zag, dat de drie jonge mannen, vooral Philips, als verpletterd, de oogen niet durfden opslaan.
De Koningin rees hevig vertoornd uit haar zetel. Zij strekte de hand met een gebiedend gebaar uit:
‘Philips! Je comportementen en die van je vrienden zijn infaam, ignobel, een edelman onwaardig, schandelijk voor den zoon van een Koning! Bij al de onlijdelijke pressuren van mijne groote adversiteit, bij alle hostiliteit, tegen mijn Koninklijken broeder in Engeland, wordt door mijn eigen zoon nu de maat volgemeten! Ik verbied je ooit een oneffen woord te spreken over den Graaf de l'Espinay, dien ik heden zal etablisseeren als chef van mijn staldepartement! En u rade ik Den Hage nu eenigen tijd te quiteeren, en mij inlang niet meer onder de oogen te komen.’
De stem van Elisabeth Stuart klonk luide door de receptiezaal, zoodat er echo's schenen te ontwaken onder de hooge gebeeldhouwde eikenhouten balken van de zoldering.
Philips van Boheme sloeg de zwarte oogen driest op, en woelde met zijn rechterduim en wijsvinger in den dunnen, hoog opgestreken knevel. Toen antwoordde hij met luidklinkende stem:
‘Ik ga naar Londen, om mijn oudsten broeder te communiceeren wat hier voorvalt! Uwe Majesteit gelieve haren edelen stalmeester te informeeren, dat Prins Philips van Boheme eerlang voor hem de rekening zal opmaken. Onze querelle is te hoog gestegen, om ooit bijgelegd te kunnen worden. Daarvoor is nu de scheur te diep in het laken gekomen. Dat is certein!’
Met een korten, trotschen groet zich omwendende, liep hij met luid dreunende schreden, gevolgd door zijne acolieten, uit de receptiezaal.
De Koningin was doodsbleek van verontwaardiging en drift. Ze sloeg de handen ineen, en viel op haar zetel terug. Mevrouw Van der Mijle zonk aan hare knieën, en roerde eerbiedig hare vast aaneengestrengelde vingeren aan. Toen sprak ze met tranen in de groote smeekende oogen:
‘Uwe Majesteit worde niet ontroerd door de booze propoosten van den Prins! Zijne vermetelheid zal de gerechte straf niet ontkomen. Ons aller affectie zal u schragen!’
De Koningin reikte Mevrouw Van der Mijle de hand, en zuchtte. De deur der receptiezaal werd geopend, en de stem van den lakei kondigde aan:
‘Ces dames et ces messieurs de la Cour!’
De Prinses Elisabeth boog zich over hare moeder en fluisterde:
‘Que Votre Majesté prenne une prompte et bonne résolution! Personne ne doit savoir....’
Maar de Koningin had zich opgericht. Ze rees van haar stoel, en nam den arm van Mevrouw Van der Mijle. Van jongs af had ze geleerd hare aandoeningen te verbergen. Er vertoonde zich geen zweem van ontroering meer op haar bleek gelaat. Eene ongewone tinteling in hare donkerbruine oogen verried alleen, dat de storm nog niet had uitgewoed. Intusschen waren eenige dames, eenige jonkvrouwen, een paar edelen en eenige pages binnengetreden. De Koningin had zich in den vergulden zetel op de estrade neergezet. De Prinsesssen Elisabeth en Louise namen plaats naast de verhooging. De leden der hofhouning kwamen buigend de Vorstin begroeten. De grootmeesteres Mevrouw de Merode van Wassenaar vroeg eerbiedig naar Harer Majesteit's welstand, en wisselde eenige zeer beleefde woorden over het bal van den vorigen avond. Lady Carey volgde met eenige jongere Hollandsche freules. De opperhofmeester Sir Henry Vane en de Graaf Von Isemburg verhaalden eenige kleine voorvallen onder de leden van het hofgezin, en vroegen bevelen en aanwijzingen voor hun gewonen dienst.
Mevrouw Van der Mijle had de Koningin naar hare plaats gebracht, en keerde toen naar het venster terug, waar ze naast Hare Majesteit gezeten had. De ruwheid en onbeschaamdheid van den Prins Philips deden haar inwendig toornen. Haar eigen leed woog niet zoo zwaar op hare schouders, dat ze de rampen van hare Koninklijke vriendin ooit licht kon achten. Ze wilde gaarne met haar dragen al de ellende, die nog komen kon. Door geduldig te lijden onder de slagen van een wreed lot, had haar gevoel van mededoogen zich in den edelsten zin ontwikkeld. Mededoogen voor anderen, scheen haar de beste loutering van eigen smart. De Koningin van Boheme vergold het haar door onbeperkt vertrouwen en beproefde vriendschap. Gedurende vele uren van den dag bleven ze te zaam, vooral in de laatste drie jaren na den dood van den Ridder Van der Mijle.
Intusschen verschenen ter audiëntie verschillende leden der hofhouding, en eenige Fransche adellijke officieren, die beleidvol een woord trachtten te wisselen met de beide Prinsessen, vooral met de door allen bewonderde Louise Hollandina. Hoewel deze drie-en-twintig jaren telde, zou men haar voor een heel jong meisje van zeventien of achttien jaar hebben gehouden. De blankheid van haar jong gezichtje kwam schitterend uit tusschen de lichte, bruinblonde krullen, die in grooten rijkdom haar hoofd omgolfden. Het eenige, wat soms in het oog viel, was zekere zorgeloosheid in het ordenen van dien blonden hairschat, eene eigenaardigheid, die er echter toe bijdroeg de uitdrukking van naïve blijmoedigheid, over hare trekken zwevende, aanmerkelijk te verhoogen. De opslag van hare groote helderblauwe oogen, de innemende lach van haar mooien mond, de muzikale klank van hare stem, wonnen terstond ieders hart en bewondering. Hare zuster Elisabeth overtrof haar verre in deftigheid en Koninklijke waardigheid, maar de hovelingen, vooral de jonge edelen en officieren, werden daardoor niet tot haar aangetrokken. Men wist, dat deze jonge Prinses van Boheme, de geleerdste mannen in vernuft en smaak naar de kroon stak; dat hare geestkracht, de liefde voor hare Protestantsche overtuiging, zoo groot waren, dat ze geweigerd had den Poolschen Koning, Wladislaw IV, te huwen, wijl ze dan tot de Katholieke kerk had moeten overgaan. De beroemde Barlaeus had haar lof gesproken in Latijnsche verzen, en de niet minder beroemde Cartesius had getuigd, dat niemand zijne wijsgeerige schriften beter doorgrondde, dan zij. De autoriteit van Prinses Elisabeth was in het paleis aan den Kneuterdijk zoo groot, dat niemand het waagde hare uitspraken af te keuren, zelfs niet hare moeder.
Gedurende de gewone morgen-audiëntiën bleef de Koningin niet altijd in haar gulden zetel. Ze liep dikwijls door de zaal, om den een of ander harer bezoekers een afzonderlijk onderhoud te verschaffen. De Prinsessen volgden dan dit voorbeeld, en vonden zich weldra omringd van een stoet buigende, jonge edelen, die wanhopige pogingen in het werk stelden, om iets geestigs tot Elisabeth, of iets vleiends tot Louise Hollandina te zeggen. Ook nu waren de hovelingen in groepen verspreid, en nam langzamerhand het gerucht der stemmen in de audiëntiezaal toe. Toch werd dit gerucht overschreeuwd door de stem van den lakei, die aandiende:
‘Lord William Craven! Le Comte de l'Espinay!’
De Koningin bleef staan aan de zijde van mevrouw de Merode van Wassenaar, en toonde door minzaam te glimlachen, dat de nieuwe bezoekers haar zeer welkom waren. Lord William Craven vertoonde zich altijd in deftig zwart, laken of satijn. Na den dood van Koning James I en van den Winterkoning scheen hij hierdoor zijn voortdurenden rouw te willen uitspreken. De Graaf de l'Espinay legde zich in dien tijd, toen het ‘costelick mal’ zoo onontbeerlijk scheen in Den Haag, toe op uiterst smaakvolle kostumen. Zijn pourpoint en trousse waren van azuurblauw fluweel, zijn korte schoudermantel evenzoo, zijn baudrier was van azuurblauw satijn met parelen, en diende tot steun voor een galadagen. Hooge laarzen van lichtgeel, lenig marokijnleer stegen tot boven zijne knieën. Zijn hoed met witte veeren droeg hij onder den rechterarm, terwijl de linkerhand op het gevest van zijn degen rustte.