De vorstinnen van Oranje
door Thérèse Hoven.
Met portretten.
(Vervolg van blz. 336.)
Laten wij die afzondering eerbiedigen, als iets heiligs, als iets onaantastbaars, en laten we ons voor en met de Koningin verheugen in de wetenschap, dat het H.M. gegeven is om, naast het openbare leven, dat ze als Vorstin leidt, ook haar eigen meisjesleven, in de gezellige intimiteit eener kleine omgeving, te leiden. Laten we ons dus niet verdiepen in gissingen, welke even onvruchtbaar als onkiesch zouden zijn; laten we geen gewicht hechten aan enkele klanken, welke daar buiten het Paleis zijn doorgedrongen, en die zijn als vage, onverstaanbare echo's van 'tgeen daar werkelijk gehoord is; laten we geen geloof slaan aan hier en daar opgevangen woorden en praatjes. In één woord, laten wij, als trouwe onderdanen onzer jeugdige Souvereine, niet meer willen vragen dan ons met zoo volle mate geschonken wordt, en laten we niet willen doordringen in haar privaatleven, dat moet zijn als een tempel, waarvan zij alleen, als priesteres, den sleutel heeft.
De Koningin leeft voor haar volk, doch het achttienjarige maagdelijn zal wel haar eigen leven van droomen en illusies doormaken, en dat komt haar toe. Geen profane hand trachte dezen tabernakel te ontsluiten.
Bepalen wij ons dus tot het opsommen van de belangrijkste, openbare voorvallen uit de jeugd van Koningin Wihelmina.
Als klein meisje ging zij eenmaal, tijdens het leven van haar vader, naar Engeland, maar dat was in haar Baby-jaren, dus daarvan zal H.M. zich wel niets herinneren.
Kort na den dood van Z.M. den Koning, in '92, begaf de Regentes zich met haar dochter naar Duitschland, o.a. naar Berlijn, nadat de Keizer en Keizerin in Juli '91 een bezoek aan ons land hadden gebracht. Men zegt, dat Keizer Wilhelm bijzonder ingenomen was met zijn klein Hollandsch nichtje en dat de jonge Prinsen, die toen zelf nog geen zusje hadden, haar met een zekere verwonderde belangstelling gadesloegen.
De eerste maal, dat onze jeugdige Koningin in ons land officieel optrad, was in Juni '92 te Utrecht, waar zij den gedenksteen plaatste voor het nieuwe Universiteitsgebouw. Aardig was het voor Utrecht en voor ons land in 't algemeen, dat de eerste stap, welken onze Koningin in 't openbaar deed, in dienst der wetenschap was. De grijze bisschopsstad ontving haar Vorstinnen met gepaste vreugde, niet weinig trotsch op deze onderscheiding. De geheele stad was versierd en alles en iedereen was in feestgewaad gestoken.
Als herinnering van het hooggewaardeerd bezoek der Koninginnen aan de Domstad, werd H.H.M.M. door een Commissie uit de burgerij een adres van hulde aangeboden, voorzien van duizend handteekeningen, benevens drie medailles als souvenirs, nl. één van goud, één van zilver en één van brons. De jonge Koningin ontving een afzonderlijk geschenk in den vorm van een pressepapier, den Domtoren in miniatuur, van goud gemaakt, weergevende, rustende op een steen van den Dom zelf.
Een week later begaven de Koninginnen zich - want tot nu toe werd Koningin Wilhelmina, bij officiëele gelegenheden, steeds door haar moeder vergezeld - van Soestdijk, waar H.H M.M. den zomer doorbrachten, naar het Noorden van ons land. Daar was de vreugde nog grooter en uitbundiger dan in Utrecht. Het was een ware triomftocht! In Leeuwarden, werwaarts de Vorstelijke bezoeksters zich het eerst begaven, liep iedereen uit om de: ‘Ljeawe Keninginne en de eable Regentesse yn 't Frysce lân te wolkomme.’ De pers ging voorop in het huldebetoon; op den avond vóór de aankomst der Koninginnen stond er in de Leeuwarder Courant een poëtische welkomstgroet, beginnende:
Hoezee! Daar komt de jonge Koningin!
Een glimlach op 't gelaat; de blonde lokken
Vrij zwierend om den nek; het open oog
Vol glans en leven, vroolijk om zich kijkend,
Nog onbewust, hoe zwaar een kroon soms drukt.
De zon omlijst met goud haar zachte trekken,
De geestdrift van het volk vervult de lucht
En draagt Haar Majesteit op duizend trouwe handen.
en eindigende:
Ja, welkom, dierbre telg uit 't oude Vorstenhuis!
Nu Gij op Frieslands grond eerbiedig wordt gehuldigd;
Ons lacht de toekomst toe met U als Koningin,
Want naast de trouw des Volks bewaakt U moedertrouw,
Voert kloek als Regentes uw Moeder 't Rijksbestier.
Zij wijst U 't spoor van plicht, zelv' nooit Haar plicht verzakend,
Vormt U tot Koningin, wijl zelv' Vorstin zij is.
Heil daarom! driewerf heil de beide Majesteiten!
Voor Friesland was het niet alleen een groote eer om de Koninginnen te ontvangen, doch 't was het herleven van een oude traditie. In Koningin Wilhelmina toch zagen ze, behalve een Prinses van Oranje-Nassau, nog, ja misschien bovenal, een telg der Friso's, een naam die voor de trouwe Friezen, door eeuwen heen, een gouden klank had. En in de laatste jaren was Friesland niet verwend in dat opzicht; het laatste bezoek van Willem III was in 1873 geweest. In 1841 had Koning Willem II er eenigen tijd vertoefd met zijn gemalin, Anna Paulowna, en zijn beide jongste kinderen, Prins Alexander en Prinses Sophie.
Dus was 't een halve eeuw geleden, sedert Leeuwarden het voorrecht genoten had, Vorstinnen te herbergen. Geen wonder, dat de ontvangst schitterend was en dat de liederen, die de Koninginnen toegezongen werden, rechtstreeks uit 't hart kwamen. H.H.M.M. waren er de gasten van den Commissaris der Koningin, Mr. B.Ph. Baron van Harinxma thoe Slooten.
Bij elken stap, welken de koninklijke bezoeksters deden, werden ze levendig toegejuicht, maar de geestdrift steeg ten top, toen Koningin Wilhelmina zich bij de harddraverij, welke ter harer eere gehouden werd, in 't nationaal Friesch kostuum, met de kap op, vertoonde. Dat stal het hart der stoere Friezen, om de fraaie kleeding, welke hoe langer hoe meer bij de hoogere standen in onbruik raakt, te zien dragen door 't: ‘Keninginnetje,’ dat bracht een glimlach op aller lippen, doch ook een traan in aller oog. 't Was als een stuk ‘folklore’, belichaamd en levendig geworden uit oude tijden, om een Vorstin als echte Friezin te zien. Ook Prinses Sophie had zich, tijdens haar bezoek te Leeuwarden, in de nationale kleederdracht laten afbeelden; haar portret wordt er nog in 't stedelijk museum bewaard; maar of ze zich, in 't kostuum gekleed, aan 't volk vertoonde, gelijk Koningin Wilhelmina deed, zou ik niet kunnen zeggen.
Het toilet was een geschenk van 8000 Friesche vrouwen; het bestond uit het traditioneele, lange jak en rok, beide van lila changeant zijde, met een boezelaar en halsdoekje van kant. Verder 't gouden oorijzer met een gekroonde W op de knoppen, een diamanten hoofdstuk, samengesteld uit 120 steenen en voorstellende een hoorn van overvloed, een paar juweelen mutsspelden en een kanten bovenmuts. Voorts een