Eigenaardig was ook de voorstelling van meisjes in Zeeuwsch kostuum, vertegenwoordigende de volgende eilanden en plaatsen:
Walcheren: Oost- en West-Souburg, Grijpskerke, Nieuw en St. Joostland, Arnemuiden, Westkapelle, Aagtekerke, Domburg.
Zuid-Beveland: Wilhelminadorp, Schore, 's Heerenhoek, Baarland.
Noord-Beveland: Wissekerke, Colijnsplaat.
Schouwen: Burgh, Haemstede.
Duiveland: Oosterland, Ouwerkerk.
Tolen: Tolen, St. Maartensdijk.
Land van Axel: Zaamslag, Axel, Terneuzen.
Land van Hulst: Hontenisse.
Land van Cadzand: Zuidzande.
De Koningin ontving een album met de afbeeldingen en de historische beschrijvingen dier kostuums.
Ook in Zeeland ontving H.M. talrijke geschenken; als een beugeltasch, een knipje, een haarnaald, een gouden ceintuurgesp, vervaardigd van de beroemde Zeeuwsche knoopjes, een snoer bloedkoralen met een slot van cantille-goud, twee gouden ringen, een zilveren pepermuntdoos, gouden haarspelden, afkomstig uit Walcheren, Zuid-Beveland, Tolen en Axel, verschillende broches, kraalhaken en mantelhaken, dasspelden, oorknopjes en zijspelden, Tolensche kussens, bellen, een gouden mantelhaakje, een haarnaald van zilveren boerenknoopjes.
Behalve de beugeltasch, het knipje en de bonbonnière, waren al deze sieraden vastgemaakt op een paars fluweelen kussen, omgrensd door een rand van 240 zilveren knoopjes.
Ook het feest te Vlissingen had schitterend kunnen zijn, doch er werd helaas! veel bedorven door den regen. Toch maakten de Koninginnen nog een watertochtje op het stoomschip ‘Walcheren’.
Koningin Wilhelmina was zóó opgetogen door de vele en treffende huldebewijzen, welke zij van haar Zeeuwsche onderdanen ontvangen had, dat haar afscheidswoorden tot den commissaris der provincie waren: ‘Mijn bezoek in Zeeland heeft voor mij maar één schaduwzijde, dat ik nog niets kan doen voor het volk om mijn dankbaarheid te toonen.’
Na 't Zuid-Westen was het Noord-Westen aan de beurt; den 12den September begaven de Vorstinnen zich nl. naar Den Helder om de revue der oorlogsvloot met haar tegenwoordigheid op te luisteren. Eerst inspecteerden H.H.M.M. het pantserdekschip ‘Wilhelmina’, dat nu geheel voltooid en voor gebruik gereed was. De Koningin ontving, na de inspectie, een klein model van het, naar haar genoemde en door haar te water gelaten, schip.
De Koninginnen déjeuneerden op het Koninklijk jacht ‘de Valk’, waarmee H.H.M.M. naar de reede van Texel stoomden om de revue te zien. Teruggekomen van dit uitstapje bezichtigden de Koninginnen het Koninklijke Instituut voor de Marine. Dat Koningin Wilhelmina in persoon een bezoek aan hun Instituut bracht, werd niet weinig gewaardeerd door de adelborsten.
Daarna volgde een rit door de gemeente, waarbij de gebruikelijke liederen niet achterwege bleven.
Na 't instituut waren de cadettenscholen aan de beurt; in September van 'tzelfde jaar bezochten de Koninginnen eerst Breda en toen Alkmaar. In Breda was de feestvreugde tot opgewondenheid geworden; het volk was zóó innig gelukkig ook eens de Vorstinnen te mogen ontvangen, dat het niet wist, hoe zijn tevredenheid te uiten.
Uit duizenden kindermonden klonk het:
De Koningin, Zij leve!
In Haar, nog de een'ge Koningsbloem,
Leeft heuglijk voort Oud-Hollands roem.
De Koningin, Zij leve!
Van uit Breda reden de Vorstinnen naar 't Ginneken, waar de Koningin een lauwerkrans neerlegde op het monument, dat indertijd werd opgericht ter nagedachtenis van degenen, die in den oorlog 1830-31 sneuvelden.
Den volgenden dag was het feest in Alkmaar; iedereen was er getooid met een oranjestrik, en het: ‘Leven de Koningginnen!’ daverde onophoudelijk door de lucht.
Na het bezoek aan de cadettenschool maakten H.H.M.M. een rijtoer naar Heilo en bezochten daar den Willebrordus put; ook het Raadhuis en eenige kerken werden bezichtigd.
Vóór het jaar '94 ten einde spoedde, hadden onze Koninginnen helaas! nogmaals de gelegenheid om te toonen, hoezeer zij meevoelen met het leed harer onderdanen.
In den nacht van 22 op 23 December toch werden de arme Scheveningers zwaar beproefd door een hevigen storm, welke een groot gedeelte van hun vloot vernietigde. Als stukken speelgoed werden de fraaie pinken tegen elkander geslagen, 't was of de wind met demonische kracht bezield was en of er een geest van 't verderf over 't Scheveningsche strand heenvoer. Ofschoon de storm nog lang niet bedaard was, begaven H.H.M.M. zich den volgenden dag naar de plaats des onheils en overtuigden zij zich in persoon van de aangerichte schade. Later gaven zij aanzienlijke giften in geld, gelijk de beide Koninginnen trouwens bij elke gelegenheid doen. Telkens als ze de een of andere stad bezochten, lieten ze er een gift voor de armen na; bij elke tentoonstelling en bij elken wedstrijd kon het bestuur rekenen op een of meer medailles van de Regentes en van Koningin Wilhelmina. Er wordt zelfs beweerd, dat de Koninginnen nimmer een bede om hulp onbeantwoord laten, onverschillig wie vraagt of wat er gevraagd wordt.
En zoo brak het jaar 1895 aan, het jaar, waarin onze jonge Koningin nog meer handelend zou optreden dan in vorige jaren. Langzamerhand was ze de kinderschoenen ontwassen en was 't aardige kind - ‘'t nuvere wicht’, zooals de Groningers H.M. noemden - een jong meisje met eigen wil en eigen meeningen.
Daar het traditioneele bezoek aan de Hoofdstad 't vorige jaar niet had plaats gehad, vierden de Amsterdammers in '95 dubbel feest. Het is overigens opmerkelijk, hoe de liefde voor de jonge Koningin, in de laatste jaren, in Amsterdam is toegenomen en hoe er zich hoe langer hoe meer de zucht openbaart om H.M. niet alleen met uiterlijk huldebetoon, maar ook met veel gemeende hartelijkheid te ontvangen. Ook in Amsterdam bezoeken de Koninginnen geregeld de Gasten Weeshuizen, maar het gewichtigste feit voor de bewoners der Amstelstad is het jaarlijksche bezoek der Koninginnen aan Artis. Dan stijgt het enthousiasme ten top, dan loopt iedereen uit om H.M. te zien. De geheele Plantage is dan herschapen in één menschenmassa.
Na Amsterdam stond een andere hoofdstad op het reisprogramma, en wel de wereld-hoofdstad Londen.
De Koninginnen staken van Vlissingen naar Queenborough over per ‘Valk’. Ofschoon H.H.M.M. incognito reisden, werden ze aan het station te Londen toch verwelkomd door verschillende leden der Koninklijke familie, o.a. door den Prins van Wales, den Hertog van Saxen-Coburg en door de Hertogin van Albany, de zuster van Koningin Emma.
Het moet voor de Koninginnen geen gemakkelijke taak zijn geweest om een keuze te doen uit de talrijke, ja, tallooze merkwaardigheden, welke er te Londen te bezichtigen vallen.
Het ‘British Museum’, die openbaring van kunst en verzamelplaats van alle mogelijke schatten, werd verscheiden maal bezocht en met belangstelling, want wat onze jonge Koningin ziet, dat wil ze goed zien.
Ook in ons land heeft ze vaak verschillende musea, fabrieken enz. bezocht, en degeen, die haar bij dergelijke gelegenheid geleidde, kon er op rekenen, niet alleen geduldig aangehoord, maar zelfs belangstellend ondervraagd te worden.