Constanz aan de Bodensee. Met illustratiën.
Vele wegen te water en te land voeren naar het oude Constanz; het genotvolste is echter nog altijd de vaart op de stoomboot Rhijnopwaarts van Schaffhausen uit.
Het gaat langs sappig groene weiden en heerlijke bosschen, langs heuvels gekroond met burchten en kasteelen, die zich droomend spiegelen in de donkere golven van den veelbezongen stroom, voorbij aardige, middeleeuwsche stadjes, waaronder het schilderachtig aan den voet van den Hohenklinge genestelde Stein a/Rhijn, met zijn oude geveldaken en het eerbiedwaardige klooster, St. George, dat nu zulk een poëtische bewaarplaats vormt voor een verzameling van kostbare kunstschatten.
En verder tegen den stroom opvarend, zijn wij weldra in Untersee, midden in het land door den dichter van Ekkehard bezongen. Daar in het westen tegen den gouden achtergrond van den avondhemel teekent zich de burcht van Hadwig scherp af. En vóór ons breidt zich het sagenrijke, met wijnranken omslingerde eiland Reichenau uit, waar de booze keldermeester Rudiman zijn wraakzuchtig spel dreef.
Daar tegenover boeit ons de oever van den
het münster in constanz.
Thurgau met zijn hellingen vol bosschen en wijnstokken; van boven reit zich slot aan slot zoo dicht aaneen, dat men elkander van de tinnen zou kunnen toeroepen.
Daar begroeten ons op de hoogten de kasteelen der Bonapartes: Arenenberg, het verblijf van koningin Hortense, waar Napoleon III zijn eerste keizersdroomen droomde, niet ver van daar Eugensberg, dat den naam draagt van haar broeder, den edelste en beste der Napoleoniden, Eugène de Beauharnais, op welk terras Scheffel dikwijls rustte en den blik liet dwalen over Reichenau en Hohentwiel, terwijl de figuren uit zijn Ekkehard hem als flauwe nevelbeelden voor den geest zweefden.
Halt! zouden wij den stuurman willen toeroepen. Wacht een uurtje, 't is hier zoo mooi en zoo goed rusten. Maar neen! Verder gaat het, stroomopwaarts Constanz te gemoet, welks hooge Munstertoren in de wazige verte opduikt. - De overgang uit het groene watergebied van het fraaie benedenmeer in de uitgestrekte op een zee gelijkende wateren van het meer van Constanz is even overweldigend als uit een geographisch oogpunt belangwekkend, vooral bij hoogen waterstand. Machtig is dan de golfstroom onder de wijde bogen der Rhijnbrug met haar trotsche stroompijlers.
‘Ik vind vele Zwitsersche meren schooner dan de Bodensee,’ zegt een Duitsch schrijver, ‘geen echter heb ik zoo lief. Als een schuchtere jonge hinde rolt de Rhijn van zijn bergen komend in haar schoot, en als een jonge leeuw komt hij bij Constanz weder te voorschijn. Bij Schaffhausen doet hij den muil open en verkondigt met luid gebrul voort 't eerst zijn macht.’
En een uitgestrekt, indrukwekkend schouwspel is het dat zich hier vertoont bij het invaren der eindeloos schijnende wateren van de Zwabische Zee. Maar het is geen zee, en vóórdat we in de grootsch aangelegde Constanzer haven aankomen, duiken in het Zuidoosten de geweldige rotsmassa's op en de glinsterende sneeuwvelden der Algauer, Vorarlbergen en Zwitsersche Alpen, top aan top een stralend hoogland met den Santistop, den hoogsten uit den geheelen krans.
Met vrijen blik op al deze heerlijke landschappen vol berg en water, omringd door de schoonste gezichten, ligt Constanz, de belangrijkste stad aan den oever der Bodensee. Wel is het geen groote stad en bezit het slechts 20000 inwoners, maar reeds bij een eersten gang door de straten en stegen der binnenstad krijgt men door de goed bewoonde, middeleeuwsche gebouwen, de schilderachtige stadsgezichten en de bevallige architectuur den indruk van een rijke stad.
Al is dan ook aan de niet altijd even verstandige zucht tot moderniseeren menig torentje, menig poortje ten offer gevallen, veel is nog bewaard gebleven en nog altijd biedt Constanz tallooze tooneelen vol bekoorlijkheid, zooals slechts steden met een groot historisch verleden die kunnen opleveren. Wij raken reeds dadelijk in de rechte stemming bij het lan-