het aanzetsel op den bodem ontdoen. In het tweede jaar wordt dit nog driemaal herhaald, dan kan men den gewonen wijn op flesschen doen; met de fijne merken kan dit pas gebeuren op het einde van het 3e of 4e jaar.
Als men een vat wijn ontvangt, moet men het veertien dagen laten liggen en niet aftappen dan bij droog, helder weer, vrij van tocht. De kurken moeten van goede kwaliteit zijn, eerst geweekt in warm water, dan in brandewijn of in den wijn, dien men gaat aftappen.
Zijn al deze bewerkingen goed afgeloopen, dan vereischt de op flesschen getapte wijn niet de minste zorg meer; hij zal zich regelmatig ontwikkelen, en opdat hij aan tafel een goed figuur make, moet men hem vijf à zes maanden rust gunnen.
Langer is nog beter! Ieder is niet zooals koning Hendrik III van Engeland, die in 1626 al zijn oude wijnen liet verkoopen om weer nieuwe te koopen. Na dezen vorst is men tot de erkenning gekomen, dat onze wijnen, na tien of vijftien jaren geslapen te hebben in bestoven flesschen, den smaak, kleur en alle andere heerlijke hoedanigheden verkrijgen, die ze zoo dierbaar maken aan onze verhemelten.
In Margaux stappen wij uit en nemen een rijtuig om de geboorteplaatsen der groote merken te bezoeken. Reeds na 500 Meter staat het rijtuig stil en de koetsier zegt:
‘Wij zijn in Lascombes.’
Een aardig kasteel aan het einde van een mooi aangelegden Engelschen tuin; ter zijde van het gebouw beginnen de wijngaarden reeds; een wonder van zindelijkheid en zorgvuldig onderhoud. Bloeiende rozen zijn met de wijnstokken vermengd; de eigenaar van Lascombes is de heer Chaix-d'Est Ange, kleinzoon van den oud-senator.
Weer staat het rijtuig stil, nu voor het kasteel Desmirail van mevrouw de weduwe Sipière; de wijnbergen zijn iets verder, want een park omringt het woonhuis; de gronden van Desmirail en Chateau-Margaux grenzen aan elkander; geen wonder dat dit een uitstekend merk is. Bij het bezoek van een wijngaard moet men vragen om een proefje van den wijn. De eigenaar is zeer vereerd dit aan een belangstellend vreemdeling te kunnen aanbieden.
Chateau-Margaux, een der drie perceelen van Médoc, toebehoorend aan graaf Pillet Will. Een trotsche laan voert naar het gebouw met zijn zuilenrij: een prachtig park strekt zich er omheen uit; onder de dikke boomen, gewelven van groen. In den kelder slapen honderd duizend flesschen en de schuur kan 1400 vaten bevatten; als men nagaat, dat elke ton 6000 francs kost en een gemiddelde oogst 200 tonnen bedraagt, dan kan men gemakkelijk uitrekenen, hoeveel geld de kooper van zulk een oogst, die men meestal en bloc verkoopt, in zijn zak moet hebben.
Opmerkelijk zijn hier de glazen stoppen, die het gebruik van linnen, noodzakelijk voor de houten stoppen, dat zulk een zorg vereischt, overbodig maken. Persen en kuipen zijn volgens het oude systeem. Er zijn 26 kuipen en men treedt nog altijd met de voeten.
Chateau-d'Issan is een historisch gebouw; zijn geschiedenis dagteekent van den tijd, toen Guyenne aan de Engelschen behoorde, en het heeft uit dezen tijd zijn bekoorlijk aanzien behouden en zijn ophaalbrug.
Van binnen wijst men een monumentalen schoorsteen aan in de groote zaal en prachtige tapisseriën van Beauvais. Deze zaal is een waar museum van zeldzame voorwerpen, en bewijst, dat de eigenaar, de heer G. Roy, een man van smaak is. Op weg naar Pauillac houden wij even stil bij Chateau de Pichon Longueville, welk prachtig domein sedert 200 jaren aan deze familie toebehoort.
Aan het einde van een breeden weg door de wijngaarden aangelegd, ontdekken wij Chateau la Tour. Op den achtergrond de Gironde, als een zilveren lint. Sedert twee eeuwen behoort deze onderneming aan de familie de Ségur, wier tegenwoordige afstammelingen zich tot een maatschappij hebben vereenigd.
Pontet Canet behoort aan mevrouw de weduwe Herman Cruse; de pers en de kuipen zijn wonderen van moderne inrichting. Als men die keurige kuipen ziet, door blinkend koper omringd en zoo goed onderhouden, zou men eer denken in een of anderen eigenaardigen, zonderlingen tempel te treden, dan in een wijnkelder. Ook de perskamer ziet er uit als in het goederen-bureau van een spoorweg, met zijn rails en draaischijven. Er wordt weinig getreden in Pontet Canet.
Chateau Lafitte is de bekroning van het geheel, de eerste der roode wijnen van Frankrijk en van de wereld. De Rothschilds zijn de gelukkige eigenaren van dit merk. Baron James kocht het in 1868 voor 4½ millioen francs, zonder de meubels en den wijnvoorraad in de kelders. Deze werd bij opbod verkocht en bereikte duizelingwekkende prijzen; zij wisselden af van 7 francs de flesch voor de jaren 1826 en 63 tot 121 francs voor die van 1811, het kometenjaar, waarvan er 21 flesschen overbleven. De tegenwoordige verzameling begint met 1796. Dus wijn die reeds eeuwig is.
Ten slotte een paar wenken over de manier, waarop men wijn kan drinken; hiervoor is noodig dat men den wijn ziet, ruikt en proeft. In deze drie woorden schuilt het groote geheim van het genot, dat de echte lekkerbek ondervindt, als hij zich tegenover een goede flesch, hetzij wit of rood, bevindt.
Het gezicht geniet in de eerste plaats door het goud of de robijnen, die schitteren in het glas. De geur openbaart ons verder het bouquet en door haar fijnheid of kracht doet zij ons het water op de tong komen. Nu moet de smaak werken; de vloeistof moet de tong goed bevochtigen en overal dringen vóór men ze inslikt. Het heerlijkste is de nasmaak, de geur, die overblijft, als de drank door het keelgat is gegaan.
Om dus den wijn goed te kunnen waardeeren, dient men hem in fijn kristal te schenken.
De witte wijn moet zeer koud worden gedronken en de roode in de temperatuur der zaal waarin men drinkt. 't Is goed hem eerst op het laatste oogenblik te ontkurken.