serland werd de Kinderbisschop eerst in 1797 op hooger bevel afgeschaft. Telkens verscheen den 6en December een scholier als bisschop gekleed, voorafgegaan door een kapelaan met zijn staf, en gevolgd door een nar, die insgelijks met een staf was gewapend, waaraan een blaas met erwten was bevestigd. Anderen, gekleed als kanunniken, begeleidden de processie, die door een militaire wacht werd gesloten. Na het bezoeken der kerk, mochten zij gaan koopen aan alle kramen op de kermis. Over deze afpersing beklaagden zich eenige kooplieden, en hierop werd het door de regeering afgeschaft. De Kinderbisschop had zelfs plan van dat besluit bij den paus te appelleeren.
In Frankrijk werd de Kinderbisschop Pape Colas geheeten. Hij ging zegenend rond en ontving dan als geschenken koek en beschuit.
In Engeland werd den 7en December 1299 door Eduard I, op zijn weg naar Schotland, aan een dezer Kinderbisschoppen veroorloofd in zijne kapel te Heton de vesper voor hem te bedienen, waarvoor hij een aanzienlijk geschenk voor zich en zijne makkers ontving. Eerst onder de regeering van Queen Bess ging het gebruik door den Protestanschen geest te niet.
De hervorming heeft, niettegenstaande alle gedane moeite, het vieren van den naamdag van den Katholieken kerkheilige niet kunnen doen verdwijnen. Niets vermocht de oude volksgebruiken uit te roeien! De kerkheilige bleef wat hij was, ondanks tegenstand en onverdraagzaamheid, de liefelijke weldoener der jeugd.
Juist daaruit blijkt de hooge ouderdom van deze en andere volksgebruiken uit den heidensch-Germaanschen voortijd, en een zeker instinct waarschuwde het anders zoo doldriftig volk geen schennende hand te slaan aan eeuwenoude gewoonten, die een liefelijke poëzie verspreidden over het huiselijke leven.
De dienst van Wodan was in ons land vooral bij de Friezen bijzonder groot. Wodan was bestuurder der elementen van winden en stormen; vandaar dan ook dat hij schutspatroon was der zeevaarders en in zeehandel drijvende plaatsen tempels aan hem werden toegewijd.
De verschijning van Wodan, gevolgd door zijnen trouwen Eckart, overal zegen verspreidend, en vooral in de Decembermaand rondtrekkend, doet ons wederom denken aan St. Nicolaas en zijnen knecht Ruprecht, die door de lucht rijden, om overal met milde hand aan de kinderwereld weldaden uit te strooien.
Op vele plaatsen bestaat nog de gewoonte in de klaargezette schoenen der kinderen een bosje hooi te doen voor St. Nicolaas' paard, en hetzelfde gebruik vindt men nog weer bij den Neder-Saksischen boer, die een schoof koren op het veld laat staan ‘für Wodes Pferd’, eene gewoonte die ook elders in het Noorden verbreid is en duidt op de hoedanigheid van Wodan als god van den oogst.
Wodan was in het bezit van een wonderdoenden mantel, waarmede hij door de lucht kon rijden, en dien hij als de bevrediger van de wenschen der stervelingen omhing, daar hij als Wenschgod bijzondere vereering genoot.
Donar, als god des donders, die de lucht reinigt en nieuwe vruchtbaarheid aan het aardrijk door koesterenden zegen schenkt, was wel bovenmate de vereering des landmans waard.
Aan Donar herinnert ons een gebruik op het eiland Usedom, waar onder den naam van ‘knecht Ruprecht’ drie personen rondgaan op den naamdag van den heilige, waarvan de een eene roede en een zak met asch draagt en met erwtenstroo is omwikkeld en vermomd, de tweede op een schimmel rijdt, die kennelijk aan Wodan herinnert, en de derde een klapperstok rondvoert, dat is een houten stang, waarover een bokkenhuid met houten kop wordt gespannen, welks onderste kinnebakken door middel van een touw in beweging en aan het klapperen kan gebracht worden. Hiermede worden de kinderen gestooten, die niet bidden kunnen.
De aan Donar geheiligde dieren waren bokken, daar hij wordt voorgesteld op een wagen door twee bokken getrokken. Als schenker van vruchtbaarheid kon men hem dan ook gevoeglijk bokken als metgezellen geven, die om hunne wulpschheid sinds eeuwen bekend zijn. Als erotisch symbool waren ook de noten Donar heilig, die zelfs nog op het Sint-Nicolaasfeest een groote rol spelen, daar men ze niet alleen onder de kinderen strooit, maar ze ook vaak uit snaakschen moedwil aan een jong gehuwd paar zendt, dat nog niet met kroost is gezegend.
Dat de mantel van St. Nicolaas eindelijk altijd rood is, kan mede eene herinnering aan dien van Donar zijn, die als god van donder en bliksem steeds met ros haar en baard en een harigen mantel wordt voorgesteld.
Ook Fro, de vroolijkmakende, lichtverspreidende zonnegod, de god van liefde en vrede, van echt- en vruchtbaarheid, schijnt enkele trekken op St. Nicolaas te hebben doen overgaan. Hij was de vriend der kinderen, werd vooral door vrouwen en jonge meisjes vereerd, welke laatste hem vooral gedurende de heilige nachten baden haar eenen vrijer te schenken of ten minste het beeld van den aanstaande te toonen. Wie denkt daarbij niet dadelijk aan Sinterklaas als ‘hijlstemaker’, d.i. huwelijkmaker, aan het heerschend gebruik om ongehuwde jongelieden met vrijers en vrijsters van taai-taai te beschenken, aan de ondeugende plagerijtjes om iemand een aangekleede raap als minnaar of minnares toe te zenden, en eindelijk aan de hulp, die men van Sint Nicolaas eischt als postillon d'amour, om den uitverkorene met een lief geschenk te verrassen, eene rol beter voor den minnekweekenden Fro dan voor den vromen bisschop geschikt?
(Slot volgt.)