begaven. Philips van Boheme liep met gebogen hoofd naast zijn vriend Dom Emanuel van Portugal. Zij werden gevolgd door den Baron von Pellnitz, den heer von Wartenau en den Engelschen kapitein Knightley. Het vroege uur scheen den dollen Palatijn niet vroolijk te stemmen. Hij was doodsbleek, en zweeg. Soms scheen een benauwde zucht uit zijn borst op te stijgen.
Eindelijk sprak hij met doffe stem:
‘Ik heb een groot pleidooi ter vierschaar van mijne zinnen, Emanuel! Moet ik nu mijn bloed hasardeeren, terwijl het zoo gemakkelijk ware den eerloozen schelm door mijne lakeien te laten doodranselen?’
‘Je moet je devoir doen, Philips! Je bent met injurieën begonnen! Het is een eerlijk duel!’
De Prins van Portugal sprak op ernstigen, ontevreden toon.
‘Eerlijk of niet! - dat roert mij niet!’ - antwoordde Philips somber. - ‘Als ik geblesseerd rake, ben ik buiten staat voort te ageeren, tot ondragelijk reculement mijner affairen in Engeland!’
‘Dat alles heeft geen vijg om 't lijf! Je bent de zoon van een Koning - en moet je devoir doen als edelman. Je zoudt er niet voor terugdeinzen doodslag te perpetreeren, maar begint nu te schoorvoeten tegen een eerlijken strijd!’
Philips werd gestaag bleeker, en antwoordde:
‘Juist, omdat ik een Koningszoon ben, moest men mij niet persuadeeren tot zulk een duel! Wat beteekent die Fransche scherluin? Laat hij onder het Jan Hagel van de Nikkers loopen! Daar hoort hij thuis!’
‘De Graaf de l'Espinay heeft geene vileine comportementen op zijn kerfstok! Ik zeg nog eens, je moet je devoir doen!’
Prins Emanuel van Portugal sprak nu op hoogen, bevelenden toon, daar zijne verontwaardiging gedurig steeg.
‘Satijn, damast en fluweel maken de lieden niet vroom, als 't snoode guiten zijn!’ - antwoordde Philips zeer verstoord. - ‘De verwenschte pronker heeft zich gedrongen in de jonst en intimiteit van de Prinses Louise Hollandina! Voor zulke delicten zijn er nog galgen op het groene zoodje!’
‘Genoeg gekeven! We zijn er!’
De heeren hadden het smalle Kerkpad gevolgd, en waren gekomen aan eene open plaats, waar ruimte was voor den strijd. Men had een uitgelezen plek in het Bosch gekozen. De overlevering wilde, dat onder een drietal beuken aldaar in vroegere eeuwen de blonde Gravin Jacoba van Beieren een verfrisschenden beker placht te drinken, als zij vermoeid was van de jacht. In dit Jacoba-prieel scheen ruimte genoeg voor een duel. De afspraak was, dat tegen zes uur van dien morgen de beide partijen zich zouden meten op dezen historischen grond.
Zoodra de Prinsen Emanuel en Philips met hunne volgers ter plaatse verschenen, zagen ze op een kleinen afstand vijf Fransche edelen, die schenen te wachten. Emanuel van Portugal groette den vijand, die zonder verwijl het saluut beantwoordde. De Graaf de l'Espinay, stond naast zijne vrienden den Graaf des Loges en den Markies de Hauterive, beiden gekozen om hem in den strijd bij te staan. Als plaatsvervangers traden op de Graaf de Guiche en de Markies de la Vallière. L'Espinay, zeer eenvoudig gekleed in zwart pourpoint en hooge rijlaarzen, had den draagband van zijn degen afgeworpen en droeg het wapen in zijne linkerhand. Zijne donkere oogen blikten met groote vastheid en kalmte in het rond. Hij sprak zeer ongedwongen met des Loges en Hauterive, en scheen verheugd, dat de tegenpartij eindelijk kwam opdagen.
Prins Emanuel van Portugal trad naar den Markies de Hauterive, en begon op hoffelijke wijze zich aan te melden, ten einde de voorwaarden van het duel te regelen. In de eerste plaats werd onderzocht, of het verschil zou zijn bij te leggen. Na ruggespraak bleek het, dat Philips van Boheme zijne uitdaging zou intrekken, indien l'Espinay zich wilde verbinden vóór zonsondergang Den Haag voor goed te verlaten. Dit voorstel werd met verontwaardiging van de hand gewezen door de Fransche officieren. Hierop werd alles voor den strijd gereed gemaakt. L'Espinay wierp zijn hoed met witte pluimen ter zijde in het gras, naast de schede van zijn degen. Philips van Boheme ontdeed zich van zijn wit zijden wambuis, en vertoonde zich in zijn witte onderkleedij en zijne broek van purper fluweel, waardoor de lijkbleeke kleur van zijn gelaat en zijne wijd opengesperde zwarte oogen des te zonderlinger uitkwamen. L'Espinay glimlachte medelijdend, want hij zag, dat het angstzweet parelde op het voorhoofd van den dapperen Prins, en dat zijne hand beefde bij het opheffen van den degen.
Prins Emanuel van Portugal en de Markies de Hauterive gaven het afgesproken teeken, dat de strijd kon beginnen.
Philips scheen zich te verkloeken, en viel schijnbaar met de uiterste vermetelheid aan op zijn tegenstander. L'Espinay wachtte hem rustig af, pareerde een paar stooten, en sloeg hem met het uiterste gemak zijn degen uit de hand. Philips deinsde achteruit, maar werd door zijn Portugeeschen neef tegengehouden. L'Espinay wachtte kalm af, wat zou geschieden. Von Pellnitz had den gevallen degen gegrepen, en stelde hem zijn vriend ter hand. En wederom scheen eene plotselinge woede zich van den lafaard meester te maken. Met opgeheven wapen sprong hij vooruit...
Plotseling klinkt eene luide, bevelende stem:
‘In naam van mijne Edele Heeren van den Gerechte der stede van 's-Gravenhage....’
Een zeer deftig man van middelbare jaren, geheel in het zwart met een ouderwetschen stolpkraag, trad uit het groen te voorschijn, gevolgd door een twaalftal gewapende sergeanten, provoosten en diefleiders.
Het gevecht werd oogenblikkelijk gestaakt.
De Markies de Hauterive gaf een teeken aan l'Espinay, terwijl hij uitriep:
‘Monsieur le Bailli de la Haye!’
De heer in het zwart wendde zich tot Philips, en zei met luide stem en groote autoriteit:
‘Uwe Koninklijke Hoogheid gelieve zich te memoreeren, dat dit de eerste reis niet en is, dat ik hare doorluchtige personage kom te attrapeeren en te apprehendeeren. Ik, Meester Quirijn de Veer, Heer in Calantsooge, Baljuw en Schout der goede stede van 's-Gravenhage, gebied u deze rencontre te staken, op poene van apprehensie.... Hebben wij bij uwe voorleden dangereuse comportementen genade betoond, nu is het uit!’
De verschijning van den Baljuw-Schout en zijn gevolg bracht groote ontroering te weeg. De Fransche officieren begrepen, dat het duel door de justitie werd belet. Fluisterende bleven ze overleggen. L'Espinay had hoed en degenschede opgenomen, en liet de beslissing aan zijne getuigen. Het werd raadzaam gevonden geen verzet te plegen tegen de wettige overheid des lands.
Plotseling stoof Philips van Boheme op tegen l'Espinay en de Fransche officieren. Hij beschuldigde ze onder het uitbraken der boosaardigste scheldwoorden van lafhartigheid, omdat zij den Schout hadden ingelicht omtrent plaats en uur van het tweegevecht. L'Espinay wilde in den uitersten toorn hem te lijf gaan met vuistslagen, maar Mr. Quirijn de Veer kwam met zijn langen rotting tusschen beiden, en zei zeer nadrukkelijk:
‘Ik beveel uwe Koninklijke Hoogheid deze vileine logen te retracteeren! Ik verschijn hier op uitdrukkelijk bevel van Hare Majesteit, de Koningin van Boheme!’
En daarop herhaalde de Baljuw deze zelfde woorden in het Fransch. Er ging plotseling een licht op voor l'Espinay. Maar hij was verplicht er niemand iets van mee te deelen. De overige Fransche officieren zagen met de uiterste minachting naar Zijne Koninklijke Hoogheid. De Markies de Hauterive strekte de hand uit, en riep:
‘Voilà le vrai lâche, le vrai poltron!’