rooken voor een meisje zeker te geëmancipeerd, en kan er nog niet toe komen; de oudste wil alleen weten hoe heusch een groote heer rookt.
Nu, die sigaren zullen ons klaverblaadje geen kwaad doen, en als wij zien hoeveel schik die lieve kinderen hebben met niets, dan denken wij onwillekeurig aan het verhaal van den kleinen Prins, die op zijn verjaardag overladen werd met de kostbaarste geschenken en deze met geen blik verwaardigend, pruilend door het raam keek, en toen zijn gouverneur hem vroeg, wat hem scheelde, wees hij naar een paar jongens, plassend in de modder, en snikte:
‘Geef mij ook zoo'n hoop van dat mooie slijk!’