Diamanten.
Op onze aarde komt de diamant in alle werelddeelen en alle keerkringen voor. In de oudheid reeds kende men als de plaats waar men ze kon vinden Indië en Borneo. In 1727 kwam Brazilië er bij; in deze eeuw de Oeral, Australië, Lapland en Amerika (in 1857). Hun aanwezig zijn in de Australische groeven is beter onderzocht dan in de overige plaatsen. Daar vindt men den diamant ook in primaire lagen, dat wil zeggen in de steenen en op de plek zelf, waar zij ontstaan zijn. Bijna alle andere diamanten komen voor in secondaire lagen, d.w.z. in steenen, waarin de diamant niet ontstaan is, maar in die, waar hij zich uit zijn verband heeft losgemaakt en met bestanddeelen en overblijfselen van andere steenen zijn verbonden. Deze massa's worden dikwijls door stroomend water voortbewogen en met ander materiaal vermengd in stroombedden, voor zij zich als zand en puin afscheiden. Bij zulk een transport lijden de steenen vele stooten en worden tevens afgeslepen. Wat geen weerstand kan bieden gaat daarbij ten gronde. Zoo verklaart het zich dat zulke edelgesteenten in rivierbeddingen van betere soort zijn dan die op hun oorspronkelijke bewaarplaats.
In Voor-Indië vindt men de diamanten aan de noord- en oostzijde van Dekkan, voornamelijk op het gebied der stroomen van Painas, Kistriah, Mahoady en de Indische zijstroomen der Dshumma. De diamanten vindt men in vasten rollenden zandsteen van zeer hoogen geologischen ouderdom in de door vermorzeling en oplossing gevormde steenen en in het zand en gruis der rivieren, die ontsprongen in het gebied van die zandsteenen. Kiezelsteenen, bergkristal, amethyst, topaas, goud en andere mineralen begeleiden het diamant. Indië leverde, zooals ook de reeds vóór Ptolemeus vermelde diamantstroom aanduidt, reeds in de oudheid diamanten, maar de nu nog bekende groeven stammen toch dikwijls eerst uit de latere middeleeuwen. Tot in de 18de eeuw beheerschte Indië de markt en stapelplaats was de bergvesting Gioconde bij Hyderabad, waarvan de schatten spreekwoordelijk werden. Nu is de opbrengst gering, zoowel omdat de groeven uitgeput schijnen en er geen nieuwe ontdekt werden, als omdat met de concurrentie van Brazilië en vooral van Afrika het bedrijf niet veel winst afwierp. Uitvoer vindt weinig plaats, daar de behoefte in het land zelf grooter is dan de opbrengst. Deze wordt op 8000 karaats of 1,5 kilogram in het jaar geschat. In Brazilië werden de eerste diamanten in 1727 bekend. De voornaamste groeve ligt in de provincie Minas Geraes, voornamelijk bij Diamantina en Bagagem, zoowat 100 mijlen landwaarts, noordelijk van Rio de Janeiro en in de provincie Bahia. Van geringer beteekenis zijn de groeven in de provincie Mato Grosso. Evenals in Indië worden ook in Brazilië de diamanten voornamelijk in rivierlanden en langs hellingen van dalen, waarin rivieren stroomen, gevonden. Maar ook op hoogvlakten waar de rivieren, die diamanten afvoeren, ontspringen, vindt men ze en wel meestal in een roode, kleiachtige aarde met brokken steen en bepaalde mineralen, soms ook in zandsteen. Onder de ertsen die men geregeld met de
diamanten tezamen vindt, zijn de voornaamste kwarts, ijzerglans, monogit, anatos, tuoulin; men kan hun aanwezigheid als een gunstig teeken voor het voorkomen van diamanten aanzien.
In Australië worden sedert 1851 diamanten gevonden voornamelijk ten Westen van Sidney, in N. Zuid Wales, verder in Queensland, Victoria en West-Australië. Overal treden zij op als ondergeschikt begeleidend materiaal in goud en tinerts. Saffier, robijn, granaat, ijzererts en andere komen in het zand mede voor. De diamanten zijn met weinige uitzondering nauwelijks zoo groot als erwten, geel geverfd, maar gelden als bijzonder sterk. Tot nu toe zijn zoowat 244 G. (12000 karaat), voor circa 180000 gulden gevonden. Van hooge practische en wetenschappelijke beteekenis zijn de ligplaatsen der diamanten in Zuid-Afrika, waarvan de rijkdom dien der gezamenlijke overige groeven van den aardbol verre overtreft, en van waar negen tienden der in den