later een prijs genoemd voor zijn werk, die de rijkste vrouw van het seizoen verbaasde.
‘Ik neem uw voorwaarde aan,’ antwoordde zij; ‘wanneer moet de eerste zitting plaats hebben?’
‘Dadelijk, als u blijven wil. Ik kan mijn ander werk van middag doen,’ sprak de beeldhouwer.
‘Waar zal ik zitten?’ vroeg Lady Montaine.
‘Hier, dicht bij het blok marmer.’
De beeldhouwer scheen werkelijk wat kortaf; hij zag niet eens zijn bezoekster aan, maar keerde zich gedeeltelijk van haar af, toen hij zich naar den stoel begaf, die niet, als gewoonlijk, op een hoogte stond.
‘Denkt u dat ik een goed model zal zijn?’ vroeg Lady Montaine, terwijl zij opkeek naar den beeldhouwer.
‘Ik kan 't niet zeggen vóórdat ik den omtrek uwer
Hij streek met zijn handen over haar gezicht.
trekken onderzocht heb.’
En nu, tot groote verwondering van zijn model, ging hij langzaam naar haar toe en streek zacht over haar schouders en toen over haar gezicht.
‘U is...’ begon Lady Montaine.
‘Blind,’ zei de beeldhouwer, ‘ja, maar mijn kunst is waar, en mijn opvatting van licht en schaduw dwaalt niet. Vrees niet voor het succes van mijn arbeid! Mijn roem had ik reeds verkregen vóórdat de wereld in duisternis voor mij wegzonk.’
Lady Montaine's aandacht was opgewekt, en dat was een nieuwe ondervinding.
Jong wees geworden, bezat zij de grootste gave der vrouw, zij was schoon. Haar rang, schoonheid en fortuin trokken vele mededingers naar haar hand. Hun vleierijen voedden haar ijdelheid, totdat haar betere aard er door verkild werd.
Kunst te beschermen was een harer grillen - het verried goeden smaak van haar kant, en diende als thema voor haar bewonderaars om over te redeneeren.
Terwijl André Londini met zijn donkere vingers over haar trotsch gelaat en voorhoofd streek, las hij haar karakter met de macht die alle blinden zoo ten volle bezitten, en zijn gelaat toonde duidelijk genoeg aan, dat het onderzoek uit kunstenaarsoogpunt niet bijzonder gunstig uitviel.
‘Wel,’ zeide Lady Montaine, toen hij zijn handen liet vallen na het onderzoek der gelaatstrekken, ‘wat dunkt u van de taak die u wacht?’
‘Ik zal uw wensch vervullen, en ik zal uw trekken trouw nabootsen, maar ik ben geen vleier en kan u niet beloven dat u tevreden over mijn werk zal zijn als het af is.’
Een zonderlinge beeldhouwer! Wat kon er aan ontbreken, dat hij zulk een oordeel uitsprak, als de geheele stoet, die haar volgde, in haar schoonheid geen enkele fout zag?
Zij bloosde terwijl zij antwoordde:
‘U is zeker oprecht, al is u niet beleefd. Gaarne zou ik van u willen hooren, wat u in mijn trekken teleurstelt, daar de meeste mannen mij mooi vinden.’
‘Als u het wenscht,’ zeide Londini, ‘zal ik het u wel zeggen. Hun woorden hebben u geen goed gedaan, de wereld heeft een harer schoonste dochters bedorven.’
‘Ga voort,’ zeide de Lady, ‘men heeft mij nooit berispt. Dit is een weelde, die ik sedert mijn kinderjaren moest missen.’
‘U stelt belang in mijne woorden, alleen omdat uw nieuwsgierigheid gewekt is. Als men u leeren kon te gevoelen, dan zouden mijn vingers in staat zijn, een volmaakt gezicht te modelleeren.’
‘Denkt u, dat ik onverschillig ben voor de gewone vreugden en smarten der wereld? Kan u mijn vroegere zoowel als mijn tegenwoordige eigenschappen beschrijven? 't Is iets nieuws voor mij, dat men een trouwen spiegel voor mij plaatst.’
‘Een bedorven kind, de afgod van haar kring, een vrouw voor wie liefde een onbekend land is, dat zij nooit betreden zal,’ sprak de beeldhouwer meer in zichzelf, dan tot haar.
‘U heeft gelijk en ongelijk,’ antwoordde zij; ‘de toekomst is ons allen onbekend; wie weet wat voor ons ligt?’
‘Ik zal niet wagen dat te beslissen,’ antwoordde Londini, ‘voor mij is de kunst, en dat is mij genoeg. Ik ben tevreden. De dag kan komen, dat u ook in het een of ander streven de donkere schaduw zal moeten verdrijven, die misschien op uw leven valt.’
Lady Montaine, opziende naar den beeldhouwer, merkte dat hij diep getroffen was. De oogen, die zoo noodeloos geworden waren, bedekte hij een oogenblik met de hand, als om het schouwspel van een somber leven te verbergen.
Het gelaat van Londini was ondanks zijn gebrek alle aandacht waardig. Van een zuiver Italiaanschen vorm,