nestelend in een allerliefste baai aan den voet van de rots Sasso di ferro, en hier zijn wij in Intra, allerliefst gelegen stadje, thans feestvierend in het zonnelicht.
Het heeft vele fabrieken, maar hun rook verduistert het landschap niet, aan den eenen kant afgesloten door de besneeuwde Alpen, aan den anderen door het schoonste gedeelte van het meer.
Als de tocht - het is nu drie uren geleden dat wij Locarno verlieten - u honger gaf, gaat dan een dier aardige
osterie binnen langs de havens. Een hartige risotto, gebakken visch met salade, een stukje gorgonzola kaas en een oranjeappel, ziedaar meer dan genoeg om u wat te versterken, en uw beenen zullen voldoende kracht hebben om te voet Pallanza te bereiken. Men kan den tocht ook per stoomboot doen, en rijtuigen ontbreken
een kijkje in de tuinen van isola bella.
hier evenmin, maar de drie uren van den weg zijn het waard, dat men ze minuut voor minuut geniet.
De geheele Punta di Castagnoli is een Edentuin. Men gelooft zich in de tropen, als men die bosschages ziet van mimosa's, bamboes, palmen bij hondertallen, die rijkdom van kamperfoelie, jasmijnen, yucca's en rozen. Villa's, als paleizen, vertoonen er hun galerijen van marmer, verborgen onder de Maréchal-Nielrozen.
Bij elken stap is het oog betooverd en men kan zijn kreten van bewondering niet weerhouden. De ziel gaat met elk dezer gelukkige bloemen open; men wandelt in een feeëntuin.
Pallanza zelf heeft niets merkwaardigs dan zijn vorstelijke hotels, waarin koningen en koninginnen hun intrek nemen. Ten westen opent zich de breede golf aan den voet van den Monte Sant' Orfano, ten westen is het de golf van Laveno en ten zuiden blauwen de Borromeïsche eilanden en schijnen nymfen, betooverend schoon haar bad verlatend.
De stoombooten doen geregeld slechts een der drie eilanden aan. Beter is het dus een bootje te huren en zijn phantasie te volgen.
Daar zitten wij in een aardig schuitje; de bootsman, een knappe, flink gespierde jonge man, beweegt de riemen krachtig op en neer en binnen twintig minuten stappen wij af aan Isola Madre, dat een prachtig Engelsch park heeft, met oranje- en citroenplantages terrasvormig aangelegd, alles beheerscht door een groot schilderachtig verlaten palazzo. Zulk verblijf daar ledig te laten! Dat graaf Borromeo er een herstellingsoord van make, zooals men hem aangeraden heeft, of een vacantieverblijf voor arme artisten!
Het Isola dei Péscatori, is het kleinste der drie. Een gehucht, alleen bewoond door visschers, een kerk met slanke campanile, een laan van boomen, een klein kerkhof, een smal strand om de netten op te hangen, dat is alles!
Maar wat een aantrekkelijke stilte, hoe zoet kan men droomen op dit nederige stukje grond! en welke brave, fatsoenlijke gezichten komt men er tegen! Hoe zoet zou het zijn zich hier terug te trekken bij die goede eenvoudige menschen.
‘Isola Bella, Signor!’
En alleen aan den toon van den roeier begrijp ik dat er sprake is van de koningin, die hier onbetwistbaar den schepter voert.
Op het strand een rij huizen of liever krotten, twee of drie hotels, kleine draagbare winkels, waar men photographieën van het eiland verkoopt, fijn stroowerk en andere kleinigheden, gemakkelijk om mee te nemen.
Ten noorden het paleis, dat tegen het einde der XVIIde eeuw werd gebouwd door graaf Vitelliano Borromeo. De zalen zijn hoog, ruim, rijk gedecoreerd. Zij bevatten zeer mooie meubels, een galerij bestaande uit schilderwerken van den tweeden en derden rang, kostbare tapisserieën. Alle slaapkamers, zegt de cicerone, zijn beroemd geworden door het slapen van een of ander beroemd personage, generaal, prins, koning, ja zelfs keizer.
Dit alles is niet erg belangrijk; wat meer waard is, dat zijn de aangrijpende gezichten uit elk venster; aan den voet der muren kabbelt zachtjes het water; in de