gaande galerij voert, toegang gevende tot een reeks van slaapvertrekken, bevat meesterlijk snijwerk en is een van de smaakvolste versieringen van het kasteel. Onwillekeurig bevolkte ik de trap met al de hooge personages, die mij van de wanden hadden aangestaard en waarvan velen hier in den loop der twee eeuwen de gast zijn geweest. Want de Bentinck's en de Reede's kwamen steeds met de aanzienlijksten van hun tijd in aanraking.
Om het wonen op Middachten ten volle te apprecieeren moet men historisch gevoel hebben; de moderne eischen van comfort komen in zoo'n oud gebouw natuurlijk niet volkomen tot hun recht. Wie meer gesteld is op centrale verwarming, waterleiding met badgelegenheden en electrische verlichting dan op geheimzinnige hoekjes, waarin de schimmen van een voorgeslacht huizen, zal de bewoners van Middachten niet benijden. Evenmin wie bang is voor malaria, want huis en park liggen beide, naar ouderwetschen trant: ‘met graften omgraven’.
Voor den wandelaar, die om het kasteel heenwandelt, vormen die grachten echter een groote bekoring. Ik denk hier voornamelijk aan een punt aan de zuidzijde, waar de buitenste gracht zich verbreedt tot een vijver, dien ik op een eersten zomerdag van dit jaar gevat zag liggen in een krans van paarse rhododendrums en goudgele irissen. Van geheel Middachten was dit wellicht het schoonste plekje. Het oude kasteel met zijn verweerde kleuren lag daar zoo sprookjesachtig tusschen dien zinbedwelmenden opbloei van nieuw, jong leven, dat afstraalde en afgeurde van de goudenregens en meidoorns, van de kastanjes en seringen, en achter ons opschitterde uit de goudgestippelde weiden, omzoomd door het grijze geschemer van de wilgen en popels van den IJsel.
Dat is een zwak beeld van wat het oog zag. Wie beschrijft de onzichtbare genietingen van alle zintuigen op zoo'n eersten, warmen, zondoorgloeiden zomerdag buiten, van al die wonderzoete geuren die in de lucht zweven en zich mengen, van al die wondervolle geluiden der in liefdegloed ontstoken vogels of van die zachte streeling van de nauwelijks bewegende lucht....
Wie over dit bevoorrecht hoekje van Gelderland schrijft, is met het kasteel en de laan van Middachten nog verre van uitgepraat. Er is hier groote verscheidenheid van natuurgenot; De Steeg is het uitgangspunt voor een aantal wandelingen en rijtoeren, die bij groot verschil van omgeving in één opzicht overeenstemmen, n.l. van alle in hun soort volmaakt te zijn.
Of zaagt ge ooit zulke heerlijke boomen als in het park van Rhederoord? Van meer boomen dan waarvan ge de namen kent, vindt ge hier prachtexemplaren. Boomen, wier groeiwijze door geen neuswijze tuinmansjongen besnoeid werd, en nu deze verstandige zorgeloosheid beloonen door al hun schoonheid van tak en blad voor u uit te spreiden. Hier beseft men wat er aan onze boomen gewoonlijk misdaan wordt. Elke jongen, die pootig genoeg is om bijl of hakmes te hanteeren, meent het snoeien te verstaan; ‘snoeien is geen kunst,’ zeggen ze en zoo maken ze van mooie boomen bezemstelen.
En wat dunkt u van die met dennen en sparren begroeide heuvels achter het park, van dien aromatischen geur daar en dat frisch groene zomerkleed, dat de kleine myrtillus er bezig is te spreiden? Opgetogen volgt ge de slingerpaden naar omhoog, tot ge op de hei staat en u tusschen bremstruiken en kattendoorns een weg baant naar dat blinkende gulle spoor, dat tusschen twee heideheuvels verdwijnt en u schijnt mee te lokken naar het geheimzinnige onbekende. Volgt die lokstem maar eens. Kiest daartoe een zonnigen dag, als de wind uit het noorden witte wolken als groote zeilschepen drijven doet door het blauw en zware slagschaduwen over de ericavelden beneden als sloepen hen volgen. Dan is het op zijn mooist in de hei, dan is het er ook frisch en is de atmosfeer helder voor de uitzichten. En huurt dan in De Steeg een hutselkarretje, zoo'n klein tweewielig wagentje met een sterken Gelderschen hit er voor, dien ge zelf besturen moogt en waarmeê ge langs de zandsporen van hei en bosschen diep kunt doordringen tot in het hart der Veluwe, waar alle teekenen van menschen en beschaving ophouden en ge u eens een oogenblik kunt inleven in de natuur zooals zij was en is en wezen zal. En zoo ge kunt, neemt dan ‘de liefste’ mee - anders zoudt ge u licht wat eenzaam voelen op die eindelooze hei. En bloeit de erica, plukt u dan een kar vol van die liefelijke paarse bloemen... dan valt de liefste zacht, als zij bij het wilde afrennen van de heuvels in het hotsende hutselkarretje eens mocht afglijden van het gladde bankje....
Verrassend zijn de uitzichten die ge van de hooge heitoppen genieten zult. En voor wie tegen het gehutsel over ongebaande wegen mocht opzien, wijs ik op een nog al te weinig bekenden rijweg, die de verrukkelijkste vergezichten opent over het lage land van den IJsel, mijlenver in het rond, tot waar de bergen van Kleef en de heuvels van Elten en Monferland met een blauwen rand den horizon afsluiten. Die rijweg begint in de oprijlaan van het buitengoed Heuven en leidt dwars door dat schoone goed naar de hooge hei er achter, om over den Zypenberg naar Beekhuizen af te dalen.
Ook Monferland is een bezoek ten volle waard en voor fietsers gemakkelijk uit De Steeg te bereiken. Men moet zich dan bij het witte veerhuis over den IJsel laten zetten om den grintweg naar Bingerden te kunnen volgen.
Dat witte veerhuis is een mijner lievelingspunten. Hoe dikwijls gingen wij daarheen op mooie, stille avonden, om te zien hoe de laatste zonnestralen de hooge populieren en grijsblauwe wilgen vergulden... als de koeien aan den overkant aan de rivier kwamen drinken, de melksters den dijk afkwamen en het geknars van den ketting der veerboot, die de hooiwagens van den overkant overgierde, het eenige geluid was dat de stilte van dit heilige, gouden avonduur verbrak.