Amsterdamsch visschersmeisje.
Er is alle kans op, dat de buitenlanders ons zullen benijden, wanneer een hunner landgenooten hen vergast op het gezicht van zoo'n allerliefst figuurtje als dit zoogenaamde Amsterdamsche visschersmeisje.
‘Wat gelukkige lui zijn die Hollanders toch!’ zullen zij zeker uitroepen; ‘zulke mooie vrouwen onder hun volk en dan tot achtergrond zulke schilderachtige gebouwen en zoo'n lucht! Waarlijk, hoe kan men van een mistig, naar, koud kikvorschenland spreken? Het heeft voor het minst evenveel aantrekkelijkheid als het zonnige Venetië en het brandende Napels. Dit Sjoukje of hoe zij heeten mag is in haar soort even mooi en stellig lieftalliger dan alle donkerharige en gloeiendoogige Annunziata's of Carmens.’
En wij, ja, wij vinden dat meisje ook snoezig; onder ons gezegd en gebleven - laat de buitenlanders het niet hooren! - wel een beetje geïdealiseerd, maar toch wij zijn er trotsch op, dat zij in het buitenland zoo'n goed idee krijgen van ons land en vooral van onze vrouwen en meisjes - misschien ook wel van onze visschers.
Onbekend maakt onbemind! Velen zullen bij het zien van zulke lieve tafereeltjes zeker uitroepen: ‘Neen, dat Holland is zoo'n kwaad land nog niet!’ en bij honderden trekken zij onze grenzen over, zich herinnerend dat Holland steinreich is, niet alleen aan mooie onderwerpen voor schilders, maar ook aan minder poëtische en meer practische bezittingen.
Of ons ook die eer ten voordeel is?