nen wedijveren met meer bekende badplaatsen. In Kylburg bijv. heeft men reeds electrisch licht, een kolossaal hotel voor 2 à 300 gasten en alles wat daar zoo bij behoort; men
‘die burg’.
kan er muziek hooren en toiletten zien en zichzelf vertoonen, en als men behoefte heeft aan dit soort van rust, er zijn hart aan ophalen; maar zij die werkelijk voor hup overspannen zenuwen echte rust, heerlijke, kalme rust willen genieten, laten deze plaatsen onbezocht en blijven maar liever in het vreedzame, idyllische Heimbach.
Hier is electrisch licht verre te zoeken, evenals reuzenhotels en badhuizen; er is zelfs geen spoorweg - ja, Heimbach ligt diep, zeer diep in het gebergte; 't kost wel wat moeite er te komen, vooral als men den weg niet weet, maar is men eenmaal op de hoogte, dan is de reis daarheen reeds een heel aardig uitstapje.
Men kan op twee manieren zijn spoorreis nemen; 1. naar Venlo, dan verder over Gulik (Jülich) naar Duren, of 2. naar Maastricht (met de vacantiekaarten, die het Staatsspoor uitgeeft, kost het
f 6 tweede klasse en deze zijn 14 dagen van duur), dan naar Aken langs het populaire Valkenburg; in Aken kan men
heimbach van den linker roeroever.
de interessante keizerstad met hare vele merkaardigheden nog op zijn gemak bekijken. Dan met het spoor verder naar Duren, een industriestad, waar niet zooveel te zien is. Van daar gaat een lokaaltreintje naar Kreuzau en van Kreuzau brengt u een postwagen in 1½ uur naar het romaneske, oude stadje Nideggen en meteen zijt ge in 't hart van den Eifel.
't Is alleraardigst gelegen dat Nideggen, op een steil boven de Roer opstijgende rots; het heeft nog oude, pittoreske poorten en oude huizen; ondanks de gewone winkeldecoratiën en echt moderne reclameprenten maakt het nog een middeleeuwschen indruk.
't Heeft ook nog, evenals alle Duitsche stadjes die zich respecteeren, een slotruïne, vroeger het stamslot der graven van Gulik, van waar men een prachtig gezicht heeft over het dal der Roer, die zich slingert in breede bogen tusschen weiden, boomgaarden en rotsen, en telkens weer verschijnt daar, waar men ze het minst zou verwachten.
Er zijn twee bijzonder goede hotels in Nideggen; vooral ‘Heiliger,’ met een mooien tuin en warande, van waar men bijna hetzelfde uitzicht heeft als op de ruïne. In dit hotel doet men dan goed den nacht door te brengen om den volgenden morgen vroeg den interessanten tocht naar Heimbach te aanvaarden.
De wandeling is twee uur lang, maar vol afwisseling; in het begin kan men ze bekorten door over den boschachtigen berg vlak achter hotel ‘Heiliger’ te trekken, dan komt men op de chaussée en blijft die volgen; zij gaat door echte Duitsche dorpjes, die links en rechts van de Roer liggen en soms onder imposante rotspartijen, zwarte massa's van grilligen, wonderlijken vorm, die in de verte u doen denken aan reuzenforten.
Nu en dan is de weg zonnig en kaal, maar dan gaat hij schuil onder boschrijke hellingen, waar frissche bronnen, door de kunst een weinig geleid, hun heerlijk, koud water in een bekken van rotssteen neerstorten. Gewoonlijk staat bij zoo'n bron goed beschaduwd een rustieke bank, en uitgerust en verfrischt door een koel handbad gaat het weer verder met nieuwen moed, altijd maar langs de wijde bogen van de dartele, grillige Roer, totdat men aan een brug komt, waarop het beeld van den patroon der bruggen, de H. Nepomicenus, de wacht houdt; deze over, en dan is men vóór men 't weet in Heimbach. 't Eerste wat men daarvan ziet zijn de grauwe huizen en de ruïne. Verder de Roer en de murmelende Heimbach, een beek die langs de hoofdstraat - eigenlijk heeft het dorp er maar één - kabbelt en die soms heel kwaadaardig kan zijn en groote overstroomingen veroorzaakt, waarover de Heimbachers nog lang daarna jammeren kunnen vertellen.
Heimbach ligt diep in het dal; rondom stijgen links en rechts, van voren en achteren de bergen op, die meest tot bovenaan bebouwd zijn: 't is hard werk voor de akkerlieden dezen rotsachtigen grond in staat te stellen iets voort te brengen; maar de Heimbachers zijn een goed tevreden, werk-