Heldendaden van doctoren.
Men hoort gewoonlijk spreken over de heldendaden van soldaten en zeelieden, maar slechts zelden komen verhalen tot ons omtrent den moed onzer medici, die toch veel meer aan gevaren zijn blootgesteld dan andere menschen.
Enkele voorbeelden van grooten moed, door doctoren betoond, willen wij hier, aan de ‘Tit-Bits’ ontleend, geven.
Voor eenigen tijd werd in een klein dorpje in Schotland een jong dokter uit het bed geroepen in een stormachtigen nacht, op het bericht dat een oude vrouw, die meer dan een uur ver woonde, stervende was. Hij aarzelde geen oogenblik om te gaan en kleedde zich zoo vlug mogelijk om te voet naar het sterfbed te gaan, want door een ongelukkig toeval was zijn paard den vorigen dag overleden. Nadat hij door een drassig moeras ongeveer een half uur geloopen had, kwam hij aan een stroom, waarover de brug, die den vorigen dag daar nog gelegen had, door den storm was weggeslagen, Zonder zich te bedenken zwom hij over het water, en natuurlijk druipnat, bereikte hij gelukkig de overzijde. Sidderend van koude kwam hij aan de woning zijner patiënte; door een zware koorts was hij door de uitputting aangegrepen. Nadat hij de vrouw zoo goed mogelijk geholpen had, wier geval wel acuut maar niet ernstig was, keerde hij naar huis terug, een langen omweg makend, ten einde niet voor den tweeden keer over de rivier te moeten zwemmen. Hij begaf zich te bed om nimmer weer op te staan; zelfs den dank der vrouw, die hij ten koste van zijn eigen leven had gered, mocht hij niet meer in ontvangst nemen.
Bij een geweldig mijnongeluk was er in een stad een jong dokter, die geheel vrijwillig er op uitging om gewonden op te sporen en hun zoo mogelijk hulp te verleenen. Met een paar mijnwerkers om hem bij te staan, daalde hij in de groeve af; zijn gezellen waarschuwden hem echter voorzichtig te zijn, daar het dikwijls gebeurt dat eene ontploffing door meerdere gevolgd wordt.
Toen men den bodem van de schacht bereikt had, arbeidde de dokter niet minder hard dan zijn helpers met spa en houweel om den grond, waaronder de arbeiders bedolven lagen, weg te spitten. Het was een zwaar werk; eindelijk had men de slachtoffers bereikt, die bij elkaar lagen; slechts een hunner was niet bewusteloos; de anderen waren door hun zware wonden buiten kennis geraakt. Het was in de duisternis onmogelijk voor den dokter om hen voldoende te verbinden en hij wenschte licht; zijn gezellen weigerden echter dit te ontsteken, angstig voor de gevolgen die dit kon hebben.
‘Uitstekend,’ zeide de dokter kalm. ‘Deze mannen moeten onmiddellijk geholpen worden en ik heb daarbij licht noodig; gaat gij maar naar boven terug, misschien redt gij dan het lijf ten koste van uw moed nog wel.’
Dat was te veel voor deze mannen, die misschien even moedig waren als de dokter, al durfden ze dan ook niet zooveel ondernemen, en zij staken de lantaarn aan.
Er volgde geen nieuwe ontploffing en nadat de mijnwerkers waren verbonden werden zij naar de oppervlakte geheschen en van daar naar het hospitaal gebracht, waar, dank zij den heldenmoed van den dokter, slechts één man kwam te sterven.