De Huisvriend. Jaargang 1896(1896)– [tijdschrift] Huisvriend, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Drie roosjes. Wonderzoete geuren stijgen Uit het roosje, nauw ontbloot Van het groene, spitse windsel, Dat het, veilig, om zich sloot. 't Brengt een lachjen om de lippen Van het dartel menschenkind, Dat er in den tuin gaat stoeien En het mooie roosje vindt. Ziet! de teere, fijne handjes, Mollig zacht en licht van druk, Streelen roosje's lieve blaadjes, Dankbaar blozend van geluk. Achttien jaren telt de schoone, Die het roosje bij de roos Wil gaan zoeken, daar het vluchtte Uit haar armen voor een poos. Spoedig is het spoor gevonden Van de kleine hartedief; Stoeiend wordt zij opgevangen Door het oudste roosje lief. En ze staan daar met hun drietjes In den warmen zonneschijn; 't Tintelt al van liefd' en leven, Waar die drie te zamen zijn. M. Visser. Schagen. Vorige Volgende