meening, dat zij haar laatste woord in deze zaak had gesproken.
Zeer verbolgen had Philips nu een bezoek gebracht aan zijn neef Dom Emanuel van Portugal. Hier kon hij vrijmoediger spreken. Dat hij naar Engeland was geweest, maar geheel incognito - dat hij met zijn broêr aan het kuipen was geweest tegen de belangen van zijn oom en zijne moeder - bleek ruimschoots. Hij moest zich nu wenden tot de Hoog Mogende Heeren - en hoopte op goeden uitslag, maar vooraf kwam hij zijn neef verzoeken hem assistentie te verleenen in zijn voor korten tijd uitgestelden oorlog tegen den Graaf de l'Espinay. Dat deze indringer op de onbeschaamdste wijze heele dagen in het atelier van zijne zuster doorbracht, dat de Koningin dit op oogluikende wijze toeliet, schreide ten hemel. Hij had besloten den ellendigen intrigant openlijk te weerstaan.
Opgewonden sprekende wandelden beiden nu in de nabijheid van het paleis.
‘Ik zal dien guil, dien bluffer, dien windbreker, dat schuimsel van alle boeven, eene les geven, die hem heugen zal!’ riep Philips. ‘Heel Den Haag lacht met ons!’
Prins Emanuel van Portugal schudde het hoofd.
‘Mijn advies zou anders luiden!’ antwoordde hij. ‘De Graaf de l'Espinay heeft machtige protectie. Dat men den heere van Brederode of den Vicomte de Machault informeere - subtiel en secretelijk - dat men zonder éclat den pronker éconduiseere - dat ware het meest profitabel!’
Maar Philips schreeuwde in zijne woede:
‘Die weersoordige, overgegeven vleeschdief behoeft niet ontzien te worden. Ik zal het hem in zijn gezicht zeggen, zonder fard, noch artificie! Met mijn rijzweep zal ik hem ranselen!’
‘Luister, Philips! Een edelman van uwe sagaciteit en sollertie moet begrijpen, dat hij zoo handelende zich belachelijk maakt, en in perikel komt, daar de Graaf de l'Espinay hem met zijn degen te lijf zal gaan - en hij zich zal moeten defendeeren! Neen, Philips, bedwing je drift. Je bent te haastig op je paardje! Je comportement moet koninklijk zijn!’
Plotseling greep Philips zijn neef bij den arm, en wees op l'Espinay, die naderde.
‘Gebruik patiëntie, Philips! Bederf je zaak niet!’
‘Ik zal zwijgen! Zeg hem uit mijn naam, dat ik hem verbied de Koningin te bezoeken!’
De Graaf de l'Espinay trad onverschrokken voorwaarts, en groette beide Prinsen. Op dit oogenblik richtte Emanuel van Portugal zich met beleefde woorden tot hem, en berichtte hem, hoe de Prins Philips niet kon toelaten, dat hij in het paleis der Koningin verscheen. Prins Philips verbood hem den toegang tot het paleis. L'Espinay boog zeer beleefd, en antwoordde kalm, dat de Prins het recht niet had hem te verbieden of te bevelen.
Terstond stoof Philips op in volle woede schreeuwend:
‘Tonnerre de Dieu! Vilain maroufle! Nous allons voir!’
L'Espinay bleef bedaard. Hij boog nogmaals, en antwoordde:
‘Sa Majesté m'ordonne de venir! J'obéirai et je vous retrouverai!’
Zonder verwijl richtte hij zich naar den hoofdingang van het paleis, en verdween in de vestibule.
Prins Emanuel van Portugal had Philips belet op den Graaf los te rennen, maar kon niet verhinderen, dat zijn neef eene reeks gemeene scheldwoorden uitbraakte, die over den geheelen Kneuterdijk werden gehoord.
L'Espinay moest aan zich zelf bekennen, dat hij alleronaangenaamst getroffen was. Enkele dagen van vrede en hemelsch geluk hadden hem schier zorgeloos gemaakt. Maar nu stormden zorgen en moeilijkheden in menigte op hem los. Het zou onmogelijk zijn de aanvallen van Prins Philips onbeantwoord te laten. En hieruit zouden nieuwe onheilen volgen voor de rampzalige Koningin van Boheme, misschien ook voor zijne gadeloos geliefde Louise. Het was een zeer moeilijk geval. Hij besloot vooreerst te zwijgen, en Harer Majesteit niets te laten merken. Na de audiëntie bezocht te hebben, zou hij naar den Vicomte de Machault gaan en advies vragen.
In de receptiezaal met de groote historische portretten vond hij ditmaal alleen het gewone hofpersoneel. De Koningin was aanwezig. Zij droeg een statig kleed van zwart fluweel, kraag en manchetten van kostbare kant, en parelsnoeren om den hals en de polsen. Louise Hollandina zag er bekoorlijker uit dan ooit te voren - hare oogen fonkelden van een ongemeenen gloed. Schoon de zes vensters op den Kneuterdijk uitzagen, hadden de aanwezigen weinig van de ontmoeting der beide Prinsen met l'Espinay gemerkt, omdat de beschildering der ruiten het vrije uitzicht belemmerde, omdat de Koningin juist verschenen was, en hare plaats op den troonzetel had ingenomen. De Opperstalmeester bracht terstond zijne eerbiedigste groeten aan Hare Majesteit en Hare Koninklijke Hoogheid, op meesterlijke wijze zijne trekken en blikken beheerschende, opdat niemand het minst mocht vermoeden van zijn groot geheim.
De Koningin toonde zich opgeruimd en ondervroeg l'Espinay over hare honden, op wier bezit ze grooten prijs stelde. Hare minzaamheid verhoogd door vorstelijke waardigheid kwam bij een eenvoudig gesprek als dit op het schitterendst uit. De Opperstalmeester hield zich zeer goed, en antwoordde ongedwongen, schoon het hem bang te moede was. Hij sprak opzettelijk zeer kort met zijne Louise, omdat het veinzen van deftige hoffelijkheid hem al te zwaar viel. Daarna vroeg hij Lord William Craven een oogenblik gehoor. Hij troonde hem mee naar een hoek der zaal, en deelde hem het onaangename nieuws mee. De Prins Philips zocht in het openbaar twist met hem, daar hij, nauwelijks terug van zijne geheimzinnige reis, hem reeds had aangevallen. Het ging niet aan den Prins opzettelijk te ontwijken. Zijn eer als edelman verbood dit ten stelligste. Met het diepste leedwezen erkende hij, dat een duel met Prins Philips groote reden tot droefheid voor de Koningin zou kunnen worden - hoe het ook afliep. Hij hoopte op de eene of andere machtige tusschenkomst, niet voor zich zelven, maar in het belang der Koningin.
Lord Craven hoorde dit alles, zeer getroffen, aan. Eene vrouw als Elisabeth Stuart, eene Koningin, door hare bewonderaars in Engeland ‘the Queen of Hearts’ geprezen, werd opnieuw bedreigd door allerlei leed. Craven zag niet veel heil in tusschenkomst van wien ook. De Prins Philips bleef altijd door zijne ondoordachte dwaasheden een gevaar voor de koninklijke familie. Hij kreunde zich in het geheel niet aan zijne moeder. Hij vertrok uit Den Haag, zonder haar een woord van afscheid toe te spreken, hij kwam terug, en liet zich niet in den familiekring zien. Hij zelf zou nu der Koningin meer dan ooit ter zijde staan, en haar voorbereiden op het denkbeeld, dat een duel van den Prins met den Opperstalmeester misschien het eenige middel zou zijn om aan de gespannen verhouding voor goed een eind te maken.
L'Espinay bedankte Lord Craven voor zijne sympathie en zijne hulp. Daarop nam hij afscheid van de Koningin en de Prinses, en spoedde zich door het Voorhout naar de woning van den Vicomte de Machault. Het was omstreeks half twaalf, den tijd, wanneer de Opperhofmeester van Zijne Hoogheid terugkwam uit het Binnenhof. L'Espinay vernam, dat de Vicomte nog niet terug was gekomen, maar vond het goed hem te wachten in het spreekkamertje. Hij zette zich neer bij het smalle kruisraam met kleine donkerblauwe en gele ruitjes, en dacht er aan, hoe hij in Augustus van het vorige jaar bij zijne komst in Den Haag terzelfder plaatse had vertoefd, en wat er sedert al was geschied. Weldra verscheen de Vicomte, zich verontschuldigende, dat hij zoo laat kwam, maar hij had lang met Hare Hoogheid Amalia van Solms moeten spreken - ‘Son Altesse le Prince étant fort indisposé.’ Tot veler spijt liet de gezondheidstoestand van Frederik Hendrik destijds dikwijls te wenschen over.