glazen, en een vijftal lakeien bereid allerlei soorten van de beste en krachtigste wijnen te schenken. De jonge edellieden lieten zich niet lang uitnoodigen, en vormden weldra eene groep van vroolijke drinkers en sprekers. Ze hadden lang gezwegen en geluisterd, ze stelden zich nu schadeloos, vooral, omdat er geene vorstelijke personen aanwezig schenen.
Het waren meest Fransche officieren, de Graaf de Guiche, de Markies de la Vallière, de Prins Emanuel van Portugal, die nu onbeschroomd hunne meening uitspraken, en zelfs vrij luide begonnen te juichen, toen Buat, die zich gehaast had zijn herderskostuum af te leggen, in hun midden verscheen. Ieder had het druk over Mademoiselle de Nivenne, terwijl daarbij dingen gezegd werden, die een trosboef zouden hebben doen blozen. Plotseling zwegen allen. De Koningin van Boheme kwam met haar gevolg door de wijnkamer, en beantwoordde de buigingen der jongelieden. Toen ze haar neef, den jongen Prins Emanuel van Portugal - zijne moeder was eene dochter van den Zwijger - zag, sprak ze hem met eenige vriendelijke woorden aan, en vroeg hem naar zijne compagnie en zijne bevordering.
Philips van Boheme maakte van deze gelegenheid gebruik, om zich een buitengemeen groeten beker met Rhijnschen wijn te doen vullen, en het vocht snel in te zwelgen. Daarna wenkte hij zijne zuster Elisabeth, en begaf zich met haar op een afstand van de groep, die Prins Emanuel omringde. Toen begon hij met haar in het Hollandsch te fluisteren, welke taal zuster en broeder uitmuntend geleerd hadden, toen zij te Leiden op het Rapenburg in het Prinsenhuis werden opgevoed door Hermannus Altingius, professor te Heidelberg.
‘Hoor eens, Elisabeth, die snoeshaan in het wit gehabitueerd is de vileinste rabaud, die ooit onder de azuren calot van den hemel heeft rondgeloopen. Voor eene maand of drie heeft hij mij met den degen geagresseerd op den Kneuterdijk, heeft hij Von Pellnitz in den rechterarm en Von Wartenau in de linkerborst geblesseerd.’
Elisabeth zag hem met hare donkere, doordringende oogen ernstig aan, en antwoordde:
‘En dit werd gecauseerd door Prins Philips, omdat hij mooi Anneke, de dochter van den waard uit het Gouden Hoofd, op den Kneuterdijk molesteerde.... ik weet alles! Neen, in deze affaire heeft de Graaf de l'Espinay zich als een kloek chevalier gedragen!’
‘Maar je begrijpt toch, dat ik wraak zal nemen. De differentie tusschen ons kan niet anderszins gemodereerd worden!’
‘Dit zou zeer tot je disavantage dienen, Philips! Je moogt zoo hoog niet spreken!’
De jonge vorst zag zijne zuster met booze blikken aan.
Hare volkomen oprechtheid, hare liefde voor recht en eerlijkheid, waren hem te machtig. Hij vreesde haar, en daarom trachtte hij haar voor zijne belangen te winnen. Zacht fluisterend ging hij voort:
‘Hare Majesteit heeft zeer voorkomend met den Franschen schalk gesproken. Er schijnt geconspireerd met Craven, eene zaak, die mij dunkt beneden de vorstelijke digniteit?’
‘Ik heb geene speculatie in deze materie. 't Best is af te wachten wat Hare Majesteit zal behagen!’
Hier moesten ze hun gesprek staken. De Koningin zette met haar gevolg hare wandeling door de zalen voort.
In de groote balzaal was intusschen verandering gekomen, Een groot aantal lakeien had in zeer korten tijd het tooneel afgebroken en opgeruimd. De oranjeboomen waren op eene rij aan den wand tegenover de schouw geplaatst. Er was eene kleine ruimte gespaard tusschen den wand en de boomen, en daar zaten nu de musicijns op hunne vouwstoeltjes, onzichtbaar voor de hooge gasten, maar niet onhoorbaar, dat zij juist aanvingen de opwekkende melodie van een Engelschen klokkendans te spelen. Er zou nu een bal volgen. De Koningin van Boheme danste na den dood van Frederik V niet meer - maar daarenboven zou ze zich nu niet lang ophouden in het hof van Brederode, omdat de loop der zaken in Engeland haar grievend teleurstelde. Ze vertoonde zich alleen, om iedereen te bewijzen, dat ze met vertrouwen de toekomst tegemoet ging. En dus bleef ze maar korten tijd na de vertooning der pastorale. In de balzaal werd van haar vertrek weinig gemerkt, daar zij met haar gevolg in de bijzondere vertrekken der Gravin van Brederode werd ontvangen, om afscheid te nemen van gastheer en gastvrouw.
Lord William Craven had l'Espinay naar een hoek der Jordaenszaal meegetroond, om hem bekend te maken met de plannen der Koningin. Craven sprak het Fransch met een sterk Engelsch accent, maar wist alles, wat hij had meê te deelen, zeer duidelijk te maken. L'Espinay werd met blijde ontroering gewaar, dat hij in dienst der Koningin van Boheme zou treden. De door het lot herhaaldelijk zwaar getroffen vorstin te dienen, scheen hem eene verheven roeping. Maar Lord William Craven vatte de zaak veel ernstiger op. Hij deed zijn best l'Espinay te doordringen van het uiterst moeilijke, van het zeer gevaarlijke, zijner aanstaande bediening. In de eerste plaats kwam in aanmerking de persoon Harer Majesteit. Craven herinnerde hem, dat zij nu bijna eene kwart eeuw door de bescherming en edelmoedigheid harer bloedverwanten, de zonen van den grooten Zwijger, in Den Haag een toevluchtsoord had gevonden; dat alle hoop scheen vervlogen op eene herstelling in haar vroegeren rang, niet als Koningin van Boheme, dat een hersenschim was, maar als Keurvorstin van de Paltz. Daarenboven haar koninklijke broeder in Engeland, Charles I, had door zijn stout optreden tegen zijn eigen Parlement, had door het wagen van den burgeroorlog, en door zijne nederlagen, de liefde van het Engelsche volk verbeurd. De tijd was niet ver meer verwijderd, waarin de door allen verlaten Koningin van Boheme als eene bedelares zou achterblijven in de haar door de Hoog Mogende Heeren aangewezen woning. Craven vermaande hem wel te bedenken, dat geen eer of voordeel te behalen viel, dat van hem enkel toewijding en ridderlijke trouw werd gevorderd.
Er scheen evenwel in deze duistere toekomst een schitterende lichtstraal. Het kleine, glorierijke Gemeenebest der Geuniëerde Gewesten werd alom in Europa geëerbiedigd, deed zijne vlag wapperen in de beide hemispheren, in Oost en West. Craven wees den Graaf de l'Espinay op het bonte gezelschap, dat hen omringde. Fransche, Duitsche, Boheemsche, Engelsche edellieden dienden in de regimenten, die onder opperbevel van Frederik Hendrik Brabant, Limburg en Vlaanderen - althans eene strook van het noordelijk deel - met het grondgebied der Republiek hadden helpen vereenigen. Craven wees tevens op de geduchte zeemacht der Republiek, die den oceaan had schoongeveegd, de rijk bevrachte vloten der Spanjaarden had veroverd of vernield, de Hollandsche koopvaardijschepen had beschermd, waar ze zich bevonden, en onmetelijke rijkdommen had doen vloeien in de handen der ondernemende Hollandsche kooplieden. Zoolang deze jonge, krachtige Republiek onder de leiding der schitterende vorsten uit het huis van Oranje-Nassau, zich zou ontwikkelen in geestkracht en eendracht, zou er hoop blijven op herstelling der erfgenamen van Frederik V in hun wettig gebied te Heidelberg. Het lot der Koningin van Boheme lag niet in handen van den tegenwoordigen Engelschen Koning, noch in die der uitheemsche Vorsten of Prelaten - hare toekomst was ten nauwste verbonden met die der triomfeerende Republiek.
De Graaf de l'Espinay had de zeer ernstige woorden van Lord William Craven met geduldige beleefdheid aangehoord. Hij erkende de juistheid zijner inzichten, en waardeerde de groote aanhankelijkheid van dezen Engelschen edelman aan de zuster van zijn Koning. Hij verklaarde zich bereid Elisabeth Stuart te dienen, hare belangen als de zijne te beschouwen, en dit geheel belangeloos te doen met het oog op de eer, hem beschoren in zijne nieuwe bediening aan het