| |
Het een en ander over Venezuela.
Met twee gravuren.
Toen Generaal Lafayette in 1824 naar Amerika was teruggekeerd, en hem door het congres een feestmaal werd aangeboden, waarop de herinneringen aan Washington en zijn wakkeren Franschen luitenant geestdriftig werden opgehaald, vroeg de bekende Amerikaansche staatsman Henri Clay, die ook tot de aanwezigen behoorde, op een oogenblik dat het enthousiasme ten top was gestegen, het woord en herinnerde den zeshonderd Amerikanen, die hier in het genot van al de voorrechten van een door den moed en de vaderlandsliefde der voorvaderen gevestigden vrijen staat bijeen waren, hoe thans door hunne naburen en betrekkingen op het zuidelijke vasteland denzelfden heftigen strijd om de vrijheid en de onafhankelijkheid gestreden werd.
‘Geen natie, geen edelmoedige Lafayette, is hun te hulp gekomen,’ riep hij uit. ‘Alleen en zonder eenigen bijstand uit den vreemde strijden zij voor hunne zaak, steunende op hun goed recht, door niets geholpen dan door hun moed, hunne woestijnen, hun Andes - en door één man, Simon Bolivar, den Washington van Zuid-Amerika.’
En vol geestdrift brachten de zeshonderd Amerikanen hulde aan den naam van den wakkeren, jongen krijgsman, en de Fransche markies drong er met nadruk op aan dat hem een teeken van sympathie en bewondering gegeven zou worden, waarop men aan Simon Bolivar het portret van George Washington zond, als blijk van de belangstelling der Noord-Amerikanen in hunne zuidelijke landgenooten.
Vanaf dien tijd, nu ruim zeventig jaar geleden, tot thans (nu het door zijn grensgeschil met Engeland aanleiding is geweest van de geduchte Boodschap van president Cleveland, welke één oogenblik vreezen deed dat 1895 zich met een oorlog tusschen de Vereenigde Staten en Groot-Brittannië sluiten zou) is het kustland Venezuela maar matig met rust en kalmte bedeeld geworden. Burgeroorlogen, onlusten, woelingen, financieele crisissen waren er aan de orde van den dag. Kortom, het behoorde tot die landen aan welks bestaan men telkenmale herinnerd werd.
Sinds den tijd der groote ontdekkingsreizen, toen de Spaansche zeevaarders aan de streek, waar op palen gebouwde Indiaansche dorpen hen aan Venetië herinnerden, den naam van Venezuela, d.i. Klein-Venetië gaven, tot het begin dezer eeuw is de geschiedenis van dit rijk met dat der omliggende landen versmolten geweest. In 1811, dertien jaren voordat den bevrijder van Venezuela de eer te beurt viel door de Noord-Amerikanen zelven met den grondlegger hunner onafhankelijkheid vergeleken te worden, had Venezuela getracht het Spaansche juk af te werpen en zich onafhankelijk verklaard van het moederland. Maar de man, die moest bewerken dat de waarde dier vrijheidsverklaring niet uitsluitend zou liggen in het perkament, waarop zij geschreven was, behoorde niet tot de onderteekenaren. Zijn taak moest nog beginnen. En evenals de grondlegger van de vrijheid der Noord-Amerikaansche Staten, zoo bestreed ook de Zuid-Amerikaansche Washington met taaie volharding de tallooze hinderpalen, welke hem in den weg traden, bleef hij met zijne kleine, slecht gedisciplineerde troepen met onbezweken moed het hoofd bieden aan een leger van veteranen. Beider loopbanen onderscheiden zich door prachtige, snelle marschen en luisterrijke overwinningen; had Washington zich een weg moeten banen door de sneeuwvelden van Valler Forge en over het drijfijs aan den Delaware, Bolivar trok door landstreken, verschroeid door de felle, tropische zon, over moerassige vlakten en door het dichte jungle en de doornige lianen der bijna ondoor- | |
| |
dringbare wildernissen van de Andes. De hinderpalen, welke deze twee mannen te overwinnen hadden, waren even talrijk, hun doel was even schoon, maar hunne karakters en temperamenten verschilden hemelsbreed. Want Bolivar was vermetel, doof voor goeden raad en zelfs roekeloos. Hoe Washington was weten wij.
De Zuid-Amerikaan stamde uit een aanzienlijk Spaansch geslacht en ontving zijn militaire opleiding in het moederland, in de nabijheid van het hof. Maar zijn hart bleef toebehooren aan zijn volk en hij was een der eersten die de wapenen opnam om de vrijheid te bevechten.
Tenzij men het land kent, dat hij met zijne mannen doortrok, en de bergen heeft gezien die hij heeft beklommen, is het onmogelijk zich een denkbeeld te vormen van de reusachtige taak, welke hij zich op de schouders had gelegd. Zelfs nu kan een flinke, snelvarende stoomer uit Panama, Callao niet binnen de zeven dagen bereiken en toch legde Bolivar denzelfden afstand te voet af; zijn tocht ten zuiden van den Atlantischen Oceaan beginnende, stak hij het vasteland dwars over tot de kust van den Grooten Oceaan en verder tot de Peruaansche kust, gedurende dien geheelen tocht op niets anders levende dan wortels en bessen, 's nachts in een deken gewikkeld op den grond slapende, over dag op een muilezel gezeten voorwaarts trekkende of de steile hellingen te voet beklimmende en op zijn weg Venezuela, Columbia, Ecuador, Bolivia en ten slotte Peru, het vaderland der Incas, bevrijdende.
Deze glorierijke veldtocht bood te veel afwisseling; van het karakter van den man, die er de hoofdrol in speelde, valt te veel te zeggen en zijn opkomst en val waren te dramatisch, dan dat de geschiedenis van den tocht, het leven van den held, zich in enkele bladzijden zou laten meedeelen. Doch wie belang stelt in de levens der heroën der aarde behoort ook dat te kennen van dien jongen man, die een land, zoo rijk aan dappere mannen, wist te bevrijden, die vele dezer mannen, veel ouder in jaren dan hij, tot zijn luitenants maakte, die ontelbare malen op het slagveld als door een wonder aan den dood was ontsnapt en herhaaldelijk het doelwit is geweest van mislukte moordaanslagen, en die in zijn stervensuur, behalve door enkele trouwe vrienden, door allen verlaten was, wiens hart gebroken werd door de ondankbaarheid van het volk, dat hij van een knellend juk had bevrijd.
Zelfs in zijn eigen land weet men moeilijk te zeggen hoe het komt dat de Venezuelanen, na Simon Bolivar eerst met eerbewijzen overladen en als een god gehuldigd te hebben, zich tegen hem keerden om hem als balling op Santa Marta te laten sterven. Sommigen zeggen dat het is omdat hij trachtte zich tot dictator te maken over de landen, die hij bevrijd had; anderen omdat hij weigerde dictator te zijn en het volk, toen het in zijn opgewondenheid over de pas verkregen vrijheid hem toegeroepen had: ‘Gij, die ons van koningen bevrijd hebt, wees onze koning,’ hen op de onbezonnenheid van dezen wensch opmerkzaam had gemaakt en zijn voormalige woonplaats weer had opgezocht, waar hij stierf voordat de reactie kwam, die hem andermaal en ditmaal voor altijd tot den meest populairen held van Zuid-Amerika maakte.
Zestien jaren na zijn dood gaf een zijner bewonderaars last, dat er een monument ter zijner eere zou worden opgericht. Toen dit gereed was wekte het aanvankelijk eenige bevreemding, dat de borst van Bolivar's standbeeld met geen enkele der medailles en ridderorden prijkte, hem in de dagen zijner grootheid door de verschillende landen uitgereikt. Om den hals echter hing de afbeelding van een miniatuurportret in een medaillon, het portret dat op het ter eere van Lafayette gegeven feestmaal hem was toegezonden. Toen men den artist naar de reden hiervan vroeg antwoordde hij, dat degene, die hem met dit werk belast had en die als vriend van Bolivar zeker had geweten in den geest van zijn held te handelen, hem dit had voorgeschreven. Na dien tijd werd er bepaald dat er geen buste, standbeeld of portret van den bevrijder uitgevoerd zou worden, waarop zijne geliefkoosde versiering hem niet aan een koord om den hals hing; en zoo ziet men in de National Portrait Gallery te Caracas het portret van Bolivar, zonder een andere versiering dan dit medaillon, terwijl zijn luitenants de borst bijna geheel overdekt hebben met orden en kruisen. Dit miniatuurportret, met een lok van Washington's haar aan de keerzijde en de inscriptie: ‘Dit portret van den grondlegger van de onafhankelijkheid van Noord-Amerika werd door zijn aangenomen zoon geschonken aan hem, die in Zuid-Amerika evenveel roem verworven heeft,’ was Bolivar's grootste trots. Zoo groot was de waarde die hij er aan hechtte, dat het volk dat hem vereerde, op hun beurt bewondering begon te gevoelen voor den man, die door hem werd vereerd. Het begon ook den kalmen, ernstigen bevrijder der noordelijke Staten, die hun bevrijder had geïnspireerd, lief te hebben. En in de straten en pleinen van Cararas, Venezuela's hoofdstad, ziet men overal huizen, die naar Washington zijn genoemd, in hare winkels en café's platen van Washington te paard, Washington op Mount Vernon, Washington den Delaware
overtrekkende.
Bolivar's land is de Zuid-Amerikaansche republiek, die het dichtst bij New-York gelegen is, en volgens de verklaring van een Noord-Amerikaansche, zouden de bewoners der noordelijke Staten, zoo zij beter met de Venezuelaansche hoofdstad bekend waren, haar gedurende de wintermaanden tot hunne geliefkoosde verblijfplaats maken, in plaats van het zuiden van Europa en de kusten der Middellandsche Zee steeds hiertoe te verkiezen. De republiek beslaat een nog grooter oppervlakte dan Spanje, Portugal en Frankrijk tezamen en toch wordt het aantal harer inwoners door dat van Parijs alleen nog met een millioen overtroffen. La Guayra is de voornaamste zeehaven en ligt aan den rand eener hooge bergketen, wier voet door de golven wordt bespoeld. Caracas, de hoofdstad, ligt vierduizend voet hooger tegen de helling genesteld en zou in tijden van oorlog alleen gebombardeerd kunnen worden door kogels, die als vuurpijlen omhoog zouden schieten om aan de andere zijde van den berg, dus ongeveer negen mijlen van het
| |
| |
voor een vreemdsoortigen wagen was een zonderling paard gespannen....
vaartuig waar zij werden afgeschoten terecht te komen. Boven La Guayra, tegen den berg, ligt een klein fort, dat in den tijd toen Venezuela nog een Spaansche kolonie was door den Spaanschen gouverneur bewoond werd en aan hen, die Westward Ho van Charles Kingsley gelezen hebben, bekend zal voorkomen, daar het hierin als de sterkte, waar de Roos van Devon gevangenzat, wordt beschreven.
Een pad voor muildieren, een oude rijweg en een moderne spoorweg voeren langs dit fort over de bergen naar de hoofdstad.
Het is een zeer merkwaardige spoorweg. De rails klampen zich vast aan de bijna loodrechte helling, als de teere ranken van den wijnstok aan een steenen muur, en de treinen kruipen en schuiven langs gapende afgronden en krommen zich soms in den vorm van een hoefijzer, zoodat de machinist op de locomotief dwars over een peillooze diepte heen door de raampjes der laatste waggons naar binnen kan kijken. Het uitzicht, dat men uit dezen trein heeft, terwijl hij hijgend en snuivend zijn weg naar de hoofdstad vervolgt, is boven alle beschrijving schoon. De heerlijke, trotsche bergen teekenen zich af tegen het eindeloos blauw der zee in wonderschoone harmonie. Valleien en waterwegen wisselen de begroeide hellingen af. Op het kleine balkon, dat zich aan het uiteinde van iederen waggon bevindt, over- | |
| |
ziet men de uitgestrekte, groene vlakte waar de heuvelen in uitloopen. De statige, vorstelijke palmen, die zich hier in grooten getale verheffen, steken zoo duidelijk tegen den grond af, als waren ze door een fijn penseel gemaakt. Daartusschen liggen de dorpjes met hare gele huizen en roode daken en daarachter verheft zich telkenmale de schuimende kuif der branding, om dadelijk weer zich terug te trekken als een witte streep, die telkens wordt weggevaagd; op den blauwen achtergrond, door den onafzienbaren oceaan gevormd, drijven tal van vaartuigen, oogenschijnlijk onbeweeglijk, als waren zij op het watervlak geschilderd. De wolken, die de trein af en toe in zijn vaart doorklieft, doen de
de haven van la guayra.
boomen en rotsen langs den weg druipen en parelen, als had een sterke dauw ze bevochtigd; en waar men den omringenden nevel hier en daar met den blik kan doorboren, ziet men langs een loodrechten wand van vier duizend voet naar beneden.
Wanneer eindelijk de trein den top van den berg bereikt heeft, breidt zich aan de andere zijde de heerlijke vallei, waarin Caracas gelegen is, voor u uit. In de verte onderscheidt men reeds de regelmatige, welonderhouden straten, de torens der kerken en openbare gebouwen, de witte huizen en de tuinen der koffieplanters, wier bezittingen om de stad aan den voet der bergen gelegen zijn.
Caracas is een Spaansch-Amerikaansche stad van den eersten rang - een stad wier wijken ons werkelijk hier en daar aan de Parijsche boulevards herinneren, en zooals het de hoofdstad van ieder land, dat hare eigene geschiedenis heeft, betaamt, heeft zij een Academie voor hare geleerden en hare kunstenaars, een Pantheon voor hare helden, standbeelden van mannen, die - hoewel buiten Venezuela nagenoeg onbekend - zich op militair, wetenschappelijk of geneeskundig gebied onderscheiden hebben. Men treft er de zonderlingste combinaties en tegenstellingen aan. Aan den eenen kant een eer- en een nationaliteitsgevoel en een streven om de gewoonten der gevestigde natiën te volgen, aan den anderen kant de duidelijkste openbaringen van een zuidelijk, opbruisend temperament en een afkeer van dwang.
De publieke vermakelijkheden, die de hoofdstad aanbiedt, zijn zoo talrijk dat een vreemdeling, die hoegenaamd geene bekenden in de stad heeft, er veertien dagen kan vertoeven, zonder zich een oogenblik te vervelen. Het is op zichzelf reeds een genot om door de lange, smalle straten te wandelen, in de schaduw der zonnedaken, tusschen de rood, blauw of groen geschilderde huizen van een of twee verdiepingen hoogte, met overhangende roode daken, vooruitspringende ijzeren balkons en met ijzer getraliede ramen, waardoor men een kijkje kan werpen in koele vertrekken, fraaie binnenplaatsen, of tuinen, met vreemde grillige planten en een klaterend fonteintje versierd.
| |
| |
De dames van Caracas brengen het grootste gedeelte van haar leven aan het raam door; als zij zich midden op den dag voor den avond hebben gekapt en den poederkwast over het gelaat hebben laten gaan, zetten zij zich op de kussens in de vensterbanken neer, om ze eerst te verlaten wanneer zij zich ter ruste gaan begeven. En ofschoon zij zich op twee, drie voet afstands van de voorbijgangers op straat bevinden, kunnen zij hen met vagen blik aanzien en langs hen heen staren, en merken hen evenmin op als wanneer zij onzichtbaar geweest waren. De straten worden gestoffeerd door muildieren, met zakken koffie of balen stalvoeder beladen; door open fiacres, met deftige koetsiers, met kaplaarzen aan en gouden garnituren op hoeden en jassen, op den bok; door soldaten te voet of te paard, in groepjes, of alleen haastig voorbijstappende of kalm voortdrentelende. Zij dragen blauwe jassen met roode oplegsels en roode broeken, terwijl de lijfwacht van den president een wit uniform heeft met hooge kaplaarzen en zich in het bezit van een keurige stoeterij kan verheugen.
Er zijn drie groote gebouwen in Caracas: het Bondspaleis, het Operagebouw en het Pantheon, vroeger een kerk, thans een soort van eeretempel, aan de nagedachtenis der groote mannen gewijd, waar Bolivar's gebeente, na driemaal verplaatst te zijn, eindelijk rust heeft gevonden. Het belangwekkende dier drie gebouwen is het Bondspaleis, waarin zich de vertrekken van de grootere en kleinere takken der legislatuur, de kantoren der verschillende Staatsdepartementen en de receptiezaal van den president bevinden. De reeds genoemde National Portrait Gallery vindt men in deze laatste.
Het is een reeks van woest uitziende, krijgshaftige, donkere typen, generaals met gouden kragen en groene uniformen, uit wier portretten deze verzameling bestaat. Aan een der uiteinden van het vertrek bevindt zich een reusachtig doek, dat ons een veldslag te zien geeft en aan den anderen kant eene voorstelling van Bolivar, die met de leden van het Congres een geïmproviseerde zitting onder de palmbladeren eener Indiaansche hut houdt. Op het gewelf van het vertrek, dat tweehonderd voet lang is, is een voortreffelijk panorama geschilderd - den laatsten veldslag der Venezuelanen tegen de Spanjaarden. Bij het zien van de schilderijen in de National Gallery zou men gaan gelooven dat de geschiedenis van Venezuela één lange reeks van veldslagen is en dat al hare groote mannen krijgslieden geweest zijn.
Maar het talent, waarmee deze stukken zijn uitgevoerd, brengt ons spoedig tot andere gedachten. Onder de Venezuelaansche artisten zijn er velen, wier namen tot de Europeesche kunstwereld zijn doorgedrongen, o.a. die van Arturo Michelena, die op de wereldtentoonstelling en in het Parijsche salon geëxposeerd heeft en bekroond is, verder Tovar y Tovar, Herrea Toro, Cristobal Rojas e.a.
De beelden, die het paleis van buiten versieren, zijn van pleister en hout, dat wit is gekleurd om den indruk van marmer te geven, en ook de steenen waaruit het gebouw is opgetrokken zijn geverfd, zoodat het geheel wel eens aan een paleis op een tooneelscherm herinnert. Daardoor is het echter juist geheel in overeenstemming met de kleurige en luchtig gebouwde huizen der stad. En het groote plein met bloemperken en fonteinen, in het midden waarvan het gebouw zich verheft, verhoogen het levendige, zuidelijke effect, zoodat het vooral 's avonds met zijn electrische verlichting een grootschen indruk maakt.
Het is door den ‘illustren Amerikaan’ Guzman Blanco, een van de vele presidenten van Venezuela en misschien wel die, welke het best bekend is, dat de meeste openbare gebouwen zijn gesticht. Oorspronkelijk waren het kloosters of godsdienstige gebouwen, doch na zijn strijd met de Kerk werden zij door hem tot een Universiteit, een Academie en een Bondspaleis gemaakt. Guzman Blanco was een hoogst eigenaardige persoonlijkheid, die even sterk werd gekarakteriseerd door een groote werkkracht en een onophoudelijk streven naar vooruitgang als door een ongeëvenaarde ijdelheid. Hij heeft zeer veel gedaan om de welvaart van zijn land te bevorderen en de aantrekkelijkheid der hoofdstad te verhoogen, en nimmer heeft de stad zulk een vroolijk aanzien gehad als tijdens zijne regeering. Maar doordrongen als hij er van was dat hij het land belangrijke diensten had bewezen, wenschte hij ook dat het na zijn dood onophoudelijk aan hem herinnerd zou worden. Te dien einde liet hij in de verschillende wijken der stad vijftien standbeelden van zichzelven neerzetten, terwijl de gedenksteenen ter zijner herinnering niet te tellen waren. Elk standbeeld droeg een inscriptie, die moest vermelden dat het ter eere van den ‘illustren Amerikaan Guzman Blanco’ was opgericht; iedere weg, brug of openbaar gebouw een opschrift, dat den volke moest verkondigen dat het Guzman Blanco was, wien zij hier dank voor moesten weten. Toch scheen de geest der Zuid-Amerikanen zich niet te kunnen vereenigen met het denkbeeld van een man, die monumenten liet oprichten ter eere van zichzelven. Op een goeden nacht werden alle standbeelden tot de enkels afgezaagd; niet één is er blijven staan en slechts ruwe vakken in de muren duiden de plaatsen aan waar gedenksteenen van hem geprijkt hebben. Maar het werk dat hij verricht heeft is hiermee niet ongedaan gemaakt en ontegenzeglijk heeft Guzman Blanco zeer veel voor zijn land gedaan, ofschoon hij tevens ook zeer veel
deed voor Guzman Blanco.
De ‘illustre Amerikaan’ werd door drie of vier presidenten en dictators opgevolgd, die elkaar telkens na korten tijd vervingen en aftraden zoodra zij hunne beurzen goed hadden gevuld. Eindelijk werden de bestaande regeeringsvormen omvergeworpen door Crespo, die met zeven man tot de revolutie den stoot gaf, tot president werd uitgeroepen en tot op dit oogenblik deze waardigheid bekleedt. Het vereischt heel wat vertrouwen en moed om slechts met zeven aanhangers te bewerken dat men president wordt gemaakt van een land, dat nog grooter is dan Frankrijk, Portugal en Spanje tezamen. Generaal Crespo is een uitstekenp soldaat en bezit beide in hooge mate. Hij gevoelt zich beter thuis op het slagveld dan in het Gele Huis (het
| |
| |
Witte Huis van de Vereenigde Staten van Venezuela). Misschien komt dit ook hierdoor, dat hij meer van vechten houdt dan van regeeren, en een man doet dat, wat hij het liefst doet, gewoonlijk ook het best.
De president is een zeer matig man. Om acht uur begeeft hij zich ter ruste en om vier uur 's morgens is hij dikwijls reeds in regeeringszaken verdiept. Hij rookt niet en drinkt geen spiritualiën; zijn grootste genoegen is een dag vacantie te nemen, en dien op zijn landgoed door te brengen, zijn vee in oogenschouw te nemen te paard, en in galop een toer over zijne uitgestrekte bezitting te maken. De cowboys verafgoden den president en velen van hen behooren ook bij Crespo's lijfwacht. De burgers der hoofdstad beschouwen hen zooals de Parijzenaars Napoleon's Mamelukken beschouwden, en beweren soms dat hunne oogen, als zij 's nachts op
de spoorbaan tusschen puerto cabello en valencia.
wacht staan en hunne geweren laden, vurige pijlen schieten.
Er wordt een voorval van Crespo verteld, dat een helder licht op zijn karakter werpt. Eens reed hij voorbij de universiteit, toen een troepje studenten hem nariep en uitjouwde, niet om zijn politiek, maar om zijn afkomst. Een agent, die in de nabijheid stond en verontwaardigd was over deze beleediging, den president aangedaan, schoot een revolver af op de menigte. Crespo beval terstond dat hij gearresteerd zou worden, omdat hij een schot had gelost op een burger, die tot zulk een straf niet genoeg aanleiding had gegeven, en reed verder, zonder zijne kwelgeesten met een blik te verwaardigen. Hij wilde te kennen geven dat de wet, zelfs ter zijner verdediging, niet overtreden mocht worden en tevens dat hij te hoog stond dan dat de beleedigingen, hem door eenige brutale en baldadige knapen naar het hoofd geworpen, hem in het minst zouden schaden.
Zulk een daad geeft een goeden dunk van het karakter van den man, die geroepen is over de Venezuelaansche republiek te regeeren.
De Vereenigde Staten van Venezuela bieden onderzoekers en ontginners een uitgestrekt braakliggend veld aan. Onmetelijke terreinen in het binnenland wachten den mijningenieur, den veefokker, den jager. Voor den laatste vooral is het een land van belofte. Op nog geen zes mijlen afstands van het Operagebouw te Caracas kan men op de hertenjacht gaan, en zes uren voorbij Macuto kan men zoovele panters en everzwijnen dooden als men maar verkiest. Geen land in Zuid-Amerika is rijker aan cacao, koffie en suikerriet.
De landstreek waarover het bekende grensgeschil loopt is zoo groot als de staat New-York en bevat goudaders, die tot de rijkste van Zuid-Amerika behooren. Zoo deze in handen van Engeland viel, zou dit land de geheele controle over den mond en vierhonderd mijlen van de Orinocorivier, benevens de schatten, die de bodem bevat, verkrijgen.
Doch daar alles, wat er van Venezuela te zeggen valt, zich evenmin als het karakter en de wederwaardigheden van haar bevrijder in eenige paragrafen laat neerschrijven, nemen wij voor ditmaal afscheid van de republiek. Mocht een ontdekkingstocht door hare binnenlanden voor weinigen eenige bekoring hebben, haar hoofdstad, waaraan men niet ten onrechte den bijnaam van ‘het Parijs van Zuid-Amerika’ heeft gegeven, is een bezoek overwaard. En in weerwil van den grooten afstand die ons van deze republiek scheidt, is zulk een bezoek niet zoo ver buiten ons bereik, als men wel zou denken. Want door de ligging van Venezuela, in de onmiddellijke nabijheid van onze West-Indische koloniën, doen haast alle Nederlandsche stoombooten, die op weg naar onze bezittingen in de Caraïbische zee zijn, hare havenplaatsen, vooral La Guayra aan. Vandaar dat een ontzaglijk aantal Nederlanders den voet op Venezuelaanschen bodem gezet heeft en nog zetten zal; vandaar dat de borst van menig landgenoot met het borstbeeld van den bevrijder (de Bolivar-orde) prijkt; vandaar dat wij niet dan met belangstelling de geschiedenis van dit eigenaardige volk en dit merkwaardige land, volgen kunnen.
|
|