het prachtige slot, de Johannesburg, van waar men neerziet op den vriendelijk glinsterenden, met schepen overdekten stroom en verder naar de wazige hoogten van het Odenwald en de boschrijke bergruggen van den Spessart, waarvan de met wijnstokken begroeide uitloopers tot aan de stad reiken.
Daar Aschaffenburg eeuwenlang ondergeschikt was aan het Mainzer aartsbisdom - overal ziet men nog het karakteristieke Mainzer stadswapen - kon de stad terugzien opeen schitterend en belangrijk verleden, waarop weinig steden van dezelfde grootte zich mochten beroemen.
De Heilige Bonifacius moet reeds als aartsbisschop van Mainz in Aschaffenburg een kerk ter eere van den H. Martinus hebben gewijd. De stad draagt zijn beeld op haar zegels.
En als men de kronieken en oorkonden der stad doorloopt, welke schitterende namen vindt men dan niet vastgeknoopt aan de veelbewogen geschiedenis der stad. Niet het minst waren het de Mainzer geestelijke vorsten, die aan de schoone stad hun genade en voorrechten bewezen.
Zoo werd Aschaffenburg steeds een belangrijke plaats, en in het jaar 1441 mocht het zelfs een Duitschen Rijksdag binnen zijn muren herbergen. Onder de vele hooggeleerde heeren, die naast de bisschoppen en kerkvorsten op den Rijksdag verschenen, zag men ook den lateren Paus Pius II, Aeneus Sylvius Piccolomini, aan wiens diplomatie het voornamelijk is toe te schrijven, dat keizer Frederik III het zoogenaamde Aschaffenburger concordaat bevestigde.
Maar ook sombere uren en zware dagen bleven der vriendelijke Mainstad niet bespaard.
De stormachtige golven van den Schmalkaldischen oorlog sloegen vernielend over haar heen. In 1547 werd de stad door de soldaten en den Graaf van Oldenburg geplunderd. Bovendien moest zij 40000 gulden brandschatting betalen. In den 30jarigen oorlog, die zoo onbeschrijfelijk veel ellende over Duitschland bracht, zag de zwaarbeproefde stad Tilly en zijn scharen, die voor de Zweden terugweken, en den 25 November 1631 kwam Gustaaf Adolf in de stad. Later in Mei 1632 herbergde zij nogmaals den Zweedschen koning.
Daarna was zij afwisselend de buit van Franschen, Spanjaarden, Beieren en Oostenrijkers, en ten slotte het slachtoffer van Turenne's roofscharen.
Ook koning George II van Engeland zette in 1743 zijn voet in de stad. Toen was de Oostenrijksche Successie-oorlog ontbrand en bij Dettingen niet ver van Aschaffenburg kwam het tusschen de legers van koning George en van het Fransche leger, dat keizer Karel VII zou ondersteunen, den 27 Juni 1743 tot een slag.
Van de oorlogen onder de Fransche Republiek en Napoleon kreeg Aschaffenburg ook het noodige te zien. Vóór zijn muren streed in 1796 het leger van Jordan met de troepen van aartshertog Karel.
Reeds vroeger was Mainz door de Franschen genomen. Het geheele keurvorstelijke hof was naar Aschaffenburg overgebracht, dat toen de hoogste trap van aanzien bereikte.
Nadat eindelijk de ster van den grooten Corsikaan voorgoed was ondergegaan en Aschaffenburg in het erfelijke bezit van Beieren was gekomen, begon voor de stad een nieuw tijdperk van ontwikkeling en vooral aan koning Lodewijk had zij veel te danken. Nog eenmaal in 1866 was zij het offer van den oorlog toen de aftrekkende troepen der Oostenrijkers met de Pruisen in haar straten slaags raakten.
Vier jaren later herbergde Aschaffenburg Fransche krijgsgevangenen, en van toen af weken de schaduwen van den oorlog van haar tinnen.
Groote weldoeners van Aschaffenburg waren de keurvorsten Frederik Karl von Erthal en diens opvolger Karl von Dalberg. Beide namen staan diep in de harten der Aschaffenburgers gegrift.
Karl von Dalberg was de vriend van Herder en Wieland, Goethe en Schiller, en deze allen hebben binnen de gastvrije muren der stad vertoefd.
Vooral Schiller heeft zich in de harten der Aschaffenburgers een eereplaats verzekerd, want hem dankt de overigens zeer interessante en goedgevulde slotbibliotheek haar kostbaarste kleinood, het handschrift van ‘Wilhelm Tell.’
Nog belangwekkender dan de oorlogsherinneringen uit Aschaffenburgs historie is haar artistiek verleden, waarvan zoovele kunstschatten en kleinoodiën getuigenis afleggen, en menigeen, die Aschaffenburg voorbijstoomt, weet niet hoeveel groots en schoons haar muren bevatten.
Immers bezit Aschaffenburg in haar slot een schilderijengalerij als weinige provinciesteden van dien omvang.
Alle groote Duitsche kunstenaars zijn er vertegenwoordigd, Holbein, Durer, Cranach, en vóór allen meester Grünwald, van wien alleen elf stukken de oude Duitsche kamer van de Johannesburcht versieren.
Maar ook andere groote meesters vindt men daar, zelfs een Rembrandt, verder Ruysdaal, Teniers, Breughel, Angelika Kaufmann, en voortreffelijke kopieën naar schilderijen van Guido Reni en Correggio.
Het koninklijke slot zelfs, de Johannesburg genaamd, is gebouwd door den kunstlievenden keurvorst, aartsbisschop Suicardus van Kronenberg, gekozen in 1614.
Hoewel het gebouw niet meer zijn oorspronkelijken bouwstijl heeft bewaard, is het toch een monument van den eersten rang. Het vormt een kolossaal vierkant, aan welks hoeken vier trotsche torens zich omhoogheffen, die aan het gebouw zijn monumentaal karakter verleenen.
Het slot zelf heeft drie verdiepingen. De hooge portaalhal onderscheidt zich door fraai stucwerk. Binnen het slot is vooral de prachtige kapel met een heerlijk altaar opmerkenswaardig; een grootschen indruk maakt ook het 30000 □ voeten groote slotplein.
In den Johannesburg bevindt zich de 24000 banden groote bibliotheek en een even rijke verzameling van kopergravures. Onder de kostbare manuscripten onderscheidt zich het beroemde missaal van Nicolaas Glockendon, op bevel van Albert van Brandenburg met schoone miniaturen versierd; ook nog twee gebedenboeken met