De jeugd van Hare Majesteit Koningin Wilhelmina.
Als een open boek, waarin al haar onderdanen, naar gelieven, bladeren kunnen, ligt de jeugd onzer Koningin voor ons.
Geen wallen, geen muren, geen overdreven hof-étiquette hebben ons Vorstenkind voor ons verborgen gehouden.
Als men de voogdijschap van de Regentes met enkele woorden zou moeten kenschetsen, zou men kunnen zeggen, dat ze, bij de opvoeding harer Koninklijke dochter, de leuze had: ‘De Koningin voor haar volk.’
In al de jaren, welke achter ons liggen, heeft de Regentes er zich op toegelegd om de Koningin geheel voor haar onderdanen te laten leven. Ze wist, hoezeer het Nederlandsche volk gehecht is aan zijn Oranjehuis, hoe groot en klein, rijk en arm uitloopt om één blik op een lid van het Vorstenhuis te werpen, één glimlach van hun lippen op te vangen.
Het is een traditie, die ons in 't hart zit, en die in Koningin Wilhelmina wel haar hoogste punt heeft bereikt.
Ik zal nooit vergeten, hoe ik, voor enkele maanden, langs 't Bezuidenhout in Den Haag wandelde, juist op het oogenblik, dat H.M. in haar open rijtuig voorbijreed. Als een electrische schok ging het door de voetgangers, als door een heilig vuur bezield, stelden ze zich, uit één beweging, in postuur, en vormden, aan weerskanten van den weg, een levende haag. En toen de Koningin reeds voorbij was, toen haar wegsnellende equipage tot een stip aan den horizon geworden was, en ieder zijns weegs weer was gegaan, toen viel mijn oog op een straatveger.... een eenvoudigen man uit de heffe des volks, schamel gekleed en slecht gevoed. Een man, over wien de lijdensschool des levens een zekere stoïcijnsche onverschilligheid had gebracht, welke in zijn geheele wezen doorstraalde. Ik had dien man vaak daar op die plek gezien, den rug gebogen, als neergedrukt door 't noodlot, de oogen dof starende op den grond, zijn arbeid met werktuiglijke gelatenheid verrichtende. Maar nu.... recht was zijn gestalte, helder zijn oog; op zijn gezicht vertoonde zich een glimlach, wellicht de eerste sedert jaren. Hij keek 't verdwijnende rijtuig na, en mompelde als in een soort van extase: ‘Ik hèt der gezien, ze hèt me toegeknikt, och, God!’ En in de eenvoudige vreugde van dien man vond ik de liefde van ons volk voor de Koningin symbolisch weergegeven.
Haar vreugdige meisjeslach is als een zonnestraal, die overal binnendringt, ook in de somberste harten. Haar aanwezigheid verblijdt het volk, en het verheft 't ook, en dat heeft de Regentes ingezien. Met bewonderenswaardige lieftalligheid heeft ze haar dochter overal laten optreden, waar haar verschijning verlangd werd. In alle provinciën, bijna in elke groote stad van ons vaderland is H.M. geweest, en de luisterrijke ontvangst, welke haar overal te beurt viel, bewees voldoende, in welke hooge mate men de eer van het vorstelijk bezoek op prijs stelde.
De geschiedschrijver kan dan ook gerust van Koningin Emma getuigen, dat zij niet enkel haar plichten als moeder van Koningin Wilhelmina heeft vervuld, maar dat zij in waarheid een Landesmoeder is geweest, altijd gereed om aan de wenschen van het volk te voldoen en steeds bereid zijn belangen in 't oog te houden.
Toen zij in 1890 weduwe werd en ze zich aan het hoofd van haar tweede vaderland en van het Nederlandsche volk zag geplaatst, nam ze, met flinkheid en moed, de teugels van 't bewind in handen, en haar dankbare onderdanen kunnen niet anders dan haar leiding zegenen.
Het bestuur der Regentes is, in alle opzichten, een gelukkig tijdperk voor ons land geweest, en de Koninklijke moeder zelve een edel voorbeeld van toewijding en plichtsbetrachting in den hoogsten zin.
Waar ze, aan den eenen kant, als een waakzame moeder zich geheel aan de opvoeding van haar kind wijdde, waarvoor ze vader en moeder tegelijk moest zijn, daar vergat ze nooit, dat haar kind een hooge, een heilige roeping had te vervullen, dat over de vijf millioen menschenzielen heur heil van haar verwachtten. Terwijl ze haar dochtertje door geleerde professoren liet onderrichten, in wat tot een beschaafde opvoeding behoorde, en door de aristocraten van 't intellect den geest van 't jonge meisje deed vormen, nam zij zelve de vorming van heur hart op zich, en prentte ze haar de schoonste lessen in van zelfopoffering en zelfverloochening.
‘De Koningin voor 't Volk’, dat was de leuze der Regentes; wij kunnen haar trouwe zorgen en onvermoeiden ijver voor ons Vorstinnetje niet beter beloonen, dan, na haar troonsbeklimming, tot onze leus te maken:
Het Volk voor de Koningin.
Prinses Wilhelmina Helena Paulina Maria, dochter van Koning Willem III en Koningin Adelheid Emma Wilhelmina Theresia, Prinses van Waldeck Pyrmont, werd den 31sten Augustus 1880, 's avonds om ruim 6 uur, in Den Haag geboren.
Nauwelijks had de jeugdige Prinses de oogen geopend, of de blijde mare verspreidde zich met bliksemsnelheid door het land. De opgetogenheid was algemeen en ongeveinsd; te Scheveningen weerklonk het eerst het: Wilhelmus en het Wien Neerlandsch Bloed, aangeheven door de kapel van 't badhuis.
Die verandering van het programma verkondigde het publiek, dat er een goede gebeurtenis had plaats gehad, die eerlang een groote verandering in de geschiedenis van ons Vorstenhuis en van Nederland zou teweegbrengen.
Als een bewijs van de opgewonden tevredenheid onder de burgerij, verhaalt een kroniekschrijver van die dagen, dat verscheiden café-houders hun gasten dien avond op beschuit met muisjes onthaalden.
Des avonds, te halfnegen, stond het heuglijke feit in de ‘Staatscourant’ vermeld, en het stadhuis prijkte dienzelfden avond nog met een passende gas-illuminatie: ‘De ooievaar’, het Haagsche wapen, aan beide zijden geflankeerd door een zon, de symbolische Oranjezon, die schooner dan ooit aan de kimme zou verrijzen en met haar stralen het gansche volk zou verkwikken. Den volgenden dag (1 Sept.) werd er ter eere van de jonggeborene een groote parade in de Maliebaan gehouden, en werden alle publieke gebouwen en vele particuliere huizen met vlaggen en wimpels getooid.
De Koning zond aan de Staten-Generaal, door de volgende woorden, bericht van de goede tijding:
Het is voor ons eene groote vreugde, u de blijde tijding te kunnen mededeelen, dat H.M. de Koningin, onze beminde gemalin, heden namiddag bevallen is van een Prinses.
Wij zijn overtuigd dat de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal van harte deelen in de gevoelens, die deze heuglijke gebeurtenis bij ons opwekt, en met ons dankbaar den zegen erkennen, die door den Allerhoogste aan ons huis en het vaderland is geschonken.
's Gravenhage, den 31 Aug. 1880.
(Get.) WILLEM.
Onnoodig te zeggen, dat de beide Kamers der Staten-Generaal, benevens alle autoriteiten van het geheele land, zich niet onbetuigd lieten, en dat er van alle kanten tele-