De Huisvriend. Jaargang 1897-1898
(1897-1898)– [tijdschrift] Huisvriend, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdToen en nu.
| |
[pagina 294]
| |
kier Jean Henri Huguetan, Seigneur de Mercier, die na de herroeping van het Edict van Nantes met zijne familie naar Amsterdam was uitgeweken, liet zich dit huis bouwen. Drie huizen, daartoe door Adrienne Marie Huguetan van Vrijhoeven, die in 1739 met Hendrik Karel Graaf van Nassau (Odyck) huwde, aangekocht en doen afbreken, en eertijds aan de Van Borselens toebehoord hebbende, werden omgezet in het nieuwe gebouw, dat eigenlijk uit twee huizen bestond, met een gemeenschappelijken voorgevel, waarvan het grootste huis vooral vorstelijk was ingericht, met ruime gangen en trappen en prachtige zalenGa naar voetnoot1). De familie Van Tuyll kwam door erfmaking in het bezit van het groote en grootsche perceel. In 1891 vond men nog in het gewelf der groote keuken het familiewapen der Van Tuylls in Delftsche tegels gebakken. Later kwam het in handen der familie Bentinck, en werd het grootste der twee huizen jaren achtereen verhuurd aan verschillende Engelsche gezanten. Van 1802 af, tot aan de omwenteling in 1813, werd het min of meer Fransch grondgebied. Immers nadat in 1802 de Bataafsche Republiek een conventie had gesloten met Frankrijk, waarbij aan de wederzijdsche gezanten vrije woning in de beide hoofdsteden werd toegekend, kocht het Staatsbewind dit gebouw van de familie Bentinck voor 80,000 gulden, en werd het bestemd voor de Fransche gezanten; van 1811-1813 was het de woning van den prefect Baron de Stassart. De bijna vorstelijke woning werd in 1813 in waarheid het paleis van een Vorst. Zij werd op 30 November 1813 betrokken door Prins Willem VI, die den 1en December tot souverein Vorst, onder den naam van Willem I was uitgeroepen, en voor wien inmiddels het paleis in het Noordeinde tot verblijf zou worden ingericht. Sedert diende het tot woning voor den Kroonprins, later Koning Willem II, tot deze in 1817 het voormalig huis van Wassenaar-Obdam in den hoek van den Kneuterdijk betrok, en tot zijn dood bewoonde. Eerst in 1819 ging het huis Huguetan eerst voldoen aan zijn tegenwoordige bestemming. De geconfisceerde goederen en bezittingen der Stadhouders dienden ook tot grondslag van 's lands verzamelingen. Zoo werden de door hen bijeengebrachte bibliotheken in 1795 tot Nationale Bibliotheek herdoopt; zij waren van 1798 tot 1807 geborgen in drie zalen van den nieuwen vleugel van het stadhoudelijk kwartier, thans de ‘Tweede Kamer’. Later ontving die Nationale Bibliotheek den naam van Groote Hollandsche Bibliotheek, en werd in 1811 als zoodanig aan de gemeente 's Gravenhage in eigendom aangeboden, die het geschenk aanvaardde en daarvoor de huur van het Mauritshuis betaaldeGa naar voetnoot1), maar misschien die verplichting te bezwarend achtende, - 't waren immers maar boeken, die de gemeente er voor in ruil had ontvangen, - bood zij van haar kant de bibliotheek wederom, in 1814, aan Koning Willem I aan, die op zijn beurt de collectie afstond aan het Rijk, na haar vooraf met vele belangrijke werken verrijkt te hebben. Van 1819 af dagteekent de degelijke inrichting, welke niet alleen de Hagenaars kennen, maar door geheel de wetenschappelijke en studeerende wereld van Nederland gewaardeerd wordt. De ‘Koninklijke’ verkreeg na jaren zwervens stabiliteit. Zij kon nu voldoen aan haar nobele bestemming. Op zich zelf genomen, had zij als bibliotheek der stadhouders reeds een heele geschiedenis achter den rug. Mag men SaurelGa naar voetnoot2) gelooven, dan is Keizer Karel er reeds debet aan, en werd op zijn stichting voortgebouwd in 1531, door de nalatenschap van den Kanunnik Jan Dirksz Harius of Van der Haar. Hij was een groot boekenliefhebber, welke goede eigenschap hem den bijnaam gaf van ‘Jan met zijn boeken.’ De boekerij, geplaatst op het Hof, werd ten dienste gesteld van het publiek. Een ander legaat, van den advocaat Van Wouw, breidde de verzameling aanmerkelijk uit, eveneens als de schenkingen van Philips II en de gouvernante der Nederlanden, Margaretha van Oostenrijk. De collectie kwam toen onder het beheer van den bekenden President Viglius ab Aytta Swichemius of op zijn Hollandsch Wigle van Aytta van Zwichem. Saurel voegt er bij: ‘il paraît qu'une partie du bâtiment (- beurtelings door Saurel “l'ancienne Cour” et “la Cour” genoemd, dat zeer onduidelijk is, wijl met het oude Hof het tegenwoordige Paleis in het Noordeinde, en met het Hof het complex gebouwen van het Binnenhof worden aangeduid, -) oû se trouvait cette bibliothèque a été incendié et qu'elle y périt en grande partie, et ce qui en restait fut encore pillé pendant les troubles.’ Op meer vasten bodem staan we echter, indien we putten uit de officieele bronnen van den boekbewaarder zelf, en dan constateeren we met genoegen, dat de particuliere bibliotheek der Stadhouders, die, zooals aangetoond is, den grondslag der ‘Koninklijke’ vormt, reeds in 1686 door niet minder dan een Constantijn Huygens beschreven werd, zooals blijkt uit een door hem opgemaakten catalogus ter ‘Koninklijke’ voorhanden. Onder Koning Lodewijk werden ook nog verschillende | |
[pagina 295]
| |
particuliere verzamelingen door aankoop aan de collectie bijgevoegd, waaronder voornamelijk den voorrang vragen de handschriften en drukwerken van den Hoogleeraar Saxe te Utrecht, de boekerij van Mr. J. Romswinckel te Leiden voor f 55,000; terwijl op binnen- en buitenlandsche veilingen aanzienlijke sommen werden besteed, o.m. op die van C. de la Serna Santander te Brussel en G.J. de Servais te Mechelen. Het zou ons te ver voeren, indien we de verschillende uitbreidingen van de ‘Koninklijke’ wilden vermelden. Genoeg zij het een greep te doen in den rijken schat, om aan te toonen, van hoeveel belang zoo'n inrichting is, en dan noemen we in de eerste plaats de uitgebreide pamfletverzameling, waaronder de Bibliotheca Duncaniana; de rijke collectie incunabelen, of wiegedrukken, uit meer dan 1408 nommers bestaande; de uitgaven der Elzeviers, ongeveer 700 in getal; die der Aldynen, van de Estiennes, van Plantyn, enz. De verzameling handschriften omvat niet minder dan ongeveer 3500 nommers. Hiertoe behooren het hoogst merkwaardige manuscript van Filips den Goeden, Hertog van Bourgondië, met 178 miniaturen van buitengewone waarde, eerder toegeschreven aan Hans Memling, maar waarschijnlijk het werk van twee verschillende kunstenaars uit de school van Van Eyck; - een handschriftelijke Bijbel in de Nederlandsche taal, met vierhonderd teekeningen van hooge waarde voor de kostuumkunde der middeneeuwen; - een handschrift van de vier Evangeliën, uit de 10e eeuw, afkomstig uit de abdij van Egmond; - een getijdenboek van Koningin Isabella van Castilië; - een getijdenboek van Catharina van Arragon uit de XVe eeuw, met 30 miniaturen en randversieringen, moedwillig op last van Hendrik VIII van Engeland op verschillende plaatsen geschonden; - een getijdenboek van Catherine de Medicis, met miniaturen, waarin deze inscriptie voorkomt: Son Altse S Sme Monsr le Prince d'Orange et Nassau a reçu le 24 Août 1750, des mains de Mr. Royer, Pasteur de l' Eglise Wallonne de la Haye, les Heures de Catharine de Médicis, Mère de Charles IX, Roy de France, sous le règne duquel et à pareil jour l'an 1572, s'est fait le Massacre de la St. Barthélemi, dans lequel fut tué Gaspar de Coligny, Père de Louise de Coligny, Epouse de Guillaume Ier, Prince d'Orange; - een later door een tweede gedeelte gecompleteerd uiterst schoon bewerkt Getijdenboek uit de XVe eeuw; - en een, voor de kleeding der 15e eeuw, merkwaardig handschrift: de legende en mirakelen van St. Hubert. Nu moeten we nog even spreken over het kleine huis, dat eerst den 29en October 1877 voor f 52,000 door het Rijk werd aangekocht, en bij het groote huis, sedert het jaar 1802 in 't bezit van den Staat, werd aangetrokken. Een paar bovenlokalen werden tot Penningkabinet ingericht. Indien men niet verblind is door aspiratiën naar de Gothiek, of sympathieën heeft voor den baksteenbouw, dan maakt dit gebouw inderdaad een monumentalen indruk. De vier verdiepingen hooge, en negen ramen breede zandsteenen gevel, met zijne eenvoudige pilasters, zijn rijke kroonlijstbalustrade en gebeeldhouwde middenbekroningen; zijn beelden-dragende kolommen naast, en zijn verdere versiering boven den hoofdingang; zijn goed gesmeed ijzeren hek en zijn sierlijke schoorsteenen, maakt een uitstekend vertoon, en spiegelt een der bouwstijlen der 18e eeuw af, die ons des te meer gaan behagen, naarmate men ons den ouden tijd, en 't grijs verleden ook in de architectuur wil opdringen. Terloops dienen we nog te vermelden, dat in den tuin, jaren achtereen, een houten kerkje heeft gestaan, met toegang van uit de Kazernestraat (eerder Dennenweg), ten dienste van de Anglikaansche gemeente. Het werd echter afgebroken na den bouw der Engelsche kerk in de Van-den-Boschstraat. Een andere Engelsche kerk, welke in 1822 werd gesupprimeerd, bestond van 1595 tot dat jaar in het Noordeinde (Gasthuispoort), eerder de Kapel van het Heylige Sacrement’. Te voren werd daar gepreekt in 't Engelsch, voornamelijk ten dienste van Leicester's volgelingen en gevolg. Moge de ‘Koninklijke’ blijven bloeien en groeien!
Den Haag. A.J.S.v.R. |
|