samengebonden, scheen een te zware vracht voor het fijne, fraaie kopje.
Zij was in een eenvoudig grijs reisjaponnetje gekleed, een zwarte matelot dekte haar hoofd. Haar stem, kalm en ernstig, klonk als muziek. Neen, voor zóó'n vrouw-dokter was hij niet bang.
Zij spraken verder over Nordau, Büchner en Zangwill, en Ferdinand Baldesperger vond het heerlijk om hare opinie over alles te hooren, ten laatste minder luisterend naar de woorden dan naar de heerlijke, kalme stem.
Hij, die zoo had uitgevaren tegen die onbekende vriendin, hij vond haar nu een verkwikkende uitzondering op de gewone soort meisjes met hare niets beduidende gesprekken.
‘Lizz, ik wilde, dat je je wat minder met neef Wim, en wat meer met mij bemoeide!’
‘Gut, Fer, wat scheelt je? Je ziet er de laatste dagen als een geest uit, ben je zoo jaloersch? Ik dacht dat jij en Trude het goed kondet vinden, daarom liet ik jelui maar scharrelen en hield ik dien eenzamen Wim wat gezelschap.’
‘Nu, je weet wat ik je gevraagd heb, en ik hoop dat je het doen zult. Ik heb evenmin iets tegen Trude als tegen Wim, ik vraag je alleen maar of jij mij wat minder aan mijn lot wilt overlaten.’
‘Niets liever, schat, maar ga nu naar huis.’
Zij kuste den geliefde op beide wangen en hij, in een ingeving, nam haar in zijn armen en drukte vurige kussen op hare roode lippen - - voor 't eerst sedert de laatste tien dagen! Toen liet hij haar los en spoedde zich weg.
't Was een eenzame weg van de villa naar zijn kamers in het naastbijliggende kleine stadje, en Fer had vaak 't land aan deze wandeling gehad. Heden niet. Langzaam liep hij voort. De zwarte boomen staken als sombere spoken tegen de lichtgrijze lucht af; de rivier stroomde effen grijs, met eenige zwarte vlekken waar schaduw van boschjes of knotwilgen haar verduisterde, kalm en met regelmatig geklots voort. Alles was somber en doodsch, geheel in overeenstemming met de ziel van den eenzamen wandelaar.
Drie weken was zij er nu reeds, Gertrude, en bijkans voortdurend waren hij en zij samen geweest. Eerst was het plagerij van Lizzy, die hen steeds bij elkaar bracht, en daarna - o, God!.... Ja, hij wist het maar al te goed, hij beminde Gertrude. - En Lizzy? Die aardige, speelsche Lizzy? - O, hoe had hij ooit datgene, wat hij voor haar gevoelde, voor liefde kunnen houden! Ja, die rozenlippen, hij had ze gekust en gedacht dat hartstocht liefde was. Ha! nu wist hij beter, nu - - nu het te laat was! Te laat! - Dat vreeselijk woord speelt de hoofdrol in bijkans alle menschenlevens.
Voor Lizzy in haar fladderend neteldoeksch kleedje, met de ravenzwarte lokken en aanhalige maniertjes, had hij nog steeds hetzelfde gevoel. Maar Gertrude. Neen, haar waagde hij het niet beet te pakken en te kussen. Zij was heel anders. Een godin, een priesteresse gelijk had hij met haar kunnen wandelen door dichte bosschen, over eenzame heidevelden, zonder haar aan te raken, alleen luisterend, gretig naar de duidelijke, kalme, lieve stem.
Lizzy was een speelpopje - zij een vrouw!.... Te laat!
Heden had Gertrude het gemerkt. Hij gevoelde het, en zij had het getoond door eensklaps te vertellen dat zij wegens onverwacht drukke bezigheden tot haar spijt haar verblijf op ‘Villa Agneta’ moest bekorten, en onmogelijk tot aan de bruiloft blijven kon.
Zij handelde goed. Hij was immers niet vrij. - Over een kleine drie weken zou hij zich immers voor altijd verbinden met.... Lizzy.
En zwarter nog schenen de boomen, waarvan de lange, knokkige armen hem schenen te willen wurgen. Hij voelde reeds zijn keel als toegesnoerd.
Met Lizzy! - En Gertrude... weg, alleen haar levenspad bewandelend, vechtende tegen het vooroordeel der ruwe, koude, haar niet begrijpende wereld.
‘Ik rijd met neef Wim! Ik ben boos op Trude. Het is heel leelijk van haar om mij in den steek te laten en mijn bruidsmeisje niet te willen wezen, nadat ze 't mij eerst beloofd had! 't Staat haar heel leelijk om zoo ineens weg te gaan, en ik ben blij, dat ik niet van die uit den grond oprijzende plichten heb, die mij op stel en sprong uit al mijn genoegens wegroepen,’ zeide Lizzy pruttelend den volgenden morgen.
‘Ik rijd heel graag met juffrouw De Waal, maar je zult nu voor dit keer eens niet je zin hebben,’ antwoordde Ferdinand lachend.
‘Dat zal ik wèl. Vooruit Wim, stap in!’
Wim gehoorzaamde, en nu bleef Ferdinand niets anders over dan in de andere dogcart bij Gertrude plaats te nemen.
Hij beet zich op de lippen. ‘O Lizzy, waarom maak je 't mij zóó moeielijk!’
Eerst zaten ze zwijgend naast elkaar. Hij hield de teugels en zag slechts nu en dan even tersluiks haar aan.
Eensklaps greep hij een harer handen, met de andere de teugels houdend.
‘Gertrude.’ Zij schrikte op. ‘Gertrude, ik moet je wat zeggen.’
‘Neen, zeg het niet, ik weet wat je zeggen wilt. Het is daarom dat ik heenga. Ik heb het gevoeld en zal je helpen je plicht te vervullen. Kom uw eenmaal gegeven woord na; trouw Lizzy, zij is een lieve, beste meid, en vergeet dan die korte liefde voor mij, zooals ik ook de mijne voor....’
‘Je hebt mij dus ook lief!!’ jubelde hij. De anderen waren ver vooruit, een hoek om.
Zij keek hem vlak in 't gelaat: ‘Ja!’
‘En je gaat weg?’
‘Ik ga, juist omdat ik je liefheb. Er zijn twee factoren hier: liefde - en - plicht. - De laatste gaat voor.’
Als onder een zware veroordeeling liet hij het hoofd hangen, toen - eensklaps, trok hij haar tot zich en voor 't eerst en 't laatst kusten zij elkaar.
Toen Gertrude heengegaan was, en Ferdinand en Lizzy weder alleen waren, schenen hem de drie verloopen weken een schoone droom, en langzamerhand geraakte hij weder onder de bekoring zijner dartele, speelsche bruid. Maar hoewel uiterlijk schijnbaar dezelfde, had er toch innerlijk een groote ommekeer in hem plaats gegrepen.
Na de eerste weken van hun huwelijk, die in Noorwegen doorgebracht waren, begon Ferdinand zich geheel in boeken en studie te verdiepen. Hij had met Gertrude gesproken over godsdienst, en nu las hij theologische werken, moderne en orthodoxe. Hij las over realisme, atheïsme etc. en vormde zich ten laatste een eigen opinie over alles. Uitgaan naar soirées, diners, opera enz., had geen bekoring meer voor hem. Hoe langer hoe meer trok hij zich van alles terug en Lizzy, die vast besloten was niet als een non opgesloten te zitten, begon alleen de invitaties aan te nemen. Zij verveelde zich thuis; zij had behoefte aan afleiding, aan variatie. Zij begreep er toch niets van als Ferdinand haar voorlas. Waarom was zij ook niet met Wim getrouwd? Wim was een vroolijke, gezellige vent, die zag er niet tegen op om met haar naar den schouwburg of naar een concert te gaan, of haar van partijtjes en avondjes te komen halen.
Soms kwam Wim al om zes uur, dan bleef hij eten en theedrinken, en rookte - terwijl Lizzy zich kleedde - met Ferdinand een sigaar.
Dan, als Lizzy terugkwam, gingen zij samen heen, en bleef Fer alleen achter bij zijn boeken.
Op die lange avonden, als de lamp haar zacht schijnsel door de kamer wierp, en het vuur in den haard was uitgegaan, zat hij over zijn boeken en... las - ja, soms, want