De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 1
(1899)– [tijdschrift] Huisvriend, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdToen en nu.
| |
[pagina 367]
| |
Een eeuw ongeveer hielden Gedeputeerden aldaar verblijf, maar toen deed de bouwvallige toestand van het gebouw Burgemeesteren van Haarlem besluiten om het pand te verkoopen, en verwierven zij 16 December 1732 bij koop voor f 60.000 het eigendom van de vrouwe van Renswoude, gelegen aan den Korten Vijverberg op den hoek van het Doelenstraatje. In 1733 werd het pand in de Lange Houtstraat van de hand gedaan voor f11.000. Het nieuw aangekochte pand, in 1635 gebouwd door Gerrit Maes, had een deftig aanzien; haast zou men zeggen vorstelijk, waartoe medewerkte een, boven het huis, zich verheffend vierkant torentje, dat in een koepeldak uitliep, en ongeveer de helft der 18de eeuw schijnt afgebroken te zijn. Historische waarde verkreeg dit gebouw in 1798, toen zich aldaar op 22 Januari een 50-tal volksvertegenwoordigers, onder voorzitterschap van Midderigh, des morgens vroeg, vereenigden tot voorbereiding van den Coup d'état, die de Nationale vergadering in eene constitueerende, representeerende het Bataafsche volk, zou veranderenGa naar voetnoot1). In Aug. 1803 verkocht Haarlem zijn luisterrijk Logement voor f 12.000, dus een vijfde van de vroegere koopsom, en sedert dat jaar werd het in 2 deelen gesplitst. Een aardig kijkje in de huishouding van zulk een Logement verkrijgt men door kennis te nemen van de verschillende instructies voor den ‘Castelijn en Castelijnesse’. De instructie voor deze functionarissen voor Haarlem bleef bewaard. Zij moesten wezen ‘nugteren en bekwame Personen haer het huyshouden en de menagie en in het bisonder het geen de keuken conserneerd wel verstaande’. Zij hielden verblijf in, en opzicht over het Logement, en moesten het te hunnen koste behoorlijk schoonhouden. Noodige reparaties moesten zij onmiddellijk ter kennis brengen van den Burgemeester ter dagvaart, maar mochten eigenmachtig handelen bij storm, onweer en dergelijke omstandigheden, indien er iets ‘ontramponeerd’ mocht zijn, of ‘zware leckagie’ was ontstaan. Meubelen en zilver moesten zij bewaren en ‘wel rein ende schoon houden’. Inventaris was daarvan opgemaakt. Alle nieuwe jaren werd hij gerevideerd. Bij overlijden of vertrek moest de inboedel daarnaar worden overgegeven aan den opvolger. Zaken betreffende de huishouding en de keuken, het beddegoed enz. moesten de functionarissen bijleveren, en bleef hun eigendom. Dit gold ook de inrichting van het jacht, waarmede de Heeren kwamen en gingen. Verwarming en verlichting was ook hun zaak. Vier vaste vuren gedurende het winterseizoen behoorden tot het eerste. Een in de eetzaal, een in de zijkamer daarover, en een op iedere kamer van de Heeren Pensionarissen. Het vuur in de eetzaal moest bijtijds, vóór het opstaan der Heeren aangelegd zijn, en het vuur in de zijkamer vóór 9 uur des morgens. Wat betreft de verlichting moesten zij verschaffen 4 kaarsen in de eetzaal, 2 op de kandelaars, en 2 op de armpjes voor den schoorsteen, een kaars in den lantaarn in het voorhuis, en een in ieder van de lantaarnen op de trap, en voor ieder Heer een kaars, wanneer de Heeren op hun slaapkamers zijn, en 2 kaarsen in iedere kamer, indien daar menschen zijn om iemand van de Heeren te spreken. Bij visites of indien er gasten in de eetzaal waren zullen op de kronen en elders zooveel meer kaarsen moeten branden als gerequireerd zullen worden. Gereed moesten blijven onaangestoken kaarsen op kandelaars om komend bezoek voor te lichten, en een onaangestoken kaars op een blaker om de voordeur te openen. Verder moesten zij verstrekken ‘een ordentelijke Maaltijd’; des morgens een ontbijt van brood, boter en kaas, doch geen avondmaal. Zij moesten zorg dragen ‘dat de spijs in zijn soort goed ende wel, en na behooren geprepareerd zij’. Gelijkerwijs zorgden zij voor het middagmaal in het jacht. De Kastelein en de Kasteleinesse leverden het bier, dat dagelijks in het Logement ‘geconsumeerd’ werd, uitgenomen ‘de MolGa naar voetnoot1) die de Heeren voor haar zelfs doen inleggen’. Tusschentijds ‘gelijk als in een Herberge’ behoefden zij geen bier te geven ‘anders als in alle redelijkheid’, aan den Bode of aan de knechts. Te hunnen koste moesten zij onderhouden twee dienstmeidenGa naar voetnoot2); zij moesten ‘zig eerbiediglijk tegen de Heeren gedragen’; opzicht over het huishouden houden; en, in het bijzonder, zorgen dat de dienst van de Heeren ‘nae behooren en met alle vigilantie geschiedde’. Den bode en den knechts moesten zij minzaam bejegenen, nauw toezien, dat er geen disordre geschiedde, en zich niet met hen in woorden of ‘kijvage’ inlaten. De boodschappen, bij absentie van de Heeren, aan het Logement gedaan, moesten ‘pertinentlijk’ aangeteekend worden op een lei, welke daartoe in het portaal hing. Die lei moest aan de Heeren, in Den Haag komende, worden vertoond. Waren de Heeren in Den Haag, dan moesten zij den bode of den dienstdoenden knecht roepen. Als de Heeren op de slaapkamers waren moest het huis alom gesloten worden. De knechts mochten dan niet meer uitgaan of uitblijven. Zeer nauw moest toegezien worden op brandgevaar. Een der maatregelen was het ‘vuur en ligt, voor dat zij naar Bed gaan nae behooren bergen en weg nemen’. Voorts moesten zij alles doen ‘hetgeen een goed en getrouw Castelijn en Castelijnesse schuldig is te doen’. ‘Voor alle welke diensten, - dit is artikel 36, - moeiten, onkosten, leverantiën, zij van stadtswege zullen genieten’ een tractement van f 1200. Daarenboven van de Heeren, in 't particulier, in 't Logement etende voor ieder Heer of Vrouwe voor middagmaal en ontbijt 33 stuivers, en in het jacht 21 stuivers, en indien een avondmaal geordonneerd werd 18 stuivers. Voor den bode en de knechts bedroeg deze vergoeding voor ontbijt 6, middagmaal, waar ook gebruikt, 12, en avondmaal 6 stuivers. Over en weer was een tijd van zes maanden gesteld wat betrof het opzeggen, behoudende Burgemeesteren het recht om Kastelein en Kasteleinesse terstond te ontslaan bij geldige redenen. De geheele instructie bestond uit 45 artikelen, en was vastgesteld 11 Juli 1739. Slechts het belangrijkste hebben we medegedeeld. 4 September 1751 werden nog vijf poincten ‘gestatueerd en vastgesteld’ omtrent de consumptie, voornamelijk den wijn, en het verblijf houden in het Logement door anderen dan ‘buyten de Heeren van den dagvaert’. Met Haarlem hebben we nu afgedaan, en dus ook met de dépendance van het Hôtel de l'Europe. Het eigenlijke Hôtel strekte ten verblijf aan de Heeren van Delft en Gouda, en later aan die van Delft en Brielle. Delft en Gouda kochten in 1659 het pand grenzende noordwaarts aan den eigendom van juffr. Van Dorp, en zuidwaarts aan het Logement van Haarlem. Het behoorde in eigendom aan Joh. Middelcoop, en werd bewoond door den Heer Gent. De koopsom bedroeg f19.800. | |
[pagina 368]
| |
Het oude en bouwvallige gebouw werd voor rekening der beide steden in orde gebracht, en van meubelen voorzien. De inrichting was zeer weelderig. Zoo voorzag de beroemde Maximiliaan van der Gucht te Delft het van een tapijtbehangsel, dat, tegen f 7.50 per el, f 1890 kostte. Een tapijtwerker te Gouda bekleedde 24 stoelen, en leverde daarbij een tafelkleed voor f 442, terwijl Samuel Huls in Den Haag ruim 165 el goudleer leverde tegen 58 stuivers
bellenblazen. Naar E. Lancerotto.
de el. In 1707 gingen de steden scheiden. De slechte toestand der geldmiddelen van Delft noodzaakte haar bestuur om op goedkoopere gelegenheid bedacht te zijn, en de stad verkocht haar helft aan Brielle, maar dit tweede huwelijk van Gouda was niet erg gelukkig. Gouda en Brielle stelden wel een reglement op de huishouding vast, en regelden alles naar behooren, maar het huwelijkscontract scheen voor verschillende uitleggingen vatbaar, zoodat er al spoedig geschillen verrezen, die weldra een ernstig karakter aannamen. Brielle bood haar helft aan Gouda te koop aan, maar men kon het niet eens worden, en nu moest het huis, in 1721, in openbare veiling gebracht worden. Het werd gekocht voor f 12.500 door den Heer Van der Dussen, burgemeester van Gouda. Hij deed dit voornamelijk om te trachten de gerezen onlusten nog bij te leggen, maar tevergeefs. Brielle wilde niets van het bemiddelingsvoorstel weten, en trok er uit. Het voorstel van den vredestichtenden Burgervader, ‘om met vergeving en vergeting van tusschen beide steden gerezen oneenigheden, als vroeger in alle vriendschap te zamen te wonen’, werd door Brielle gewezen van de hand. Hoe fraai het gebouw ook was ingericht, toch knaagde de tand des tijds er met onverbiddelijke woede aan. In 1754 was het zoo vervallen, dat naar een ander gebouw werd omgezien. Eerst in 1757 slaagde Gouda, en betrok het huis in het Lange Voorhout, thans bekend als dat der Rekenkamer. En zoo hebben we dan nu de lotswisselingen van de beide huizen vermeld. In 1806 vinden we in het verpondingsboek als eigenaars der beide Logementen Haarlem, en Delft-Gouda-Brielle opgegeven J.G. Matthis van Haring-Carspel, en A. Teixera; later gingen zij over in handen van J.C. Graaf van Bijlandt, en de Erven Teixera, om in beide families te blijven tot in 1843. Eigenaar werd alstoen Josephus de Witt, en in 1866 F.J. Paulez, om ze in onze dagen terug te vinden in handen van de veuve Bongers, wier Hôtel de l'Europe met roem bekend is. En thans zal in het groote gedeelte hun intrek nemen de 1e Secretaris der Turksche legatie Rechid Bey, Graaf Czaikowski, en zijne gemalin Gravin Czaikowski, geboren Van der Bilt, kleindochter van den Amerikaanschen geldkoning.Ga naar voetnoot1) Wat al wisselingen hebben die beide gebouwen gekend. Eerst dienden zij tot huisvesting van deftige Haagsche families. Toen kwamen en gingen er Gedeputeerden van de Stemhebbende Steden, en was de politiek er, zooals gemakkelijk te begrijpen is, de hoofdschotel van het dagelijksch onderhoud. Daarna werden het de woonhuizen van adellijken in den lande. Eenerzijds bracht de rijke Portugeesche Israëlietische familie er de weelde van het Oosten over; anderdeels zetelde er, in verschillende geslachten, een der oudste takken van den Nederlandschen adel, wiens leden nu nog in eer en aanzien staan. Als Hôtel de l'Europe was het wederom een komen en gaan. Feestpartijen en gastmaaltijden braken het eentonige, den dagelijkschen sleur van het hôtelleven. Wetenschappelijke voordrachten werden er gehouden, diepzinnige debatten gevoerd, als de zalen waren afgestaan voor vergaderingen en lezingen. Thans zal de mondaine wereld er hoogtijd houden. Galarokken en baltoiletten zullen schitteren in een zee van licht, en met ongemeenen glans zullen de diamanten en paarlen van Gravin Czaikowski haar, als een planeet aan het firmament, doen lichten en fonkelen, en tal van bewonderaars en aanbidders magnetisch tot zich trekken. Den Haag. A.J.S.v.R. |
|