De Huisvriend. Jaargang 1896
(1896)– [tijdschrift] Huisvriend, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdToen en nu.III. Vergaderzaal der Eerste Kamer, de ‘Statenzaal’, en de Trèveszaal.Waar we in een vorig opstel gelegenheid hadden, om te wijzen op een der oudste gedenkteekenen der gebouwen van het Binnenhof, de eenmaal eerbiedwaardige Hofkapel, meenen we nu een eeuw of vier te mogen overspringen, om een blik te slaan in de historie dier monumentale vertrekken, waarin het grootste deel van 's lands geschiedenis is afgespeeld. De eerste dezer drie zalen, die, welke nu gebruikt wordt als vergaderzaal voor de Eerste Kamer der Staten-Generaal, dagteekent uit het midden der 17e eeuw. De Staten van Holland en West-Vriesland - sedert 30 November 1656 tot Edelgrootmogenden gepromoveerd, - zich bewust van hun overwicht in den Bond der Zeven Gewesten, wenschten zich eene vergaderzaal ‘van commodieuser ende aensienelycker plaetse, als wel is de jeghenwoordige’, daarmede bedoelende de
het p ersen der kaas.
| |
[pagina 133]
| |
het uitscheppen der kaasmassa.
oude Raadkamer aan de vijverzijde, waar zij afwisselend, maar, sedert 1581, permanent bijeenkwamen. Op den 2en October 1651 werd het voorstel ingediend, en reeds den 3en Februari 1652 werden ‘modellen, specificatie ende begrooting’ aangeboden, waarop reeds den 7en van die maand de machtiging volgde, om, volgens het ontwerp van Pieter Post, den welbekenden, Nederlandschen bouwmeester, beoosten den toren ‘langhs de Vijver uyt het water opgebracht,’ een nieuw gebouw, dienstig tot de vergaderzaal der Staten van Holland, op te trekken. In 1655 was de bouw voltooid, zooals blijkt uit het jaarcijfer boven de vestibule van de tegenwoordige vergaderzaal der Eerste Kamer. De indeeling van het nieuwe gebouw was als volgt. Eerst had men gelijkstraats met het Binnenhof de vergaderzaal der Gecommitteerde raden, met geschilderd plafond, dat, door vier elkaar kruisende en beschilderde moerbalken, in een negental velden is verdeeld; deze moerbalken rusten op muurpilasters, en op vier, in het midden der zaal staande zandsteenen Dorische kolommen, die geheel verguld en met olijfranken beschilderd zijn. Eertijds pronkte de schoorsteen met een schilderstuk van Jan Lievensz., voorstellende de arithmetica. Ten oosten vond men de Besogne-kamers. Ten westen, in het hoekgebouw naast den toren, zetelde de Raadpensionaris. De eiken wandbekleeding en het, in rood en goud, geschilderd plafond is nog aanwezig. Een wenteltrapje gaf aan den Pensionaris gelegenheid om zich uit zijn vertrek naar de boven gelegen, groote vergaderzaal te begeven. Zijn commiezen, en verder personeel, waren verdeeld in de aangrenzende torenkamer en in de kelderverdieping. Het zwaartepunt van het nieuwe gebouw was echter de groote vergaderzaal. Zij is breed 13.80, bij een lengte van 20.60, en een hoogte van 11.65 meter. Van aanzienlijke afmeting dus, wanneer we weten, dat het gansche gebouw 31 meter breedte had aan de vijverzijde, bij 16 meter diepte, en 24 meter hoogte boven den waterspiegel. De zaal is overwelfd door een houten koepelplafond, geschilderd door Wieling en de Haan, welke bekoepeling afgedeeld is in een 15-tal paneelen. Een tijdgenoot schreef er van in 1660: ‘Het is een gebouw, twelck men sedert weynigh jaren gemaeckt heeft, dat men dat heerlycke werck, welckers verwulfsel met houtwerk beschoten ende fraey opgheciert is, noch niet heeft kunnen volmaecken, noch ook de kostelycke tapyten, waarmede het gemeubleert moet zijn: nochtans laet het niet nae, seer schoon ende magnifyk te zijn, alsoo het seer hoogh is, de solder verwulfselswijze gemaeckt ende veele kruysvensters heeft, welcke responderen op de vijver, tusschen twee schoone schoorsteenen.’ | |
[pagina 134]
| |
Eertijds waren die vensters gedicht met geschilderd glas, terwijl de schilderstukken in de schoorsteenen nog aanwezig zijn. De vrede werd in 1669 geschilderd door Adriaan Hanneman, en aan het ‘model’ voor die vrouwefiguur werd door de Staten duizend gulden vereerd. Jan Lievensz. schilderde in 1661 het stuk, dat den oorlogsgod voorstelt. Tusschen de met arabesken rijkbeschilderde pilasters hingen kostbare tapijten, te Schoonhoven vervaardigd; bij resolutie van 9 Mei 1658 was daartoe besloten ‘mits in den Lande’ ze te doen fabriceeren. In 1802 waren deze sieraden, - deels landschappen met waterpartijen en gebergten, deels oud-italiaansche bouwvallen - nog in de Hollandsche vergaderzaal aanwezig. Thans moeten zij in het Louvre-museum te Parijs berusten, doch niemand kan ze daar vinden. Een schitterend feest werd in die zaal op 1 Maart 1672 gegevenGa naar voetnoot1). Prins Willem III, die eenige dagen te voren den eed had afgelegd als Kapitein-Generaal, had de Heeren Staten en corps ten maaltijd genoodigd. In het stadhouderlijk kwartier was geen zaal ruim genoeg om een zoo groot aantal gasten te ontvangen, en nu boden de Staten van Holland den Prins hun vergaderzaal voor dat doel aan. Een vrijgevigheid, die zeer moest gewaardeerd worden en dan ook met dank werd aanvaard. Niet al het fraais, dat op dien feestdag en feestavond, beschenen door tal van waslichten, in vollen luister schitterde en eens de bewondering wekte van landgenoot en vreemdeling, geeft die zaal nog te aanschouwen. Sedert 1880 is zij deerlijk verminkt geworden. De aangebrachte tribunes schaden niet alleen de afmetingsverhoudingen, maar onttrekken ook grootendeels de beide schoorsteenen aan het oog. Alles is verarmd en zeer zeker een vergaderzaal der Eerste Kamer onwaardig. Sedert 1795, toen de Staten van Holland opgedoekt werden, namen de burger-representanten die zaal in bezit, ‘en verbeeldden zich ook hunne macht uit te oefenen.’ De ‘burger-representanten’ werden op hun beurt verdrongen door de Tweede Kamer van het vertegenwoordigend lichaam op 1 Mei 1798. In 1814 werd de zaal gebezigd voor de vergaderingen van de ridderschap van Zuid-Holland, totdat zij in 1848 hare tegenwoordige bestemming verkreeg, terwijl de Provinciale Staten van Zuid-Holland ook daarin vergaderen. * * * De Trèveszaal, die des zomers nog tal van vreemdelingen naar het Binnenhof trekt, was voltooid in 1697, blijkens een in de zaal aangebrachte inscriptie. Zij nam de plaats in van een paar oudere gebouwtjes, die toen waren afgebroken. Architect van deze grootsche zaal was de bekende plaatsnijder P. Marot, architect van den Prins-Koning. Zij werd opgetrokken in den stijl van Louis XIV en met prachtig snij- en schilderwerk versierd. Een som van 35000 gulden werd er aan ten koste gelegd. Het plafond, waarvan in het middenveld door Theodoor van der Schuer de Eendracht met het devies: Concordia res parvae crescunt, allegorisch werd voorgesteld, wordt door twee moerbalken in drie velden verdeeld; het rust op een met geschilderde paneelen versierde koof, en wordt gesteund door een twaalftal, op de kroonlijst staande caryatiden, door Johan Blommendael in hout gestoken. De in de hoeken van de groote koof geschilderde, levensgroote, zittende vrouwenfiguren, beelden de acht hoofddeugden af. De schoorsteenen zijn gebeeldhouwd door Antonie Begemaker. De portretten der Stadhouders, waarvan 4 den zijmuur, en dat van Willem III den oostelijken schoorsteen versieren, zijn geschilderd door J.H. Brandon; daarentegen schilderde Theod. v.d. Schuer het andere schoorsteenstuk, waarop een drietal vrouwenfiguren de Eendracht, den Vrede en de Vrijheid voorstellen. De zaal in haar vollen glans en luister te beschrijven is ondoenlijk. Men moet haar zien en in al hare details en proportiën nagaan om den artistieken zin en de architectonische schoonheid ten volle te kunnen waardeeren. Groote lotswisselingen heeft deze zaal niet gekend. Oudtijds was de Trèveskamer, - waarvan men den naam, dien zij draagt, nog niet voldoende kan toelichten, - de zoogenaamde vertrekkamer of antichambre van Hun Hoog Mogenden, de Staten-Generaal, die hier ook Conferentiën hielden met de vreemde gezanten. Ook deze zaal werd gerestaureerd, waaraan men den eiken parketvloer te danken heeft, alsmede het nieuw aangebrachte ameublement. Des zomers vergaderden er de vroegere Staten-Generaal. Van 1814-1818 diende zij voor de, toen niet-openbare, zittingen van de Eerste Kamer, die sedert het laatste jaar, - we wezen daarop reeds, - de oude Hollandsche Statenzaal tot vergaderplaats heeft. Na 1848 werd de zaal bijna niet meer gebruikt; alleen de Synode der Ned. Herv. Kerk kwam er enkele malen bijeen, en zij diende ook enkele malen tot het houden van congressen. Het weinig gebruik van de zaal geeft haar juist een eigenaardig cachet. De inrichting er van is van dien aard, dat slechts een feestelijk oogenblik of een gebeurtenis van treffenden ernst in verband valt te brengen met haar grootsch aanzien en aanzijn. Wel heeft eenmaal een bouwmeester uit onzen tijd, - roemruchtiger (?) gedachtenisse, - haar als doelloos, en wegens bouwvalligheid, willen afbreken, maar dit voorstel kwam Gode zij dank, niet tot uitvoering. De God der kunste waakte over Nederland en zijn Trèveszaal. * * * Van uit de Trèveszaal komt men door een breede dubbele deur in de ‘Statenzaal,’ zoo genoemd, omdat daarin de Algemeene Staten, bestaande uit de afgevaardigden der Vereenigde Provinciën, hunne zittingen hielden. | |
[pagina 135]
| |
Die afgevaardigden hadden vroeger nu hier, dan daar vergaderd, maar waren er in 1585 op bedacht, om voortaan zooveel mogelijk in den Haag bijeen te komen. Met juistheid is niet aan te wijzen, waar zij hun vergaderzaal hadden, maar het vertrek moet gezocht worden in de onmiddellijke nabijheid van de thans nog bestaande zaal, welke omstreeks de helft der 17e eeuw hare tegenwoordige gedaante ontving. De zaal was behangen met prachtige tapijten, waarop de geschiedenis van Cleopatra was voorgesteld. In 't midden der zaal stond een lange, met een groen laken bedekte tafel, waaromheen de Hoog Mogenden, provinciesgewijze, plaats namen; de stoel van den wekelijks afwisselenden voorzitter, hooger en breeder dan de andere, en van armleuningen voorzien, stond te midden zijner nederiger broeders. Aan het boveneinde van de tafel prijkte de met rood fluweel bekleede zetel van den Stadhouder. Aan een afzonderlijk tafeltje, dicht bij den Voorzitter, zat de Griffier. In deze zaal was het, dat de Algemeene Staten op den 1en Juni 1660 het plechtstatig bezoek van Koning Karel II van Engeland ontvingen. Typisch was de ontvangst en de ceremonie, daarbij in acht genomen. De Koning, die in het Mauritshuis was gelogeerd, ging te voet, voorafgegaan door Prins Willem Frederik van Nassau, Stadhouder van Friesland, en zeven gedeputeerden uit de Staten-Generaal, naar de trap van de Groote Zaal, waar hij door de overige leden ontvangen en verder door die zaal en de galerij naar de vergaderzaal geleid werd. Karel II nam toen plaats op den zetel van den Voorzitter, die voor deze plechtige gelegenheid op een met groen fluweel bekleede verhooging stond, en waarboven een troonhemel van dezelfde stof was uitgespannen. De Voorzitter zette zich tegenover hem op een stoel, gewoonlijk voor de ambassadeurs bestemd. De gebruikelijke beleefdheidstoespraken werden gewisseld, en.... de plechtige ontvangst was afgeloopen, waarop den Koning weder uitgeleide werd gedaan. Op dezelfde wijze werd ook door dien vorst een bezoek aan de Staten van Holland gebracht in hun vergaderzaal, thans die der 1e Kamer. Wisseling van het lot, wat zijt ge voornamelijk op te merken in de geschiedenis der Vorsten en volken! Immers op 17 Maart 1692, dus 32 jaren later, ontvingen de Staten-Generaal, in hetzelfde vertrek, het niet minder statig en plechtig bezoek van onzen Prins-Koning Willem III, die den vorigen avond uit Engeland in den Haag was aangekomen, nadat hij den Engelschen troon van zijn oom en schoonvader in bezit had genomen. Nog eenmaal zou deze zaal 't bewijs leveren, dat niets bestendig is hier beneden. Men schreef het jaar 1795; het was de 11e Maart. De Vorsten hadden uitgediend. Uit de aangrenzende Trèveszaal, ‘waaruit de beeltenissen der vorige despoten zorgvuldig waren weggenomen’, klonken de tonen van de Marseillaise en het ‘Ça ira’ in de ooren van Hun Hoog Mogenden, de Staten-Generaal; de militaire muziek deed zich hooren. ‘Voorafgegaan door een Fransch muziekkorps en gevolgd door het gansche garnizoen van den Haag, wandelden daar eenige Fransche en Hollandsche generaals, die verschillende voorwerpen, met rood-wit-blauwe linten versierd droegen. Het waren historische relikwieën, zooals de admiraalstaf van de Ruyter, het zwaard van Tromp en andere zegeteekenen, behoorende tot de verzameling van Prins Willem V, tot heden in het oude Valkhuis op het Buitenhof bewaard. De stoet maakte een breeden omweg om de gebouwen van het Binnenhof. De agent van Hunne Hoog Mogenden, de Heer Slicher, leidde nu de officieren door de Trèveskamer in de vergaderzaal, waar generaal Dumonceau, Kommandant van den Haag, de kostbaarheden overgaf met een brief van den Burger AlquierGa naar voetnoot1), een van de Fransche commissarissen der nationale conventie, die op het Stadhouderlijk kwartier hun intrek hadden genomen.’ Bittere spotternij! Frankrijk, dat met volle recht (?) over den persoonlijken eigendom van den laatsten Stadhouder kon beschikken, en van de collecties op het Valkhuis bezit nam, was wel zoo goedertieren, om sommige voorwerpen, die op de geschiedenis van Nederland betrekking hadden als onderpand van achting en vriendschap aan te bieden aan de vertegenwoordigers van het Bataafsche volk, en over zooveel goedheid waren de Heeren verrukt. Zij stortten hun gemoed uit in hoogdravende toespraken en op voorstel van burger Grasveld werd aanstonds besloten, den Franschen Commissarissen een plechtigen maaltijd aan te bieden. Verschillende andere colleges zetelden later in de Statenzaal; ook werd zij door beschotten in kleinere vertrekken afgedeeld, maar in 1880 weder tot haar vroegeren toestand terug gebracht. De schoorsteenstukken zijn in 1698 geschilderd door Jacques Parmentier, en stellen de twee hoofddeugden voor, de Voorzichtigheid, en Standvastigheid. De zaal heeft uitzicht op het Binnenhof. Jammer genoeg, zijn de drie zalen waarvan we in korte trekken de geschiedenis gaven, niet altijd voor het publiek te zien. Dit smart ons voornamelijk voor de heerlijke Trèveskamer, maar daar zij juist gelegen is tusschen de vertrekken van ZExc. den Minister van Waterstaat en die van den Secretaris-Generaal van dat Departement, die beiden met een deur daarin tot elkaar kunnen komen, is het bezwaar moeilijk uit den weg te ruimen. Of het geschuivel der vele bezoekers zou beiden in hun gewichtigen arbeid storen, òf wel zou door het bezoek de gelegenheid tot het houden van conferenties bemoeilijkt worden. Wellicht komt daarin nog eenmaal verandering. Den Haag. A.J.S.v.R. |
|