘Fer, kan je me alles vergeven wat ik je die twee jaar van ons trouwen misdaan heb?’
‘Stil nu, Lizz, houd je kalm!’
‘Waar is onze jongen, ons kind? Slaapt hij?’
‘Ja, wijfje, maar slaap nu ook. Toe, dan kom ik bij je zitten.’
‘Och, laat me wakker blijven, ik zal spoedig den langen slaap ingaan.’
‘Toe, wees nu stil, en zeg geen dwaze dingen!’
‘Fer, ik voel het zoo goed, en 't is gelukkig. Ik zou nooit een goede moeder zijn geweest voor onzen jongen.... en Fer?’ zij zocht even zijn hand.
‘Ja, vrouwtje!’
‘Ik woû zoo graag dat je Trude schreef om te komen, dan zal het sterven mij zooveel gemakkelijker vallen. Maar spoedig! Telegrafeer om haar!’
‘O, God, ook dàt nog,’ maar hij antwoordde kalm: ‘Ja, vrouwtje.’
Nog dienzelfden avond kwam Gertrude. Ferdinand ontving haar. Een handdruk was de eenige groet. Toen, gejaagd, vertelde hij haar alles. Gertrude antwoordde niets, maar ging regelrecht naar de slaapkamer.
‘Trude!’
‘Lieve, beste Lizzy!’
't Was reeds lang duister, en nog zat Gertrude bij het bed. Toen de baker binnenkwam met licht, ging Gertrude heen, om zich wat te verfrisschen en te verkleeden.
Drie weken gingen voorbij. Gertrude zag Ferdinand nooit dan in de ziekenkamer.
't Was een koude avond, voetstappen kraakten op de hardbevroren steenen. De gasvlammen flikkerden beverig en verlichtten grillig de lange straten.
In de ziekenkamer zat Gertrude bij het bed.
‘Trude!’
‘Hier ben ik!’
‘Roep Fer, gauw, heel gauw! 't Is nu haast voorbij.’
‘Ik zal hem roepen, als je die dwaze gedachten laat varen.’ Uiterlijk kalm, maar inwendig diep bewogen ging Gertrude naar de deur. Zoo gauw zij deze achter zich dicht had, vloog zij naar Ferdinand's kamer op de eerste verdieping.
Hij zat met gebogen hoofd en staarde in het vuur. Toen de deur kraakte zag hij op.
‘Gertude!’ hij wilde haar hand grijpen, doch zij weerde hem af en zeide kalm:
‘Kom!’
Toen verdween zij weder, maar hij wist wat nu volgen zou.