| |
| |
| |
Batavia. - Buitenzorg.
Met illustratiën.
Singapore!
Wie heeft nooit gehoord van deze hoogst belangrijke handelsstad, dit middelpunt van het verkeer in het oostelijke halfrond, dat misschien zijn gelijke niet heeft als verzamelplaats van alle rassen, volken en typen der wereld?
Ook voor onze Indische bezittingen is Singapore als het ware de toegangspoort - vroeger misschien nog meer dan nu, - toen men met de Engelsche en Fransche mail naar Europa terugkeerend of in Indië komend, Singapore altijd moest aandoen. De Hollandsche mail komt niet meer in
een straat in singapore.
Singapore.
Hier komen op de werven alle soorten en kleuren van menschen bij elkander; men vindt er Japanneezen, Siameezen, Chineezen, Javanen, Maleiers, Chingaleezen, Burmeezen, Tamils, Sikhs, Parsees, Lascaren, Malabaren en matrozen van alle landen. Hindoes en Mahomedanen van elke taal en elke natie zijn in een schitterende verwarring van rood, wit, bruin en bont gekleed; hun huid is wit, bruin, geel in ontelbare tinten, en tusschen hen staan de bleeke Europeanen in hun vale kleederen, die de orde, gewoonten, comfort en weelde der beschaving gebracht hebben in de tropische wereld.
Al deze verschillende afgodendienaars en heidenen, Boudhisten, Brahmanen, Joden, Turken, zon- en vuuraanbidders, duivelbanners en wat al niet meer, zijn met den blanken man gekomen om met hem onder de evennachtszon te werken, daar de inboorlingen zelf, de Maleiers, het gemakkelijkste volk der wereld zijn en niet willen werken. Vandaar dat de Tamils uit Indië zijn gekomen om te werken en de Chineezen om er den kleinhandel te voeren, terwijl de Maleier niets doet of ten hoogste uit visschen gaat en in zijn eigenaardige schuitjes bij duizenden de rivieren vult.
Van Singapore uit is Batavia gemakkelijk te bereiken, want verschillende stoombooten varen tusschen beide plaatsen in acht en veertig tot zestig uren. Singapore is slechts twee graden boven den equator gelegen; vandaar dat de zon regelmatig op- en ondergaat tegen denzelfden tijd; - het eenige verschil bestaat uit twaalf minuten, want op den langsten dag komt de zon zes minuten vóór zes uur op en gaat onder zes minuten over dien tijd.
De stoomboot glijdt langzaam en statig door de glasgladde rivier en de straat van Malakka. Tooverachtige stilte heerscht over lucht en zee; de kalmte schijnt hypnotisch te werken, als stond de geheele natuur onder den ban van de eene of andere toovermacht. De bleeke, parelachtige hemel weerkaatst in de vloeibare parelzee, met haar wazige heuvels, zacht groene visioenen van land verderop. Overal in deze streken schijnt het water bleekgroen boven den zandigen bodem, en het anker kan men overal laten neervallen.
| |
| |
Den geheelen dag stoomt het met volle kracht door de glinsterende gele en grijsgroene zee met flauwe omtrekken van land, - landschappen uit een luchtbeeld - in fijne, teere tinten aan iederen kant geschetst. De boot kronkelt zich door de duizend eilanden van den Archipel, liggend onder de uiterste punt van het schiereiland van Malakka, een oord vol paradijsachtige eilanden, zonder naam, zonder geschiedenis, alleen bekend als woonplaatsen van zeeroovers.
De hooge bergruggen van Sumatra sluiten het westen af; de heuvels glooien zachtjes neer en spreiden zich uit in groote groene vlakten, die de vruchtbare maar ongezonde oostersche kust uitmaken. De groote plantages en de meeste van de bebouwde landen bevinden zich op de westkust, waar de heuvels steil uit den Oceaan opstijgen, en suiker-, tabak-, koffie- en kinaplantages zich aan elkander rijen.
De volksoverlevering verhaalt, dat vroeger Sumatra, Java, Bali en Sumbawa één eiland waren, en dat, als drie duizend regenmoessons voorbij zijn gegaan, zij weder zullen worden hereenigd; maar de onderzoekingen van geleerden ontkennen dit en bewijzen, dat Java zich het eerst losmaakte van het Aziatisch schiereiland om een afzonderlijk eiland te vormen.
Om vijf uur passeert de boot de evennachtslijn en blijft dan langzaam voortvaren om eerst bij daglicht de straat van Banka in te komen; deze straat is glad als een spiegel; de kust van Sumatra ligt rechts en de hoogten van Banka, het tineiland, links. Hoe gevaarlijk het vaarwater hier is, bewijzen de gezonken wrakken en masten van gestrande schepen aan weerskanten van het water. Aardig glinstert Muntok met haar witte muren en roode daken tegen het groen.
De open Javazee is zoo stil en glad als de straat, en vroeg in den morgen ziet men een helder witten lichttoren op een eiland, en als de zon opgaat, rijzen blauwachtige bergen uit de zee en strekken zich uit langs den zuiveren, bleekblauwen hemel; het blauw en groen langs den rand van het water lost zich op in bosschen en lanen van palmen, en over zee en hemel van dit wonderland zweeft al de bekoorlijke frischheid van een ochtendstond in Eden.
De poëzie dezer reis wordt wreed verstoord bij aankomst in de haven van Tandjong-Priok, die zes mijlen van Batavia ligt en een modelhaven genoemd mag worden. Nu gaat het door een streek van moerassigen grond, tusschen bosschen van palm- en banaanboomen, en huizen op hooge palen; groepen van naakte, bruine kinderen spelen op den weg, en moeders dragen de kinderen op haar heupen of bengelend in een doek, die over de schouders is geslagen. Vreemd en eigenaardig schijnen deze tooneelen den vreemdeling toe, die den inboorling als iets zeer gewoons voorkomen. Bij het station staan de dos-à-dos - tweewielige karretjes, getrokken door een aardige Timorsche of Sandelhoutsche ponny.
Geen Europeanen wonen in Tiandjong-Priok, evenmin (zooals men weet) in de oude stad Batavia, dat men gedurende twee eeuwen het kerkhof der Europeanen noemde wegens de ontzettende sterfte. De banken en kantoren, de Chineesche en Arabische kampen zijn in de oude stad, maar de Europeanen verlaten die streken vóór zonsondergang en vluchten naar de voorsteden der nieuwe stad, waar ieder huis in zijn eigen park staat en de wegen allen breed en recht zijn en een deftigen indruk maken.
De stad Batavia, de koningin van het Oosten, werd in 1621 gebouwd toen de Hollanders Banka verlieten, waar twisten tusschen de Portugeezen, Javanen en de O.-I. Campagnie den handel verstoorden. Zij richtten Fort Jacatra op, bij de monding eener rivier, die als haven dienst deed. De ligging van Jacatra te midden der moerassen was zeer ongezond, en de sterfte schijnt ongeloofelijk groot geweest te zijn. Men spreekt van 87000 soldaten en matrozen in het gouvernements-hospitaal tusschen 1714 en 1776, en meer dan millioenen stierven er tusschen de stadsmuren van 1730 tot 1752, terwijl de stad nooit meer dan 40000 bewoners telde.
Het duurde lang vóórdat zij begrepen hoe de menschen, die in de hoogere streken gingen slapen en open huizen bouwden, om er de lucht in te laten spelen, vrij bleven van de koorts, die oppermachtig heerschte in de ommuurde stad, omringd door moerassen, doorsneden van stilstaande kanalen tegenover een haven vol modderbanken.
De stadsmuren zijn in deze eeuw vernield, de zonderlinge oude huizen werden neergeworpen, de straten wijder gemaakt, en men ziet nu niets meer dan een groote, ver uitgespreide stad van roode daken en witte huizen, met niets eigenaardigs dat er een Hollandschen of tropischen stempel aan verleent.
Nieuw Batavia heeft honderdduizend inwoners, waarvan slechts een tiende Europeanen zijn. Terwijl het stadhuis een gebouw schijnt dat in de vorige eeuw kant en klaar uit Holland overgebracht is, vertrekt een stoomtram voor zijn deur en haast zich gillend en fluitend naar de verste oorden; de telephoon spreekt van dit middelpunt tot de buitenstad, en moderne uitvindingen maken het leven in de tropen mogelijk.
Als men de oude stad verlaten heeft om naar de nieuwe te rijden, komt men langs lijnen van kanalen, waar kleine inboorlingen zwemmen en plassen, vrouwen haar familielinnen wasschen en mannen heen en weer varen in kleine booten, alle herinneringen aan de deftige kanalen in het moederland, om eindelijk de breede lanen van tamarindeboomen te bereiken van Nieuw Batavia, door groote woningen omzoomd. Zoo komt men op het erf van het Hotel der Nederlanden, waar den niet-Hollandschen vreemdeling een tooneel wacht, dat hem met de grootste verbazing en verwondering vervult.
Van zulk een ongegeneerdheid in kleeding en doen heeft de Europeesche of Amerikaansche toerist geen idee, en hij begrijpt niet hoe hooggeplaatste ambtenaren en burgers in een negligé van losse pantalons en Chineesche jasjes, door de gangen en zalen van een hotel kunnen zwerven, terwijl vrouwen met bloote voeten en muilen in sarong-kabaja gekleed, overal heen gaan en zelfs op straat en markten gezien worden. Slechts schipbreuk op een onbewoond eiland, zegt een veront- | |
| |
waardigde, geërgerde miss, kan zulk een bespottelijk huisgewaad verontschuldigen, dat noch bevallig, noch passend is, dat elk gebrek openbaart en elke schoonheid verbergt en zich noch door kleur, noch door gratie aantrekkelijker maakt.
De mannenwereld zit op gemakkelijke stoelen met bloote voeten, de beenen uitgestrekt, zich hullend in rookwolken; kinderen krioelen over den steenen grond en dragen niets anders dan de intiemste onderkleederen van beschaafde kinderen. Javaansche meiden hangen uitgewasschen garderobes over touwen langs open galerijen, terwijl anderen onder deze galerijen de kleederen harer meesters strijken. Zelfs aan tafel blijven vrouwen en kinderen in dit sans-gêne toilet.
Het leven in Batavia verschilt veel van dat in Britsch-Indië. De Hollander houdt er niet van, zijn zweetdruppels te verspillen aan tennis-, golf- of cricketspelen. Hij denkt ook niet dat omslachtige diners het eenige middel zijn om zijn vrienden te onthalen. De avondreceptiën, waarvoor de groote huizen met hun ruime, witte galerijen zoo geschikt zijn, is de meest algemeene manier voor het ontvangen van menschen.
Verrukkelijk zijn de villa's in hun paradijsachtige parken, witte huizen met breede zuilengalerijen, omringd door prachtige banaanboomen en palmen, struiken, klimop en bloeiende planten; 's avonds, als de groote galerij, die voor salon, huis en soms eetkamer dienst doet, verlicht wordt door vele lampen, schijnt elke villa een feeënpaleis. Zijn de lichten in de galerij niet aan, dan is dit een bewijs dat de familie niet tehuis is; misschien zitten zij ongekleed op hun gemak in de achtergalerij.
Er zijn wekelijksche concerten in de societeiten Harmonie en Concordia, waar de groepen, om de ijzeren tafel, door een toovenaar weggegoocheld schijnen te zijn uit den een of anderen Europeeschen societeitstuin. Elk plaatsje heeft zulk een societeit tot middelpunt, het is de algemeene verzamelplaats der inwoners. Op de societeitsbals ziet men fraaie toiletten en prachtige juweelen; dames dragen de zware zijden en fluweelen toiletten van Hollandsche winters en de mannen dansen in zwarte rokken en lakensche uniformen. Groot is de ontgoocheling, als men den volgenden morgen deze zelfde elegante schoonheden terugziet, zonder kousen, in klepperende sloffen, met sarong en kabaja aan.
De merkwaardigheden van Batavia zijn spoedig gezien; het oude stadhuis, de stadskerk, de poort van Elberfeldhuis, met den doorboorden schedel van dezen oproermaker. Maar de trots der stad is het Museum der Bataviasche Maatschappij van Kunsten en Wetenschappen, een gebouw in den vorm van een Griekschen tempel, door prachtige oude boomen overschaduwd. Het ligt aan het Koningsplein, misschien de grootste paradeplaats der wereld.
De zalen en galerijen van het Museum zijn gevuld met een wondervolle verzameling van Javaansche oudheden en kunstwerken, wapens, sieraden, kostumes, maskers, mandwerk, weefsels, muziekinstrumenten, modellen van kerken en huizen, zilver en metaal, in een woord de geheele nijverheid van dit begaafde volk.
De Bataviasche messigit of moskee is een koel gebouwtje van blauwe en witte tegels met een rij houten blokken en losse, lederen schoenen aan de deur, en getulbande hoofden binnen, zich buigend vóór de nis die in het westen de richting van Mekka aangeeft.
Sedert de Mahomedaansche verovering in 1475 zijn de Javanen Mahomedanen, maar zij nemen hun godsdienst zeer gemakkelijk op en zouden even gaarne weer overgaan tot den vroegeren zachten Brahmaanschen godsdienst, als Islam's macht verloren ging.
De Javanen zijn de fraaiste exemplaren van het Maleische ras; zij bezaten reeds beschaving, kunst en literatuur, in die gouden eeuw vóór de Mahomedaansche en Europeesche veroveringen. Zij hebben zachte stemmen, vriendelijke manieren en mooie trekken vol uitdrukking, en vooral zijn zij zoo aantrekkelijk nadat men de grove, ongewasschen Chineezen, of de even ongewasschen, kruiperige Hindoes heeft gezien. Hun taal is zacht en melodieus, hun denkbeelden poëtisch, en hun liefde voor bloemen en geuren, muziek en dans, heldenspelen en andere gevoelvolle uitspanningen maakten hen tot waardige tegenhangers van hun verre buren de Japanneezen, waarin ook zulk een rijk mengsel is van Maleisch bloed. Hun eerbied voor rang en ouderdom en hun ingewikkelde etiquette en stipte hoffelijkheid tegen elkander, zelfs bij het gewone volk, zijn even opmerkelijk als in Japan.
Hun dagelijksche markten zijn tooneelen vol leven en kleur. Het bestaan is zoo eenvoudig en primitief in den zonneschijn en warmte der tropen. Een ris pisangs (bananen), een mand gekookte rijst en een blad met geprepareerde sirih of betel, ziedaar al hun behoeften van noodzakelijkheid en weelde. Bij de rijst voegen zij hun eigenaardige sausen en geraspte kokosnoot, die op een pisangblad - het pakpapier van de Oost - ten verkoop uitgestald liggen. Toegespeld met een cactusdoorn, vormt elk blad een primitief kopje of bord en een stuk van het blad dient als landelijke lepel.
Marskramers brengen allerlei koopwaren aan de deur; hieronder bevinden zich ook de sarongs, die door mannen en vrouwen gedragen worden en het voornaamste onderdeel is van de nationale kleeding. Zij bestaat uit een lap katoen, twee meters lang en iets meer dan een meter breed, die strak om de heup wordt getrokken en in een knoop zoo handig toegemaakt, dat de inboorlingen geen gordel noodig hebben. De sarong heeft altijd een vast patroon met driehoeken, dat aan den eenen kant wordt gedragen, terwijl de overige oppervlakte is bedekt met ingewikkelde ornamenten, waarin de verbeelding der inboorlingen zich den vrijen loop gunt. Het zijn meest wiskunstige voorwerpen, waarin de mystieke en andere figuren van Centraal Azie voorkomen; dan vindt men er palmbladen en wonderlijke dieren tusschen, die den invloed van Perzië of Indië verraden. Een lievelingspatroon is dat van een slang kronkelend in diagonale lijnen over het doek; een motief dat geen verklaring behoeft in dit land van reusachtige wormen en wriemelende, kruipende dieren, evenmin als dat
| |
| |
andere patroon, waar honderdpootige insecten den grond bedekken, vermengd met kokospalmtakken en wonderlijke vormen van vruchten. De tapir en hertenjachten behooren uitsluitend tot de dracht der vorsten.
De prijs der sarongs hangt af van de mooie teekening, het ingewikkelde patroon en het aantal gebruikte kleuren. Zij wisselen af tusschen een paar guldens en f 50 tot f 100. Het beschilderen uit de hand, het battiken, wordt behalve op de sarong toegepast op de slendang of lange schoudershawl, die de vrouwen onder den arm dragen en verder gekruist op haar rug, en de kaïn kapala of hoofddoek, welken de mannen om hun hoofd dragen als een variant op den tulband.
spelende javaansche koelies.
Heeft men genoeg van Batavia gezien, dan smacht men naar boven, dat wil zeggen naar de bergen. Op Buitenzorg, veertig mijlen van Batavia gelegen, 740 voet boven de oppervlakte der zee, vinden de door de warmte aangegrepen personen verfrissching in een geheel verschillend klimaat. Sedert meer dan een eeuw is Buitenzorg de ware zetel van het Bestuur, de residentie van den Gouverneur-Generaal. Het is 't lustoord van Java, zijn trots en glorie.
Men verlaat Batavia en het station Weltevreden, een ruim gebouw met luchtige zalen, wachtkamers en restauratie; de trein komt van Tandjong-Priok en brengt de reizigers in 1 ½ uur te Buitenzorg, tusschen een dubbel panorama van schoone gezichten. Overal is de grond van een diep, intens rood, alsof de hitte der zon en de inwendige vlammen der vulcanische aarde den vruchtbaren bodem had verhit tot deze gloeiende kleur, die sterk afsteekt tegen het helle groen der velden en de bosschen van palm- en kanarieboomen. De vlakke rijstvelden worden tegelijk beploegd, beplant, besproeid, uitgewied en geoogst, de verschillende oogsten van het jaar gaan steeds voort en schijnen zich aan geen seizoenen te storen.
Naakte, kleine jongens drijven de lompe, grijze karbouwen voort en blijven geduldig in schilderachtige houding staan, terwijl die domme beesten hun voedsel zoeken of hun dorst lesschen. Mannen en vrouwen staan tot hun knieën in de paddievelden, terwijl zij de groene planten uit de zaaibedden overplanten, en schilderachtige groepen van maaiers scharen zich als in tableau wanneer de trein langs komt. Kinderen rollen vóór de bamboezen huizen in het zand onder de schaduw der onmisbare kokospalmen en bananen, welke vereeniging van twee nuttige boomen ons de nabijheid verraadt van een kampong, zelfs als de atap-daken nog onzichtbaar zijn.
Op de rijstvelden volgen de cacaoplantages, mijlen ver; de kleine boomen hangen vol dikke boonen, die in roodbruin of purper rijpen. De lucht wordt aanmer- | |
| |
kelijk koeler, en als de schaduwen langer worden, beginnen de bergen zich te hullen in nevelen van lapis lazuli, en een hemel van zachten, onvergelijkelijk teeren glans maakt zich gereed tot de schitterendste vertooning van een zonsondergang.
een javaansch dansmeisje.
Achter het hotel opent zich een groot, beschaduwd dal, waarin men in de schemering met moeite de zilveren lijn herkennen kan van een rivier, die van het bleekgele Westen stroomt, en van de bergmassa van den Salak in reusachtig purperen silhouet op den achtergrond, die bij daglicht door plantages en oerwouden tot aan den top groen lijkt. In de vallei aan haar voet wuiven duizenden palmboomen hun machtige kruinen, zacht en buigzaam als struisveeren.
Buitenzorg is een van die tooversteden,
battiken van sarongs.
waar de dagen in eindeloos genot voorbijglijden; men vergeet er den almanak en de vlucht van den tijd, en men herinnert zich nauwelijks meer de zware, drukkende hitte van Batavia.
De grootste merkwaardigheid van Buitenzorg is zijn botanische tuin, het paradijs van het eiland, de schoonste gaarde der wereld, die niet overtroffen wordt door den Franschen tuin in Saigon, de Engelsche in Singapore, Ceylon, Calcutta en Jamaïca. Het paleis van den Gouverneur-Generaal ligt in het midden; toegang geeft daartoe een laan van kanarieboomen, zeker de schoonste der wereld. Deze bevallige reuzen der plan- | |
| |
tenwereld bereiken een hoogte van honderd voet, en welven zich tot de zijbeuk van een kathedraal. Hun lange, rechte stammen zijn bedekt met varens, klimplanten, bloeiende orchideeën en elk soort van luchtplant of parasiet, die in dit klimaat wil opschieten. Een feeënmeer met de Victoria regia verschuilt zich niet ver van hier in het groen.
Als men des morgens door deze groote lanen rijdt in den frisschen dauw van een vroegen morgen, schijnt het of de natuur in de tropen niet meer kon doen, totdat hij komt in de tunnels van waringinboomen, de open lanen van koninklijke palmen, de boschages van boom-varens, om eindelijk den heuvel te bereiken van waar men een trotsch gezicht heeft op de dubbele toppen van den Gedeh en den Pangerango, nevelachtig
een markt in buitenzorg.
blauwe vulkanen, om welker toppen een flauw rookwolkje zweeft.
Een groot grasperk strekt zich uit vóór het front van het paleis, overschaduwd door hooge boomen en bevolkt met herten, een echt parkgezicht, dat ons een oogenblik doet denken aan Hollandsche buitenplaatsen of Engelsche tuinen. Het is een genot dien rijkdom van mangistans en ramboetans aan de vruchtbare boomen te zien hangen, terwijl andere vruchten en vreemde bloemen uit hun stammen, inplaats van uit hun takken opbloeien. Daar zijn dichte bosschen en regelmatige lanen van waringin, een soort van ficus, waarvan de wortelen over den grond slepen, van de takken vallen, in de aarde weer wortel schieten en nieuwe boomen vormen.
Bamboes schuilen in dichte groepen bij elkander; men vindt er de fraaie, veerachtige bladeren, die eigenlijk niets anders zijn dan groote grassoorten, tot de edele reuzen van Burma, wier stammen gemakkelijk een hoogte van honderd voet bereiken en een dik baldakijn van bevallig loof uitspreiden.
Die klimplanten snellen van boom tot boom en kronkelen zich over den grond als grijze slangen. Rotting en kleine palmen worden, als zij gewoon zijn, honderd voeten hoog; zijn zij iets bijzonders, dan bereiken zij vijfhonderd voet. De orchideeën groeien onder beschutting van matten in de schaduw van hooge boomen; daaronder is een groote vlinderbloem of kurkplant; de bleekgroene bladeren zijn geaderd met fluweelachtig bruin en half verborgen is de kruik gevuld met water. Het is een griezelige plant en haar ongewone grootte en opvallende kleuren doen haar lang als een der wonderen van de plantenwereld in de herinnering voortleven. Andere orchideeën zijn aantrekkelijker; zij fladderen boven buigzame stammen als vreemdsoortige wollige bloemen, veel gelijkend op overgeplante edelweiss en vele dozijnen van fijne Java- en Borneo-orchideeën, minder goed bekend dan Venezuelaansche en Centraal Amerikaansche orchideeën, die in Europeesche broeikassen groeien en zich dus onmogelijk op Java kunnen acclimatiseeren.
Lady Raffles, de vrouw van den Engelschen gouverneur van Java, stierf hier en werd begraven in het gedeelte van het park, dat later als botanische tuin werd ingericht; de zorg voor haar graf, een kleine Grieksche tempel, werd geregeld in een bijzonder artikel van het verdrag van cessie. De bank van Theissman, die den tuin stichtte en zooveel bijdroeg tot de botanische kennis door zijn studiën op Java en Borneo, staat in een ovaal bloemperk, den rozentuin geheeten. Aan den geleerden directeur, dr. Treub, is tegenwoordig de zorg toevertrouwd van dezen beroemden tuin, die zulk een eenige
| |
| |
gelegenheid tot studie oplevert aan botanisten van alle landen der wereld. Over de honderd Javaansche tuiniers verzorgen dit groote botanische museum van meer dan 9000 levende soorten; allen werken zij onder de leiding van een blanken hoofdtuinman.
De Tjiliwongrivier scheidt den botanischen tuin van een proeftuin van veertig bunders, waarin 70 tuinlieden de nuttige planten verzorgen, de vele soorten kinaboomen, suikerriet, thee, koffie, guttapercha, gom, specerijen en andere gewassen. Proeven van acclimatatie worden genomen in een bergtuin hoog op de hellingen van den Salak, waar de Gouverneur-Generaal een derde paleis heeft en waar zich een gouvernements-hospitaal en een sanatorium bevinden.
Geheel Java is even netjes als het kleine, propere Holland; het geheele eiland is van kust tot kust bebouwd, in zijn volle lengte doorsneden met postwegen, even effen en volmaakt als parklanen, overschaduwd door waringin-, kanarie- en tamarindeboomen. De wilde alang-alang - hoog gras - is alleen zichtbaar wanneer men groote reizen doet, en groote slangen, wilde tijgers, rhinocerossen en olifanten zijn meestal onbekend. Men moet naar Borneo en de verder afgelegen eilanden gaan om deze te zien. Alle valleien, vlakten en hellingen zijn beplant, afgepaald, gedraineerd en van onkruid gezuiverd als een bloemenveld.
Hoe men ook rijdt van Buitenzorg uit, 't is alles even mooi; daar heeft men o.a. Batoe Toelis - de beschreven steen - welke steen in een tempel bewaard wordt en waarvan de letters in Kawi (de oorspronkelijke taal der Javanen) zijn gesneden. In een ander heiligdom worden den reizigers de voetstappen van Bouddha getoond, zonder eenige nadere uitlegging wanneer hij op Java gekomen zou zijn, en hoe 't komt dat hij zulke lange, bepaald Maleische teenen heeft.
Dicht bij deze tempels is de villa waar de arme Afrikaansche vorst van Ashantee lang in ballingschap leefde - een Afrikaansche prins, wiens Hollandsche opvoeding zijn geest had vervuld met een neiging tot geologische en natuurkundige wetenschappen.
Hij leefde hier kalm verzonken in zijn studiën, toen hij, door den overgang van Ashantee uit Hollandsche in Engelsche handen, verlof kreeg naar zijn land terug te keeren om daar te sterven.
Een prachtig gezicht heeft men van het terras dezer villa over een groote, groene vlakte en een vallei van palmen tot de toppen van Gedeh en Pangerango, en hun vulkanischen buurman den Salak, die echter sedert 200 jaar zwijgt.
Landlieden, diep in de vallei, maken gebruik van een schilderachtige bamboebrug, die een der bijzonderheden van deze streek is, en op een afstand schijnen zij processiën van mieren over een spinneweb trekkend. Alle wegen schijnen botanische tentoonstellingen in den geest van den grooten tuin, en de belangstelling wordt bij iederen stap opnieuw gewekt.
't Duurt een poos vóórdat de bewoner der gematigde luchtstreek er toe komt den palm aan te zien als een gewoon, natuurlijk en onmisbaar voorwerp in elk uitzicht, elk landschap, en zich te overtuigen, dat deze boom vol vroolijkheid en leven met zijn rusteloos, ritselend loof dezelfde is als de regelmatige, correcte, beweginglooze omgekeerde bezem, dien men alleen kent uit broeikassen en salons - te begrijpen dat hij in den grond groeit en niet in een pot of kuip, die naar binnen gebracht moet worden als de winter komt. De bogen van kanarieboomen zien er uit of zij bestemd zijn om majestueuze rijwegen, voerend naar paleizen, te overlommeren.
De eenvoudigste tuin is rijk door zijn prachtige boomen, vol met de geurigste bloemen; de huizen der rijke planters boven Buitenzorg zijn ideale woningen voor de keerkringen, en hun thee- en koffieplantages schijnen reuzenparken. De rijwegen door hun erven omringen de schoonste grasperken, bloembedden en sierboomen, wijnranken en palmen, en rijen op rijen van thee- en koffiestruiken, ieder blad even volmaakt, zonder een enkel scheurtje; en de warme, roode aarde ligt losjes tusschen hun wortelen, zoodat ieder zich voelt alsof hij zich bevindt in den eenen of anderen pronktuin, meer dan tusschen de overvloedigste en ernstigste kweekplaatsen der Indische handelsproducten.
Zoo is Java van het eene einde tot het andere einde zorgvuldig bebouwd en heeft daardoor het recht om het fraaiste tropische eiland der wereld genoemd te worden, het schitterendste juweel aan Neerlands kroon.
|
|