De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 1
(1899)– [tijdschrift] Huisvriend, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 228]
| |
Het instructie-bataljon te Kampen
| |
[pagina 229]
| |
gewezen plaats tegen een bepaald tarief ‘koffiewater, benoodigdheden om te poetsen enz.’ te verkoopen, wegens het
Korporaal A. Leeuwe, bijgenaamd ‘Paatje’, naar eene photographie van den heer Blad te Kampen.
groote ongerief en de ongeregeldheden die uit het aanschaffen van een en ander buiten de kazerne moesten voortvloeien. Werd nog in 1871 van de cantine gezegd, dat het was een spelonk, waarin gebrek aan ruimte, licht en lucht heerschte en waar slechts 50 personen konden zitten, nu laat men u deze met genoegen zien. Wat aan gezelligheid op de compagnieskamers tekort komt, wordt dubbel teruggevonden in de ontspanningszaal, waar men werkelijk alle krachten heeft ingespannen om deze tot een recht gezellig verblijf te maken. Ja, ja, 't is laag van verdieping, maar wat is volmaakt op dit ondermaansche? Een militair Krasnapolsky met piano - en wat een prachtig stuk -, muziekautomaat, twee buffetten, drie biljarten, schilderijen, portretten van ons Vorstenhuis, van generaals en bekende militairen. Fier prijkt tegen den wand in het midden der zaal op zwart marmeren console eene reusachtige pendule - geschenk der Kamper burgerij aan het bataljon ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan. Wat keur van eet-, drink- en rookwaren worden hier tegen matigen prijs verkocht; hoe vindt men hier in wonderlijk mengelmoes verzameld, wat in het bijzondere huishoudentje van den soldaat benoodigd is; een toko in miniatuur. Multatuli's schim waard hier rond, maar zoekt vergeefs naar duikelaars of domineesportretten. Het gebruik van alcoholhoudende dranken werd ten allen tijde door de commandanten van het bataljon als verderfelijk beschouwd; reeds bij de oprichting werd dit streng verboden. De van de regimenten gedetacheerde soldaten - zoogenaamde subsistenten - vormen het bedienend personeel met nog eenige vrouwen, die meer speciaal voor de wateren vuurnering bestemd zijn. O, vrouw Van Lochem, Rika en vrouw Lawaai, hoe boos kondt gij kijken, als men u plaagde! Hoe angstig waren wij voor uwe neuzen, gevuld met zwart nieskruid, waaruit zich zoo dikwijls vele deelen losmaakten en als zwarte torretjes op onze gesmeerde - gesuikerde - kommen thee ronddreven. En des Zaterdagsavonds, als 2 maal 10 muzikanten onder de strenge, maar degelijke leiding van den kapelmeester Fischer hunne forsche en toch harmonieuze tonen deden hooren. ‘Ich habe mich ganz keput jeblasen!’ mocht de aanvoerder wel eens hardop klagen, maar muziek zat er in en kwam er uit, tot alle ruiten er van rinkinkten. Wat al opgewekte gesprekken, wat al verlangens weefden zich met die klanken saam; korporaal worden, dan sergeant en dan - officier, och hemel, ja, officier boven alles. Voorwaar, die het geworden zijn, hebben het niet gemakkelijk gehad - wat goed is en sterkt voor den veel zwaarderen strijd die later in het militaire leven moet gestreden worden. Maar komaan, daar zouden wij bijna onzen braven korporaal A. Leeuwe vergeten, reeds 22 jaar trouwe en eerlijke hulp in de cantine; braaf en ijverig beheerder der rook-, schrijf- en luxe-afdeeling, maar nog meer - paatje, trooster van bedroefde en wanhoopige zielen, raadgever en hulp voor hen die zwak zijn, zich o zoo gaarne verbeteren willen en het niet zonder hulp kunnen. O gij, die de verdere opvoeding uwer kinderen aan de zorg der hoofden van het instructie-bataljon hebt toevertrouwd, vergeet toch hem niet, als gij later dankbaar zijt voor het vele goede, daar van hen geleerd en ondervonden. De korporaal A. Leeuwe, versierd met de bronzen eeremedaille der Oranje-Nassauorde, trad in 1859 als volontair bij het instructie-bataljon in dienst, werd in 1861 wegens longtering afgekeurd, ging toen bij zijnen vader als tuinier in de leer, kwam in 1877 als plaatsvervanger bij het 3de regiment infanterie te Bergen-op-Zoom wederom in 's lands dienst, om den 7den Mei van hetzelfde jaar naar Kampen af te reizen en er den dienst als subsistent te komen waarnemen, wat hij tot op heden toe gedaan heeft. 53 jaar oud, opgewekt, tevreden en ijverig als een jongmensch! BravoGa naar voetnoot1). Boven de cantine is de 1ste en 2de compagnie gehuisvest, terwijl de zolder bewoond wordt door de afdeeling subsistenten en de daarbij behoorende onderofficieren. Twee kleine vertrekken, insgelijks op dien zolder te vinden, dienen tot bergkamers voor de twee hiervoren genoemde compagnieën. Twee nooddeuren geven gelegenheid tot spoedigen aftocht bij brandgevaar. Op alle kamers staan twee rijen ijzeren kribben, waarin stroozak, hoofdkussen en 1 tot 3 dekensGa naar voetnoot2) met 2 lakens, die ter breedte van het hoofdkussen opgevouwen worden. Men noemt dit gewoonlijk kortheidshalve ‘het wolletje’, dat na de reveille netjes moet worden opgemaakt, daar dan het ‘maffen’ gedaan is. Midden in de kamers staan eenige poetstafels, waarom banken en waaronder zandbakjes. Boven het hoofdeinde van elke krib, tegen den muur, hangt een kastje, waarin klee-Karlien.
| |
[pagina 230]
| |
ding, boeken, toiletbenoodigdheden en luxe-artikelen geborgen kunnen worden. Voorwaar eene simpele bergplaats; maar eenvoud is het kenmerk van het ware, eenvoud vormt den waren veldsoldaat, dus kan de uitrusting niet eenvoudig genoeg zijn. Wat nu met den besten wil ter wereld niet in het kastje kan geborgen worden, komt ten slotte in de kist terecht, die elk jongeling volgens de ‘inlichtingen aangaande het instructie-bataljon’ bij zijn indiensttreden kan medebrengen, mits deze niet hooger dan 30, niet breeder dan 35 en niet langer dan 70
Cantine van het Instructie-Bataljon, naar eene photographie van den heer Blad te Kampen.
cM. is. Op het kastje ligt de gepakte ransel met képi en tasschen; aan het kastje hangt het overige ledergoed, de handdoek, het waschblikje, de schoenen en de poetszak. Overigens bieden de kamers weinig bezienswaardigs aan. Hier en daar een plaat, een spiegel, een bedrukt biljet aan den wand; reclame-plaatjes als versiersel op kastdeur of pilaar; alles zindelijk, ordelijk, maar het totaal is koud en ongezellig. De onderofficierskamers zijn kleiner, prettiger en meest allen door de zorg der bewoners gezelliger gemaaktGa naar voetnoot1). Speciaal daarvoor aangewezen vrouwen - kamervrouwen genaamd - houden deze in orde met de hulp van daartoe aangewezen volontairs, terwijl de soldatenkamers door de bewoners zelf worden schoongehouden. Kribben trekken, inschuiven en richten; ‘onder het kotje uitvegen’, tafels, banken en trappen schuren, zijn de hartverheffende bezigheden voor onze jeugdige volontairs alvorens de korporaalsstrepen te hebben veroverd. Selfmade men! De 3de en 4de compagnie zijn in den anderen (linker) vleugel van de kazerne gelogeerd en gelijken, wat hun logies betreft, als twee druppels water op de 1ste en 2de. De muziek en een gedeelte volontairs der 3de en 4de compagnie huizen in het middengebouw; ten slotte vinden wij nog op de bovenste verdieping van den linkervleugel de bewaar- en poetsplaats van de niet in gebruik gegeven zijnde stellen wapens en ledergoed en een zoogenaamde bataljonsrustkamer, waar de talrijke koffers van het personeel bewaard worden. Wij dalen nu een respectabel aantal achtertrappen af; dampen stijgen tot ons op, wonderlijk geurenmengsel prikkelt ons reukorgaan, een laatste trede, eenen hoek om en wij staan in een reusachtige keuken. Een opperkok, gewezen leerling van de Haagsche kookschool en korporaal van zijn geloof, zwaait den schepter over een talrijk personeel bijkoks, over de schillevrouwen en over vijf groote Senkings-fornuizen, die steeds gevuld, geledigd, schoongemaakt, weder gevuld en van onderen flink brandende gehouden worden. De keukens zijn ferm en zindelijk ingericht. Blinkende koffiekannen staan op rij en gelid, vleeschhakmachines schitteren u met hunne scherpe, kromme messen tegen, een braadinrichting braakt tergend smakelijke geuren uit, kook- en bakvoorschriften aan den wand wijzen u op den ernst van het vak, kortom hier is aan hooge eischen op dit gebied voldaan. Kijk, boven een der fornuizen hangt het volgende leuke opschrift: Reeds menig kranig generaal,
En dapper kameraad,
Kreeg hier zijn eerste middagmaal,
Als Nederlandsch soldaat!
De onderofficierskeuken is kleiner, maar overigens op dezelfde wijze ingericht. Wij spraken zoo juist over schillevrouwen. Ziet gij dat kleine gebouwtje bij de keuken, welnu, daar huist een talrijk personeel schilledames, die van den vroegen morgen tot den laten avond aardappelschillen, schillen en nog eens schillen. Het zijn arme, oude vrouwtjes, die met een klein loon plus vrijen kost en een aandeel uit den keukenafval nog een tamelijk goed leventje hebben. Een eeuwigdurend koffiekransje, met warme stoven, gekwebbel en - een benauwde, lauwzoete lucht! (Slot volgt.) |
|