De Huisvriend. Nieuwe serie. Jaargang 1
(1899)– [tijdschrift] Huisvriend, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 78]
| |
Toen en nu.
| |
[pagina 79]
| |
afkomstig uit de fabriek van goudlederen behangsels, destijds te 's Gravenhage gevestigd, en bekend als het ‘Gouden Leerhuys’ in 't Westeinde, aldaar. Toen ter tijd vermaard, ‘daar de beste goude leeren van het heele lant gemaect werden’. De voorgevel, breed vijf ramen, werd, evenals het avantcorps, met zijn dorische pilasters en lijstwerken, geheel van zandsteen opgetrokken, en bekroond met het thans nog aanwezige wapen der stad, welk wapen ook in de rijk gestukadoorde vestibule is aangebracht. De zich nog in het gebouw bevindende sierlijke pleisterplafonds, de elegante eiken trap, de goed gebeeldhouwde schoorsteenen, en enkele dessus-de-porte, wijzen onmiskenbaar aan, uit welk een ruime beurs alles werd behandeld. Een inventaris van 1752 geeft eene meer gedetailleerde beschrijving van enkele der kunstzaken. De westvoorkamer was behangen met rood gedrukte trijp; het tapijt van de oost voorkamer stelde voor de Vendange, en dat van de middelkamer de geboorte van Bacchus. Er waren bovendien zes logeerkamers in het gebouw, en een biljartkamer; het biljart schijnt na 1783 opgeruimd te zijn. De ‘services’ bevonden zich in het onderhuis. De stalling, zuidwaarts in den tuin, was verhuurd aan een huurkoetsier. Toen het gebouw in 1795 opgehouden had aan zijne oorspronkelijke bestemming te voldoen, behield de stad Rotterdam niettemin nog den kastelein, hoewel het zilver reeds in Augustus grootendeels werd verkocht. Het bracht op 1593 gulden en 6 stuivers. In Maart 1796 werd door die van Rotterdam aan hun Fabriek- en Rekenmeesters opgedragen te onderzoeken, wat met hun pand in Den Haag, en ook met de stadsjachten, waarmede de gedeputeerden vice-versa werden gebracht, zou behooren te worden gedaan, ‘tot vermijding van onkosten en ter betrachting van spaarzaamheid’. Dientengevolge werd op 29 April besloten, het huis, met den tuin, voor een jaar in huur te geven tegen f1000 aan den burger Herman Forster c.s. Na aldus gedurende twee jaren door dien Burger gebruikt te zijn, werd het gebouw aan het Uitvoerend bewind der Bataafsche Republiek voor f3000 in het jaar verhuurd, ten behoeve van den Agent van Oorlog, die van Mei 1798 tot Mei 1802 aldaar zijne bureaux gevestigd hield. Deze werden na gemeld tijdstip verplaatst naar het gewezen Logement van Amsterdam, thans het RijksarchiefGa naar voetnoot1), dat door den Raad van Oorlog daarvoor gehuurd was. De bibliotheek en de archiefstukken, alsmede de aanwezige boeken, charters en kaarten, waren in 1798 reeds naar Rotterdam overgebracht, en voorloopig in het ‘Bataafsch genootschap’, over de Beurs, geborgen. In Augustus 1806 werd het Logement, - toen al lang niet meer Logement, - met de daarbij beboerende gebouwen en erven, verkocht voor f 65.000 aan het Departementaal Bestuur van Holland, om te dienen tot het houden van de vergaderingen van het Wetgevend Lichaam. Het huis ten westen van het voormalig Logement was mede in dien koop begrepen; in 1819 werd dit huis weder verkocht voor f 7950. Behalve voor de vergaderingen van het Wetgevend Lichaam, dat voor dien tijd op het Binnenhof zetelde, werden er in gevestigd het bureau van den archivaris van het Koningrijk Holland, met een gedeelte der door hem geordende oude archiefstukken. Het Agentschap van Oorlog, met zijn dienstpersoneel, dat er reeds van 1798-1802 gevestigd was geweest, had blijkbaar de latere bestemming bepaald, want in de jaren 1818 en 1819 werd door den heer Ziesenis, architect der Koninklijke Paleizen en Publieke gebouwen, eene verbouwing (van binnen) tot stand gebracht, ten dienste der bureaux van den Adjudant-Generaal, den Kwartiermeester-Generaal en het Topographisch beheer. Sedert diende het tot Departement van Oorlog. In Juli 1857 werd voor de som van f31.500 het ten oosten aangrenzende huis aangekocht, waarin toen het Logement Stanislas was gevestigd, zoodat het geheele oppervlak dier gebouwen thans bestaat uit 4400 vierkante meter. Later, in 1861 en 1862, werd door den landsbouwmeester Rose, roemruchtiger gedachtenisse, schepper van het gebouw van den Hoogen Raad, alias ‘hondehok’, en verminker van de Ridderzaal op het Binnenhof, in den tuin een gebouw van de Topographische Inrichting, en voor den Geneeskundigen Dienst, met een magazijn voor geneesmiddelenGa naar voetnoot1) gebouwd, sedert alweêr verhuisd; een en ander kostte f 147.576.37. In 1879 werd daaraan eene bergplaats voor lithographische steenen toegevoegd, en in 1866 het photographisch atelier van het Topographisch bureau vergroot. Deze belangrijke inrichting telde in 1891 een 12tal handpersen, en twee machinale persen welke door een gasmotor van 2 paardekrachten gedreven werden. In brandvrije kluizen wordt hier de groote stafkaart van Nederland bewaard. Een vernieuwde inrichting in 1890 kostte nog f 40.452.825. En nu schrijven we October 1898. Blijkens de begrooting voor 1899 is er thans een kolossale uitbreiding en aanbouw, gepaard met allerlei wijzigingen en verbouwingen, noodig. Men wil terreinen aankoopen, zoo tot het verkrijgen van meerdere lokalen, als tot het open doen leggen der gebouwen, met het oog op brandblussching, enz. Duizenden zullen daarmede gemoeid zijn; maar waar millioenen uitgegeven werden en worden voor defensie en verweermiddelen, zijn die enkele duizenden niet te wraken, vooral wanneer men weet, dat ook de schat van paperassen, welke onze krijgsgeschiedenis bevat, niet alleen een meer doelmatige berging zal verkrijgen, maar gevrijwaard zal zijn voor brandgevaar. Mogen onze kamerleden dit wel in overweging nemen!Ga naar voetnoot2) Den Haag. A.J.S.v.R. |
|