ding der moderne romantische school met een klassiek tintje op zich genomen. Naast hem steken uit Thomas Vinçotte en Lalaing, beiden in dezelfde richting. Karel Vanderstappen, die beslist tot de beste beeldhouwers van onzen tijd behoort, beschikt nevens een veelomvattende techniek over hooge en waardige idealen, waaruit zijn leerlingen - hij is directeur van de kunstacademie te Brussel - het zuiverste goud zullen vermogen te slaan. Hij behoort tot die handige kunstenaars, die dorstend naar het schoone, het overal nemen, waar zij het vinden, in ieder branche der plastiek, in iederen stijl, in ieder materiaal. Terwijl zijn werken in het algemeen den stempel van den kosmopoliet dragen, heeft hij merkwaardigerwijze als leeraar het klaarste en zuiverste begrip van de behoeften eener nationale Belgische kunst, waarvan, om iets te noemen, het gebied van het kunsthandwerk nog verre ligt. Naar het in het leven roepen van een nationale kunstnijverheid zal Vanderstappen als directeur van de belangrijkste kunstinrichting van zijn vaderland stellig streven, door die krachten, welke voor de eigenlijke kunst niet geschikt zijn, naar het kunsthandwerk te leiden. Terwijl Vanderstappen aldus de vaan van een zeer poëtische, lieflijke en krachtige en naar Vlaamsch recept, zeer schilderachtige kunst hoog houdt op een wijze, die nog veel schoons en groots van den reeds op middelbaren leeftijd zijnden man mag doen verwachten, is een andere begaafde kunstenaar, geheel in den stijl van Rubens en Jordaens, aan den arbeid, n.l. Jef Lambeaux, met wien Juliaan
kustlandschap in vlaanderen, door V. Gilsoul.
Dillens, Jules Lagae en anderen wedijveren, zonder hem echter te kunnen evenaren. Bij Lambeaux is alles groote, breede lijn, koen wagen en krachtige vorm; hij zoekt niet anders dan de natuur en kent haar slechts den prijs der schoonheid toe; hij tracht de natuur in hare teugelloosheid weer te geven en beschouwt den menschelijken vorm als een gewillige openbaring van de natuur. Zijn werk draagt het kenmerk van het grootst mogelijk individualisme naar het voorbeeld van de klassieke Vlaamsche kunst van de 17
de eeuw. Bij zijn werk stelt men bang de vraag: zullen zijn scheppingen eenzaam blijven staan of zal Lambeaux het geluk hebben zijn kunst op een jongere generatie over te enten? Voor het oogenblik is het slechts de vraag of de uit de zwaarste ontberingen en den hardsten strijd op kunst- en materieel gebied te voorschijn getreden kunstenaar zijn gloriepunt heeft bereikt, dan of hij nog de jeugdige frischheid van een Vanderstappen of zelfs van een Meunier bezit om zijn kunst nog tot groote volkomenheid te brengen. Lambeaux, jonger in jaren dan de beide genoemden, zou stellig de kracht bezitten om nog onvergankelijke werken te scheppen, wanneer hij niet door zijn eigenaardige persoonlijke omstandigheden gedwongen was commercieel en conventioneel te arbeiden.
Voor Constantin Meunier, den populairen beeldhouwer bestaat er geen maat, met welke deze waarachtige held der kunst kan gemeten worden. Hij is in den vollen zin des woords een individueele verschijning, waarop zoowel de Franschen als de Belgen beslag leggen, daar hij met zijn typische figuren tot de Walen, door zijn kleuren en lijn daarentegen tot de Vlamen gerekend moet worden. Meunier was bereids een man op leeftijd toen hij den beitel ter hand nam en desondanks vond hij nog de kracht, na een tiental jaren arbeidens om een machtig monument te scheppen, dat een roemvolle apotheose en een samenvatting is van zijn werken.
De kunst van deze drie grootmeesters der Belgische beeldhouwkunst in den tegenwoordigen tijd is het richtsnoer voor alle andere beoefenaren, die wel individueel van hen onderscheiden zijn maar desondanks, onbewust, onder hun invloed zijn geraakt.
Verscheidenen hunner zijn reeds genoemd; slechts is nog in 't bijzonder de aandacht te vestigen op Willem Charlier, omdat deze met groote zekerheid in de voetstappen van Meunier gaat, omdat hij met een verrassende eenvoud van lijn een diep gevoel verbindt. Hij is in de beeldhouwkunst een zoodanige figuur als bij de schilderkunst Alexander Struys is. En toch is deze Struys misschien de belangwekkendste realist van den tegenwoordigen tijd, waaruit te leeren is, dat slechts het karakter van den kunstenaar zijn stempel op diens arbeid drukt.
Struys is weemoedig aangelegd, voor hem heeft het leven geen zonzijde; daarom draagt hij zijn ezel en palet naar de woonsteden der armoede, om daar onaangedaan door de stiklucht der ellende de reine werkelijkheid af te malen. In dit millieu verkeert hij steeds door; twee jaar neemt hij voor een doek, maar als hij dan van de eenvoudige lieden afscheid neemt, dan heeft hij hun leven medegeleefd. De kunst van Alexander Struys is uit deze oorzaak eene verhevene, maar het is eene kunst gelijk men heden ten dage slechts zelden ziet, omdat niet één kunstenaar op de duizend den moed heeft zich in eene kleine provinciestad terug te trekken om slechts voor zijn ideaal te leven. De kleurentechniek, de teekening sluit zich bij hem vlak aan bij de modernen, bij de heerlijkste overleveringen der klassieke Nederlanders.
Struys staat buiten het millieu der Belgische schilders, van welke er slechts weinigen genreschilders zijn; de eigenlijke kracht der Belgische kunst ligt in het landschap; daarvoor levert de Brabantsche en Vlaamsche natuur ruimschoots stof, en om deze reden is zij sedert een veertigtal jaren het vertroetelde kind der Belgische kunstenaars geworden.
De belangrijkste verschijning op dit gebied is nog altijd Frans Courtens, die wel het diepst is doorgedrongen in de geheimen van het Vlaamsche landschap. Op hem volgt Victor Gilsoul, wiens kunst week en zeer aansprekend is. Evenals Courtens bezit ook Gilsoul een ongewoon meesterschap in de behandeling van de meest verschillende motieven; in den beginne ging hij evenals Alexander Struys geheel op in de matte tinten, sedert echter bedient hij zich ook van de schitterendste kleuren van zijn palet.
Baertsoen, Hijmans en vooral Isidore Verheijden, de laatste tevens een goed portretschilder, zijn knappe landschap-artisten, welke de impressionisten Wijtsman en Marcette niet geheel kunnen evenaren, hoewel ook hun talent met groote waardeering mag worden besproken. Marcette in het bijzonder weet met koen penseel de Noordzee in al haar wildheid en de groote stroomen in al hun plastische kalmte, het havenleven met zijn druk gewirwar treffend op het doek te brengen.
Een bijzondere plaats onder de Belgische landschapschilders neemt Emile Claus in; typisch is ook de kunst van Juliette Wijtsman, de echtgenoote van den schilder. Op den besten weg om den betreurden Vervée te vervangen is Geo Bernier, de dier- en soldatenschilder: hij beschikt over voldoende virtuositeit om een tweede Josef Stevens of een Stobbaert te worden. Slechts met een enkel woord kunnen wij hier de voortreffelijke kunst van een Mellery, een Smits, een Leemputte, een Leempoel, Vandenvriendt, Strookant, Bastien, Blieck, Vinjé enz. gedenken. Omdat echter in dit