De Huisvriend. Jaargang 1897-1898
(1897-1898)– [tijdschrift] Huisvriend, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 219]
| |
kelijk geboeid door haar schoonheid en geest, of slechts bedwelmd door de muziek, het licht, den dans?’ O, zij heeft het zich zoo dikwijls afgevraagd in de lange, wakkere uren van dezen eindeloozen nacht, want zij had hem reeds zoo lang lief, in stilte, zonder dat iemand het vermoedde, en nu eindelijk.... ‘Hij komt, hij komt!’ Zoo juicht alles in haar, de oogen schitteren, de mond trilt. Daar slaat hij den weg in naar haar huis, hij is het hek reeds door... nog weinige oogenblikken en hij zal voor de deur staan - hij ziet haar niet op het balkon - neen - hij mag het ook niet weten. Stil, stil gaat zij terug, zij moet trachten het masker van onverschilligheid op haar gelaat te plaatsen, den glans harer oogen te dooven, den glimlach van opgetogen vreugde te veranderen in een trekje van banale vriendelijkheid, en dan, dan zal zij naar beneden gaan, schijnbaar kalm, rustig - hoewel alles in haar trilt, klopt, - jubelt bij de gedachte: ‘Hij komt - hij is gekomen!’ |
|