dan die voor zijn zwaard.... verliefd op de schoone Amalia van Solms, die met het vluchtend koningspaar uit Bohemen een schuilplaats in de Nederlanden kwam zoeken. Door haar huwelijk werd zij dus Prinses van Oranje, ten minste na den dood van Prins Maurits in 1625, toen Frederik Hendrik het hoofd van zijn geslacht werd.
Door Frederik Hendrik, de eenige der zoons van onzen stamvader Prins Willem I die kinderen heeft gehad, stamt onze Koningin dus af van de Coligny's, en heeft H.M. Fransch bloed in de aderen.
Het karakter van Amalia van Solms is moeilijk in eenige weinige pennestreken te behandelen, en voor een meer grondige studie ontbreekt mij hier de ruimte.
Waar de Vorstinnen van Oranje zich, over 't algemeen, onderscheidden door een diepen en eerbiedwaardigen godsdienstzin, en waar ze zich in de meeste omstandigheden lieten leiden door heur hart, was 't bij de Duitsche Gravendochter 't verstand, dat alles overheerschte, en gingen de wereldsche belangen bij haar meestal boven de geestelijke. Toch zou het nageslacht haar onrecht doen, wanneer 't ook haar gedachtenis niet hoog in eere hield, want ze was niet alleen een zeldzaam begaafde vrouw, doch ze wist haar gaven voortdurend aan te wenden ten dienste van haar omgeving. En in de tijden van onrust, welke de opkomst der Republiek voorafgingen, waren een kloek verstand en een fiere geest ongetwijfeld voortreffelijke eigenschappen in een Vorstin van Oranje. Met raad en daad stond zij haar Prinselijken gemaal ter zijde, en 't was voornamelijk door haar bemoeiïngen, dat het huwelijk tot stand kwam van haar eenigen zoon, den lateren Willem II.
Reeds in 1638 werden er plannen tot dat huwelijk gemaakt. Voor de Oranje's, die niettegenstaande hun vermaagschap aan het doorluchtige huis van Nassau, toch niet tot de allereerste vorstenhuizen van Europa behoorden, was een verbintenis met het huis der Stuarts een groote eer. Maar.... treurig bewijs van de vergankelijkheid van aardschen roem.... in 1649 werd het hoofd van Karel I, door den wil van 't volk, op 't schandblok gelegd, en, waar de telgen uit 't huis van Oranje met edele zelfopoffering en met toewijding van hart en lichaam Holland groot hadden gemaakt, waren de lichtzinnige gedragingen der Stuarts oorzaak van hun eigen val.
Het huwelijk, door Amalia van Solms zoo vurig begeerd, bracht weinig geluk aan. Prins Frederik Hendrik zag zich genoodzaakt den schoonvader van zijn zoon herhaaldelijk met aanzienlijke geldsommen bij te staan, en de Engelsche Prinses, wel verre van er zich erkentelijk over te betoonen, nam een ongemotiveerd trotsche houding aan tegenover haar schoonmoeder. Zij, een der Stuarts, die zooveel eeuwen over Schotland en na den dood van Koningin Elizabeth (1603) ook over Engeland hadden geregeerd, waande zich verre de meerdere van een vroegere hofdame, en dat nog een van 't Hof van den Winterkoning.
Toen Willem II zijn vader in 't graf gevolgd was, brak er een ongelukkige tijd van verwarring aan. 't Arme, kleine Prinsje (Willem III), wiens geboorte zijn vader niet eens had mogen beleven, kon niet als 't hoofd van den Staat worden aangemerkt, en nu ontstond de moeilijkheid, welke der beide vrouwen het regentschap zou aanvaarden. De grootmoeder, of Douagière, zooals Prinses Amalia genoemd werd, of de Princesse Royale, de weduwe van Prins Willem II. Deze laatste was eerst negentien jaar en haar slanke schouderen waren ongetwijfeld te zwak om zulk een last te torsen, een last van drukkende zorgen, verzwaard door de verdeeldheid der verschillende partijen, die meer op eigen roem en voordeel dan op 't welzijn van 't huis van Oranje en van 't vaderland bedacht waren.
Eenige duistere jaren volgden. Prinses Amalia vertrok naar het hof van den Keurvorst van Brandenburg, die met haar oudste dochter Louise Henriette was gehuwd. De jongste dochter, Maria van Oranje, trouwde later met den Hertog van Simmeren; toen de Stuarts in 1660 in Engeland weer in eere werden hersteld en Karel II den troon beklom, hoopte de eerzuchtige Prinses (Amalia), dat deze naar de hand harer jongste dochter zou dingen, maar de volheid des tijds, waarop een telg uit 't huis van Oranje de kroon van Albion zou dragen, was destijds nog niet gekomen.
Het huwelijk, dat de Prinses-weduwe zoo innig gewenscht had, ging niet door en de verhouding tusschen haarzelve en haar schoondochter werd er niet beter op.
Nauwelijks was de Douagière van haar eenjarig verblijf bij haar kinderen teruggekeerd, of de Princesse Royale vertrok naar Frankrijk, waar haar eigen moeder destijds in ballingschap verkeerde. Zij liet evenwel haar kind achter, zoodat de grootmoeder ten minste de voldoening kon smaken voor den jongen Prins te kunnen zorgen.
Zoodra Karel II in zijn rechten hersteld was, begaf de Princesse Royale zich naar Engeland, hopende, door den invloed van haar broeder, den toestand in Holland gunstiger voor haar zoon te maken. Maar vóór zij zich van de hulp van dien machtigen bondgenoot kon verzekeren, trad er een machtiger gebieder op, die haar wenkte naar andere gewesten. In 1660 toch, in 't zelfde jaar dat zoo gelukkig voor haar broeder was, stierf de Prinses aan de pokken.
Het eenige, wat ze voor haar kind, toen een knaapje van tien jaar, had kunnen doen, was hem aan de goedertierenheid van zijn oom aan te bevelen, aan welke opdracht deze echter slecht.... om niet te zeggen, in 't geheel niet voldeed. Nu was Amalia van Solms weer het hoofd van het huis van Oranje.
De rol, welke de Prinses-weduwe tegenover de Staten van Holland speelde, is genoeg bekend om er lang bij te verwijlen. Liever willen we een oogenblik stilstaan bij haar dochters. Het huwelijk van Frederik Hendrik met Prinses Amalia toch was, evenals dat van zijn vader, rijk gezegend met meisjes.
De oudste was de reeds genoemde Louise Henriëtte, het petekind van haar grootmoeder Louise de Coligny, die, behalve den naam, ook vele der deugden en talenten, aan deze uitnemende Vorstin eigen, bezat.
Niet alleen, dat ze als dichteres uitmuntte, doch ze was in waarheid een moeder voor haar volk; toen ze, na haar eerste kind aan 't graf te hebben moeten afstaan, zich ten tweeden male in 't moederschap verheugen mocht, was ze zóó dankbaar, dat ze een weeshuis stichtte ten behoeve van arme kleinen, die de moederzorgen moesten missen. Voor dien tijd was 't een model-inrichting, zooals men er nog geen in Duitschland kende. Ook in den landbouw stelde ze een levendig belang, en het is geen grootspraak te beweren, dat Prinses Louise Henriëtte tot de meest belangwekkende en edelste Prinsessen van Oranje behoorde.
Van de tweede, Prinses Albertine Agnes, kan een even schitterende getuigenis worden afgelegd. Als echtgenoote en moeder en ook als vrouw verdient haar nagedachtenis een eerste plaats in onze harten; niet louter om haar eigenwaarde, of omdat zij de dochter van onzen Frederik Hendrik en de kleindochter van onzen Prins Willem was, maar ook en vooral omdat zij door haar verbintenis met den Frieschen stadhouder Willem Frederik, den band tusschen dien tak der Nassau's en de Oranje's nader toehaalde en de rechtstreeksche stammoeder onzer Koningin werd.
Schoon haar echtgenoot meer dan tweemaal zoo oud was als zij, en zij in 't eerst niet kon besluiten haar 18 lentes aan zijn 40 winters te verbinden, zoo was hun echt toch zeer gelukkig. Maar de noodlots-stormen, die haar dierbaar Vorstenhuis zoo vaak en zoo fel geteisterd hebben, spaarden ook dit Oranjekind niet.
Gevaren van allerlei aard omringden haar, doch ze was niet voor niets uit een heldengeslacht gesproten, en in uren, waarin gewone vrouwen 't hoofd zouden verloren hebben,