Hazenmoed.
Over het algemeen staat de haas niet bekend als een model van dapperheid en moed, maar hier toont hij zich een ware held. Zie maar eens hoe kranig hij daar in het gras blijft zitten en hoe onverschrokken hij dat exemplaar van het door hem zoo gevreesde en gehate menschenras strak aanstaart. Zou men niet zeggen dat hij op dit oogenblik al zijn grieven overpeinst en een aanval voorbereidt, die den vijand zeker lang heugen zal? In den angst van het stukje mensch, dat vol schrik wegkruipt, ziet men reeds dat zijn wraak onbarmhartig doel zal treffen, en toch - wij gelooven niet dat vriend haas hier de wreker zal worden van zijn moegejaagde, afgetobde, doodgeschoten en geurig gebraden broeders. 't Is waar, hij springt niet angstig weg en vlucht niet zoo hard als zijn lange pooten het hem toestaan, maar hij voelt dat deze vijand of liever vijandin niet van het soort is dat hem uit zijn schuilplaats zal opjagen en zonder genade vervolgen; hij weet dat de kleine meid noch over geweer, noch over kogels, noch over honden te beschikken heeft, dus voor haar kwaaddoen is geen gevaar. Liever zal hij zich edelmoedig terugtrekken en na het kind den noodigen schrik te hebben aangejaagd met een laatsten, verachtelijken blik op het kleine mensch wegspringen, misschien omdat moeder of vader in de buurt komen om het heuveltje uit haar angstige positie te verlossen. Neen, zijn moed is en blijft hazenmoed!