De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 1
(1899)– [tijdschrift] Huisvriend, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdTernate.
| |
[pagina 148]
| |
zich liet mallen’. Abdoel Falal l'Mazoeri regeerde daar en ‘al wat eene vorstelijke gestalte en eene koninklijke deftigheid maken kan, straalde met eene groote heerlijkheid in
piek van ternate.
dezen vorst van Tidore uit,’ vertelt Valentijn ons van hem. Deze koning Hamza (zooals hij in den mond zijns volks heette) diende op zekeren dag aan koning Tolnco van Ternate een ‘koninklijken kaakslag’ toe, toen deze geen ooren leende aan zijn voorstel om ‘maar eens buiten het fort Orangie mede te gaan en den alouden strijd tusschen hen beiden te beslechten.’ Een zeldzaam doch edelmoedig voorstel voorwaar. En zeemanschap was noodig voor den heer Claaszen om te verhoeden dat zelfs nu de strijdbijl tusschen beide volkeren niet meer werd opgegraven, en de cora-cora's der beide volken zich niet in verbitterde zeeslagen met elkander zouden meten. En eindelijk brak de strijd uit en bestookten de Tidoreesche cora cora's gesteund door Engelsche schepen de Ternataansche kust, en verdedigden de Nederlanders gesteund door hun trouwe bondgenooten de Ternatanen, die ons ook in ons ongeluk trouw bleven, zich jaren lang tegen een overmachtigen vijand. Een schoon doch weinig bekend tijdstip in onze geschiedenis. Gaven de buitenbezittingen en eindelijk ook Java zich bijkans voetstoots aan de Engelschen over, niet zoo op Ternate. Tusschen 1795 en 1802 toch gingen achtereenvolgens Ceylon, Malakka, Riouw, Padang, Amboina en Banda verloren. Ternate werd verdedigd en bleef behouden door den dapperen Johan Godfried Budach en wel onder de volgende hoogst moeilijke omstandigheden, zooals Leupe ze ons beschrijft. De pretendent Sultan van Tidore, Prins Noekoe, viel onmiddelijk de Engelschen bij, en sneed met zijne cora cora's allen toevoer van Menado af. Te Ternate werd de vorst afgezet dewijl men hem van ontrouw verdacht, en tot vorst benoemd prins Saikan, getiteld ‘Padoeka sri Maha Toean Sulthan Noel Arifien Wahoea Saidoena Mohejoedien Sah Kitschil Sarkan’. Het garnizoen bestond uit 9 officieren en 323 onderofficieren en manschappen. 17 Februari 1797 verschenen de Engelschen voor het fort Oranje met 3 schepen en eischten de plaats op, voorgevende deze in bewaring te nemen tegen de Franschen. Deze eisch werd van de hand gewezen, en door geschutvuur dwong men de schepen tot wijken. Nadat eene poging tot landen bij Tellingamy werd afgewezen, werd de op de werf gelegen gouvernements-pantjalang ‘de Windhond’ buitgemaakt en zetten de Engelsche schepen koers naar Kema, waar ‘the Resistance’ zich nog meester maakte van de gouvernements pantjalang ‘de Lassum’, terwijl landingstroepen onder kapitein Pakenham zich meester maakten van Kema en Menado. De daar vertoevende resident Durr gaf de plaats bij verschijning der Engelsche vloot op eerste aanmaning over. Ternate werd, nu geheel van toevoer verstoken, geteisterd door prins Noekoe en zijne rooversprauwen; de rijst begon te ontbreken, zoodat de bezetting zich in hoofdzaak moest vergenoegen met het inheemsche voedsel, namelijk sago. 16 Maart werd ook het fortje te Batjan, dapper verdedigd door sergeant Manus Gerardus van Diest, door de Engelschen genomen. Prins Noekoe won steeds meer en meer veld, hij verdreef den koning van Tidore en maakte zich van dat eiland en ons fort daarop meester. 25 April verschenen de Engelschen weder voor Ternate, en voerden in vereeniging met de benden van Prins Noekoe eene landing uit bij Kala Mata, benoorden ons fort Kajoeh Merah. Zij verdreven de Ternataansche hulptroepen en dwongen de bezetting van het fort te wijken. Den volgenden dag werd het fort vroegtijdig weder bezet en werd eene tweede poging tot landen afgewezen. Den 29 April werd een hardnekkigen aanval op Kajoe Merah door den op twee plaatsen gelanden vijand wederom afgeslagen. Het gebrek begon te nijpen op Ternate; herhaalde aanvallen der Tidoreezen werden met groote moeite afgeslagen, daar de landingen steeds door Britsche officieren geleid werden. In October 1797 eischte de commandant van ‘the Duke of Clarence’, William Balancy Risdon, wederom Ternate op; krachtig werd ook dit verzoek van de hand gewezen. 23 November 1797 kwam eindelijk de pantjalang ‘de Aandacht’, commandant de luitenant ter zee Kloeth, na eene reis van 9 maanden van Batavia te Ternate aan. Men was hiermede echter weinig gebaat, daar de voorraad levensmiddelen aan boord bedorven waren, doch men had nu ten minste weder een vaartuig beschikbaar om zich de cora cora's van prins Noekoe, die nog steeds de kust blokkeerden, eenigermate
danseres van den sultan.
van het lijf te houden. 27 Januari 1798 eischte wederom de commodore Ballast, en iets later de kapitein Foireit de benarde veste op, doch beiden ontvingen een weigerend antwoord. 23 Maart eischte de commodore Hills voor de laatste maal Ternate op en trachtte, toen hem een weigerend antwoord gewerd, de plaats stormenderhand te nemen; ook deze aanval werd afgeslagen. 15 Juli beraamde de krachtige en stoutmoedige gouverneur een uitval. Onder den | |
[pagina 149]
| |
kapitein von Lutzow, die hem in deze benarde dagen krachtig ter zijde stond werd op Tidore geland en de forten van Noekoe stormenderhand aangevallen. Plotseling verscheen echter een Engelsch oorlogschip, zoodat de kansen ten nadeele van de kloekmoedige aanvallers keerden en de kapitein van Lutzow met een verlies van 115 koppen te Ternate terugkeerde. De pantjalangs ‘de Aandacht’ en ‘de Waker’ bleven in 's vijands handen. Eindelijk den 4 Augustus 1799 kwam ontzet; de Fransche schepen de ‘Unie en ‘La Triponne’, kapitein Le Même, kwamen op dit benarde oogenblik, met levensmiddelen beladen, der bezetting te hulp. Het gedrag van den energieken gouverneur Budach is boven allen lof verheven, en vormt een der weinige lichtpunten in den door de Nederlanders over het algemeen zoo lafhartig gevoerden strijd om den schoenen archipel. De Aziatische Raad keurde den gouverneur Budach eene buitengewone onderscheiding waardig. Budach werd benoemd tot buitengewoon Raad van Indië en men zoude hem eene gouden medaille met gouden keten op plechtige wijze omhangen. Maar helaas, de belooning kwam te laat. Op 30 Januari 1800 is ‘de Heer geëligeerd Raad extra ordinair en afgaand Gouverneur Budach zeer subiet komen te overlijden’. De gouden medaille werd nu aan de weduwe ter hand gesteld benevens een som van f 600 of de ‘valuatie van de gouden keten.’
sultans-woning.
De gouverneur Cranssen, die de zaken van Ternate overnam, was een waardig opvolger van Budach. 10 Februari 1801 verschenen 5 Engelsche schepen en een brik voor het kasteel en eischten de overgave in de volgende hooghartige bewoordingen:
‘E. Ernfesten Heer en E.E. Heeren.
De aanzienlijke zee- en landmacht waarmede wij ons zelven voor deeze plaats bevinden, beweegd en overreed ons ondergetekendens dat UEd. onmiddelijk gehoorzaamheid zult bieden aan deze onze opeisching, in de naam van onzen meester den koning van Brittannien om het eiland van Ternaten met alle dezelfs afhangkelijkheeden over te geven aan de Brittanische wapenen. Een uitstel van meer dan twee uuren raadpleging zal UEd. niet vergund worden. Wij zijn gereed om een capitulatie toe te staan dat beslooten werden kan in dit verloop van tijd en gemagtigdens van UEd. kant moeten van stonden af aan ons toegezonden worden dog indien UEd. handelt tegenstrijdig onzer verwachting en het aanbod die wij u thans doen verwerpt, zoo zullen wij onmiddelijkerwijze onze dapperste middelen werkstellig maken om de plaats door onze kracht van wapenen onder te brengen en UEd. en ieder persoon in het bijzonder, in het ongeluk ingewikkeld, moeten zich aan de genaden der overwinnaars onderwerpen. Wij hebben de Eere te zijn, enz. G. ASTLE, Commanding, his Brittanic Majesty's Ships of Ternaten, de Burr. coll. comm. the Trops to the Eastward.’
Hierop volgde het korte, waardige antwoord van Cranssen: ‘Het antwoord van den gouverneur en raad der Moluccos op uwe brief van heden, waarbij UEd. op een zeer singuliere wijze hebben opgeeischt dit gouvernement en deze plaats, is dat hetzelve niet zal worden overgegeven aan onze vijanden dan door de kracht van wapenen. Gedateerd 10 Februari’.Ga naar voetnoot1) Cranssen bereidde krachtig de verdediging voor, sloeg eene landing bij Terlucco, waar de Engelsche troepen zware verliezen leden af, en leidde de verdediging, ook na den val van Kajoeh Mera, krachtig tot de Raad van Politie met name de leden van Dockum en Rodijk zich door list en verraad van den gouverneur en de commandeerende officieren von Munck Haan en von Stubenvol meester maakten, en de plaats aan de Engelschen overleverden, op 21 Juni 1801. Omtrent het infaam gedrag van deze leden van den Raad van Politie werd te Batavia een onderzoek ingesteld, naar aanleiding waarvan eene vervolging tegen voormelde leden gelast werd. In 1810 gaf de kolonel Joh. P. von Mithmann de hem toevertrouwde plaats zonder noemenswaardige verdediging over aan de Engelschen. In 1817 namen de commissarissen voor de overname der Molukken N. Engelhard en J.A. van Middelkoop, Ternate weder over uit de handen der Engelschen, en steeds bleef sinds dien tijd de vorst van Ternate voor ons een trouwe vasal. Reeds in September 1817 gaf hij van die trouw blijken door ons met hulptroepen bij te staan bij het dempen van den ernstigen opstand op Saparoea, waar de inlanders eene expeditie onder den majoor Beetjes in een scherp gevecht hadden geslagen en bijna geheel in de pan gehakt. Van onzen kant stonden wij onzen vasal herhaaldelijk bij, waar schatplichtige volkeren tot rede moesten gebracht worden, en zoo brachten wij in 1856 de oproerige roofstaat Tomorie voor hem ten onder. Veel is veranderd sinds de tijden van Valentijn. De afstammelingen der drakeneieren leven nog, en regeeren in naam, doch de macht dier potentaten is door de macht der tijden geknakt. Het Batjansche vorstenhuis is uitgestorven, en een controleur zit op den troon dier drakenkinderen. De vorst van Tidore is sedert 1895 aan de regeering. Waardig afstammeling van koning Hamza maakt hij den indruk van een vorst. Men herkent in hem het beau sang der vorsten van Valentijn. Een kort bezoek door ons aan den toenmaligen kroonprins in zijne hoofdstad gebracht dwong een der metgezellen de verklaring af ‘wij zijn bij een prins te gast geweest.’ Wel hadden wij verbaasd gestaan, gewend aan de slordige vuilheid aan het hof te Ternate, aan de armoedige verschijningen der Ambonsche en Ceramsche radja's, bij het zien van de orde en netheid die heerschten in het paleis van den kroonprins. Wel waren wij verwonderd van af de hartelijke ontvangst aan de pier, bij het zien van de zindelijke bloeiende kampongs, bij het weelderige Europeesche maal wat ons wachtte, om het kristallen en zilveren vaatwerk, de nette vlugge bediening, alles bracht ons in extase. En wel mochten wij | |
[pagina 150]
| |
uitroepen toen wij ons op de kussens der vorstelijke gilala uitstrekten: ‘wat anders dan te Ternate.’ De oude streng geloovige Ternataansche vorst, die zich vol afschuw voor de kafirs in zijn paleis opsluit, waar hij bewaakt wordt door een militaire wacht, omringd door een hof van fanatieke hovelingen, houdt krampachtig de weinige rechten vast welke hij nog bezit, en gebruikt al de macht die hem nog rest om den vooruitgang van zijn volk te belemmeren. Gras groeit tusschen de steenen van de trappen en pilaren van het nog imposant uitziend paleis. Op de helling van den vulkaan gebouwd, is de achtergalerij gelijkvloers terwijl de voorgalerij door steenen trappen van ongeveer 30 treden van den beganen grond verwijderd is. Van uit de voorgalerij heeft men een prachtig gezicht op de baai van Dodinga; voor het paleis strekt zich verder eene groote grasvlakte uit waar het leger des sultans zich in den vooravond in militaire evolutiën oefent, terwijl de cora-cora's der vloot onder afdaken dommelen. De hofhouding van den Sultan is zeer gesloten. De zaken met de buitenwereld, ook met het Europeesch bestuur worden geregeld door den secretaris, een zeer handig Arabier. De prinsen bekleeden betrekkingen in leger en vloot; de prinsessen, die aangesproken worden met den, voor Europeesche ooren eenigszins vreemd klinkenden titulatuur ‘toean bokki’ vertoonen zich hoogst zelden in de buitenwereld. De vorst zelve verlaat zijn paleis niet anders dan om zich naar de moskee of naar de weinige officieele feesten bij den resident of den militairen bevelhebber te begeven. Steeds wordt hij daarbij vergezeld van de ‘eerewacht’ De wijze waarop Z.H. zich beweegt is hoogst origineel. Zijn rijtuig wordt nl. door menschen getrokken. De daartoe benoodigde trekkrachten worden den avond waarop ze benoodigd zijn, doodeenvoudig geprest op den passar, of op andere plaatsen waar te voorzien is dat veel volk bijeen is. Hoogst eigenaardig is op te merken den diepen invloed welken de overheersching der Portugeezen op dit volk gehad heeft. Aan het hof te Ternate worden bij feesten en plechtige gelegenheden nog enkele, klaarblijkelijk Portugeesche dansen gedanst. De jongelingen die dezen dans uitvoeren verschijnen met den sombrero en gesteven kraag, de korte broek en het uitgesneden buis. De dansmeiden gekleed met de zijden volvulva dansen nog steeds op de wijze zooals Valentijn ons die beschrijft. Bij een bezoek in het wapenmagazijn van den vorst in de Pintoe Besar ontdekte ik wapens welke een oudheidkenner in verrukking zouden brengen. Bij plechtige optochten wordt steeds de stoet geopend door twee personen, gekleed in volledige Portugeesche harnassen. Tal van lange Portugeesche degens, hellebaarden, en helmetten maken nog steeds de bewapening van de lijfwacht van den vorst uit. De kern is echter bewapend met 20 marinegeweren, stelsel Beaumont. Toen ik een dezer in handen nam merkte de mij vergezellende prins op: ‘ze waren nog niet schoongemaakt want er was pas 8 dagen geleden mede gevuurd.’ ‘De ‘Pintoe Besar’ (groote poort) sluit den weg af die van het paleis voert naar het kasteel Oranje. Zij dient tevens tot gevangenis, en bevat daartoe de noodige cellen. Een eigenaardigheid aan de straf verbonden is, dat de gevangenen niet door den vorst gevoed worden. De nabestaanden van den gevangene reiken hem door de tralies de etenswaren toe. De vorst heeft geen recht de doodstraf toe te passen op zijne onderhoorigen. Men vertelt dat hij een zeer eenvoudig middel heeft om deze bepaling te ontduiken, nl. hij verbiedt aan de familieleden van een gevangene, die naar zijn oordeel de straf des doods verdiend heeft, den delinquent voedsel te brengen, zoodat in den regel deze tegen dat het onderzoek is afgeloopen, gestorven is. Ook beweert men dat den krater van den vulkaan wel eens de executie van zulk een doodvonnis wordt opgedragen. Dit zijn dan twee vliegen in een klap, want het bijgeloof wil dat de krater van tijd tot tijd menschenoffers eischt, zoo bijv. bij het optreden van een nieuwen vorst of andere plechtige gelegenheden. Tegen inlandsch Nieuwjaar durft geen Javaan of Maleier gedurende den nacht zijne woning verlaten, want het onder hen verspreide gerucht wil dat in dien nacht de handlangers van den Sultan rondwaren om een paar menschenoogen machtig te worden, die dienen moeten om den krater weer voor een volgend jaar gunstig te stemmen. Bij de bezoeken van het Hof aan den resident wordt een eigenaardig ceremoniëel in acht genomen. De resident moet nml. den Sultan op iederen wang een zoen geven en hem daarna gearmd naar binnen geleiden. De vorst van Ternate heeft den voorrang boven dien van Tidore. Aan den voet van den kedaton ligt de kampong Makassar, waar uitsluitend Ternatanen wonen. De kampong werd vroeger bestreken door een thans verlaten fortje Terlucco, dat gebouwd is op een uitstekende rots in zee. (Slot volgt.) |
|