dat hij steeds ernstig en ijverig was en, zooals wijlen zijne zuster Elisabeth, een droomer. Het hofleven trok hem volstrekt
Het hertogelijk kasteel te Possenhofen.
niet aan, terwijl hij evenmin roeping gevoelde voor dat beroep hetwelk gewoonlijk door prinsen van den bloede wordt geoefend, het krijgsmansleven.
Nog als knaap bezocht hij enkele groote medische etablissementen van Europa en woonde aan verschillende universiteiten de colleges bij, terwijl hij zijn tijd wijdde aan medische en heelkundige onderzoekingen; op drie-en-twintigjarigen leeftijd legde hij, gelijk een gewoon candidaat, met goeden uitslag het artsexamen af.
Spoedig werd hij oog-specialiteit en kreeg als zoodanig weldra groote vermaardheid; voor twee jaren ongeveer volbracht hij zijn duizendste operatie en zoo beroemd is zijn naam, dat, toen eenigen tijd geleden de Duitsche keizer op zijn jacht de Hohenzollern zijn eene oog bezeerde, hertog Karel Theodoor naar Kiel ontboden werd, heel van zijn rustig tehuis in de Beiersche Alpen naar de zeehaven aan de Oostzee, waar hij er in slaagde binnen een paar dagen het oog te doen genezen.
Doch niet alleen door zijn kundigheden heeft deze koninklijke oculist zijn naam over de gansche wereld bekend doen worden, maar ook door zijn edelmoedigheid, zijn vriendelijkheid en menschenliefde; bijna uitsluitend wijdt hij zich aan den dienst der armen en van hen die, hoewel niet geheel onvermogend, toch niet in staat zijn de nogal hooge honoraria te betalen, die gewoonlijk door oogdokters gevorderd worden.
Ontelbare patiënten hebben aan den hertog het behoud van hun gezichtsvermogen te danken en in een groot aantal gevallen heeft hij in den duisteren nacht het heldere licht van den dag gebracht.
In zijn liefdewerk wordt de hertog bijgestaan door de hertogin (geboren prinses Maria Josepha van Braganza), waarmede hij den 29sten April 1874 huwde, nadat hij eenige jaren te voren weduwnaar geworden was.
Bij buitengewoon moeilijke operaties treedt de hertogin steeds als helpster op en zenuwachtige patiënten weet zij op ongeëvenaarde wijze te kalmeeren.
Zoowel de hertog als zijne gemalin houden zeer veel van het buitenleven, evenals hunne kinderen, drie dochters en twee zoons, die groote sportliefhebbers zijn. Een dochter, prinses Gabriele, is een hartstochtelijk liefhebster van rijden, jagen en lawn-tennis, maar boven alles houdt zij van fietsen; zij en hare zusters behooren tot de beste wielrijdsters van Duitschland.
De eerste vrouw van den hertog was een dochter van koning Johan van Saksen, en zijn oudste dochter uit het eerste huwelijk is de hertogin van Urach, die vóór haar trouwen een van de geleerdste vrouwen was van koninklijken huize, terwijl zij geen afleiding boven haar studie stelde; en ook thans nog, hoewel zij moeder is van eenige kinderen, vindt de hertogin nog tijd voor studie en schrijven, al geeft zij haar werken ook niet in het licht.
De moeder van den hertog bewoonde tot aan haar dood Possenhofen en hield hier meer dan vijftig jaar verblijf, terwijl de hertog zelf het kasteel aan het Tegernmeer liet bouwen, een heerlijk paleis aan de oevers van het verrukkelijke meer. Hier en in Bad Kreuth, dat eveneens zijn eigendom is, woont hij des zomers met zijn familie; des winters gaat hij naar Meran, het vermaarde winterkurort in Tyrol, waar hij een geriefelijk ingerichte villa bezit.
Het kasteel van het Tegernmeer is ingericht tot gasthuis voor ooglijders, waar de hertogin het oppertoezicht heeft over de patiënten, die, indien zij onvermogend zijn, zonder eenige tegemoetkoming worden opgenomen.
Ongeveer twee jaar geleden bracht de Duitsche keizerin met hare kinderen een langdurig bezoek aan het Tegernmeer, en zij en de hertogelijke familie werden zeer intiem, terwijl men de kinderen, meestal in nationaal kostuum, dikwijls uitstapjes kon zien maken in de omstreken. Geheel vrij van alle hofetiquette werd door de keizerin toen een aangename tijd in het Beiersche hoogland doorgebracht.
De hertog en de hertogin zijn uit den aard der zaak zeer
Hertog Karel Theodoor van Beieren.
populair en geliefd in hun geboorteland, en bladzijden zouden kunnen gevuld worden met de bewijzen van groote achting hun gebracht en anderzijds van hun grootmoedigheid. De eenigste behoefte van den hertog schijnt te zijn hen wel te kunnen doen, die minder gelukkig zijn dan hij zelf, en het is hem een blijdschap wanneer hij er aan kan medehelpen om leed weg te nemen.