blik op Frederiks gelaat, waarin opeens de grootste angst te lezen stond, deed haar kracht behouden en zich sterk gevoelen, hem langzamerhand alles mede te deelen, wat er sedert zijn vertrek op Woudzicht was voorgevallen.
Nog geruimen tijd nadat Frederik het noodlottig nieuws had aangehoord, 'tgeen hem door Eva zoo geleidelijk mogelijk in een lang verhaal was medegedeeld, opdat de schok hem niet te plotseling zou treffen, zat deze met het hoofd voorovergebogen, steunende op den rechterarm, welke op de tafel rustte. Zijn mannelijk schoon gelaat, door de zon gebruind, weerkaatste de zielesmart, die hem opnieuw had getroffen, en geruimen tijd zaten beiden ter neêr zonder een enkel woord te spreken.
Nadat Eva eindelijk voor een koelen dronk en eenige verfrissching had gezorgd en Frederik zich op die wijze eenigszins hersteld had, hervatten zij weder langzamerhand het gesprek, dat echter onwillekeurig steeds terugkeerde op het overlijden der arme Agnes en den ongelukkigen, hulpbehoevenden toestand van tante Ursula. Zoo ging Eva er nu ook langzamerhand toe over, om Frederik mede te deelen hoe zij het plan had opgevat, om van de laatste rustplaats der lieve Agnes een fotografie te doen vervaardigen, welke zij den volgenden morgen aan juffrouw Ursula ter gelegenheid van haar verjaardag wilde doen toekomen. En toen zij bemerkte dat het bezichtigen van het portret den geschokten man werkelijk eenige, ofschoon weemoedige afleiding bracht, vervolgde zij na eenig aarzelen: ‘Behalve al deze droeve berichten is er toch ook nog een goed nieuws voor u, dat ik met opzet tot nu toe verzweeg, om aan die groote verwonding, u tegen mijn wil veroorzaakt, eenige verzachting te bieden.’
‘Een blijde tijding na zooveel leed, nu, ik ben daarmede in den laatsten tijd niet verwend geworden. Mag ik eens raden, juffrouw Langhorst?’
‘O ja! Zeker!’ antwoordde Eva, zonder hare oogen op te slaan.
‘Mevrouw uwe moeder is weder geheel hersteld?’
‘Neen, God gave dat 't zoo ware.’
‘Uwe lessen zijn zeer toegenomen?’
‘Juist geraden, maar 't is niet wat ik bedoel. Het verblijdend bericht is van grooter beteekenis. Wacht, ik zal 't u opschrijven,’ vervolgde Eva, die met haastige hand eenige woorden op de nog voor haar liggende gescheurde enveloppe schreef en deze daarna Frederik overhandigde, tegelijk hare oogen opslaande, welke zij nu strak op zijn gelaat gevestigd hield, als wilde ze haar blik doen doordringen tot op den bodem zijner ziel.
Frederik las: ‘Ik heb uw broeder mijn hand geschonken,’ maar deze enkele woorden waren voldoende geweest, om zijne oogen voor een oogenblik te doen sluiten en hem een gesmoorden snik te doen uitbrengen, waarna zich zijne lippen vast op elkander drukten.
Dit alles, hoewel 't werk eener seconde, was echter aan Eva's blik niet ontgaan - en toch bezat zij nog geene zekerheid en wist zij nog niet wat zij weten wilde, want reeds 't volgende oogenblik had Frederik zich geheel hersteld, streek het couvert weder glad, dat even te voren door zijn gebalde vuist was verkreukeld, en sprak hij met vaste stem: ‘Ja, wel is dat bericht van groote beteekenis; welk een vreugde, welk een groot geluk voor dien besten broeder. Ge zult mij dus een liefhebbende zuster zijn, Eva? Beloof mij, zuster, dat ge Gerard gelukkig maken zult, en wees verzekerd dat uw beider geluk het mijne is.’
Eva legde daarna haar hand in de haar aangebodene en sprak, terwijl hunne blikken elkander ontmoetten: ‘Ik beloof 't u, zijn geluk zal mij steeds voor oogen staan.’
Wat zij ook aanwendde om Frederiks gemoedstoestand op diens gelaat te mogen lezen, alles tevergeefs; uit dat gelaat sprak alleen wilskracht, energie en vastberadenheid; en toen zij eenige oogenblikken later van hem afscheid had genomen, droeg zij de overtuiging met zich, dat tante Ursula juist had geoordeeld, toen zij zeide: ‘Frederik! 't is om te lachen, die denkt er niet aan zich een levensgezellin te kiezen, kind! Ban die gedachten voor altijd uit uw hoofd;’
Frederik had op zich genomen, Eva's brief met de begeleidende fotografie den volgenden morgen persoonlijk aan de jarige te brengen, daar Eva niet voor den namiddag buiten kon zijn, en toen hij nu eindelijk zijne kamer in het ouderlijk huis had bereikt en zich alleen wist, geheel alleen, toen wierp hij zich in zijn zetel en verborg zijn gelaat met beide handen.
Smart wreekt zich op onzen moed door grooter te worden.
‘Zij was het licht van mijn leven,’ sprak hij halfluid, als vreesde hij dat zijn geheim ook hier nog niet veilig was. Zijne handen vouwen zich onwillekeurig en nu, als hij nog niet tegenover zijn broeder staat, dringen twee groote tranen naar buiten, tranen die niet nedervallen, die de wimpers niet verlaten. Hij die ze geweend heeft kent deze tranen. Alles wat hij sedert maanden doorstreden en geleden had, en wat op dit uur met tienvoudig geweld op hem indrong, gaf zich nu lucht in den eenen vertwijfelenden uitroep: ‘God! hoe zal ik dit leven verdragen!’ Maar zie, ook 't volgende oogenblik valt zijn oog op Gerards portret aan den wand, en als hij 't onwillekeurig genaderd is, drukt hij de lippen op het beeld en blijft het met een glimlach op 't gelaat aanschouwen.
Het is een eigenaardig iets bij vele menschen; zij kunnen iemand kommer en ellende bezorgen, kunnen iemand leed doen tot in den grond van zijn hart en toch blijft men hun meer liefde toedragen, dan de braafsten en besten, die ons nimmer een treurig uur berokkenden.
De verjaardag van tante Ursula was de gelukkigste welke sedert jaren door haar werd beleefd, niettegenstaande het groot verlies, onlangs geleden, en den ongelukkigen toestand waarin zij zelve verkeerde. Die dag bracht haar verschillende verrassingen, waarvan de laatste al de overige huisgenooten tranen van vreugde wist te ontlokken en hun dien dag een ware feestdag deed zijn, welke nimmer uit hunne herinnering zou worden gewischt. De reeks der verrassingen werd geopend met Frederiks komst. Hij had zijn broeder reeds vroeg overvallen, terwijl deze nog druk bezig was tante's stoel met bloemen en groen te versieren en een paar monsterbouquetten in de daarvoor bestemde vazen te plaatsen. Vóór er een half uur verloopen was, had Frederik zich ten volle overtuigd, met welk een innige liefde zijn broeder de lieve Eva vereerde, en alleen daardoor behield hij de wilskracht zijn geheim te bewaren en voor zijn hartelijk geliefden broeder dezelfde Fredi te zijn.
Er was in de tuinkamer (Frederiks werkkamer) nog zooveel te schikken geweest, dat de broeders nauwelijks met alles gereed waren, toen tante Ursula, in haar wagentje gezeten, door juffrouw Daniels werd binnengebracht, en vóór er een uur verstreken was, had de jarige met haar neef Frederik volkomen vrede gesloten, ten gevolge van de haar door hem bereide verrassing, welke zelfs voor alle overigen geheim gehouden was.
't Scheen, alsof Frederik had geweten, dat Agnes den verjaardag harer tante niet meer beleven zou. Tegenover tante's stoel toch was boven Frederiks schrijftafel het levensgroot portret van. Agnes aangebracht, door een beroemd Belgisch schilder naar een klein, sprekend gelijkend portretje, in olieverf vervaardigd. Frederik was zelf meermalen bij de bewerking tegenwoordig geweest om nog enkele details nauwkeurig aan te geven, ten gevolge waarvan het doek dan ook die volkomenheid had bereikt, dat het scheen alsof het engelenkopje op liet punt was zijn frissche lippen te openen, om de jarige tante een luiden morgengroet toe te roepen. En toen nu tante vernam aan wien deze verrassing te danken was, had zij ook op hetzelfde oogenblik hare armen om Frederiks hals geslagen en hem gezoend, alsof hij haar