Russische emigranten op weg naar Siberië.
Sedert ongeveer een eeuw heeft elk jaar uit de vrij dicht bevolkte streken van Zuid-Rusland een exodus plaats van boeren naar de schraal bevolkte oorden van Siberië, doch eerst in den laatsten tijd heeft deze uittocht een eenigszins aanzienlijken omvang gekregen, nu de Russische spoorwegen in Siberië hun voltooiing beginnen te naderen. In 1896 - het laatste jaar waaromtrent ambtelijke gegevens bekend zijn - verhuisden er niet minder dan ¼ millioen zielen uit Rusland naar de overzijde van den Oeral.
De formaliteiten om uit te mogen wijken, zijn zeer eenvoudig. Een certificaat machtigt den houder Europeesch Rusland te verlaten, mits hij daardoor niet aan zijn eventueele schuldeischers tracht te ontsnappen. Zoodra het bewijs is verkregen, wordt de emigrant per trein naar Tchelyabinsk gebracht, de grensstad van westelijk Siberië, waar de emigranten ‘gesorteerd’ worden, en worden toebedeeld aan de verschillende streken, die voor kolonisatie zijn opengesteld. Ieder krijgt dan een strook land, waarvan de grootte afwisselt naar gelang van de vruchtbaarheid en de meer of mindere bereikbaarheid.
De grond wordt den emigrant afgestaan voor altoos, mits hij zijn bezitting blijve bebouwen; echter blijft deze het eigendom van den Staat en kan niet worden overgedragen noch verkocht.
In het begin der lente begint het seizoen om te verhuizen, en tot midden in den zomer blijft dit voortduren.
Onze plaat geeft een afbeelding van een troep landverhuizers op weg.