De X-stralen.
Met afbeelding.
In het rekenboek wordt een onbekende grootheid met de op twee na laatste letter van ons alphabet aangeduid, en daarom heeft professor W.E. Röntgen in Würzburg de door hem uitgevonden stralen alzoo genoemd, niet alleen om vakgeleerden hiermede op te wekken de zaak nader te onderzoeken, maar ook om de algemeene belangstelling daarvoor op te wekken.
Door deze stralen zal immers in zekeren zin de photographie van het onzichtbare mogelijk zijn; zij zullen den geneesheer in staat stellen photographieën van beenderen in levende lichamen op te nemen, en zoo schijnen zij bestemd een nieuw hulpmiddel te worden om menschelijke ziekten te onderscheiden.
Ieder weet dat het licht van verre sterren tot ons kan komen, en dit verwondert ons niet, want de hemel is immers doorzichtig.
Nu is echter een kracht ontdekt, of laten wij liever zeggen een uitstraling, die ondoorschijnende voorwerpen doordringt. Dit maakt den indruk van een wonder.
Hoe professor Röntgen de X-stralen vond zullen wij hier in het kort mededeelen. Hij had een met stof omwikkelde zoogenaamde Crookessche buis op zijn laboratoriumtafel staan, waardoor hij, om een proef te kunnen doen, sterke electrische stroomen leidde. Na eenigen tijd bemerkte hij dat een ver van de buis liggend papier lijnen vertoonde, die tot nu toe bij electrische inwerking niet waargenomen werden. Hij vervolgde zijn proefnemingen verder en bedekte nu de Crookesche buis met een dik karton en zette op een afstand van twee meters een papieren scherm, dat bestreken was met een zelflichtende massa, barninplatincyanuur genaamd. Nu vond hij dat het scherm bij zijn ontlading in de buis telkens lichtte. Er moesten dus onzichtbare stralen van de buis uitgaan, die door het karton drongen en die zelfstandigheid aan het lichten brachten.
De Crookesche buizen zijn glazen vaten in den vorm van buizen of kogels, in wier wanden platinadraden tot het geleiden der electriciteit zijn gesmolten; de daarin aanwezige lucht- of gassoort is door uitpompen tot op een millioenste verdund. De eerste proeven met deze buizen werden door de Duitsche natuurkundigen Hattorf in Munchen en Goldstein in Berlijn gemaakt; het meest bekend werden later proeven van den Engelschen natuurkundige Crookes.
Vandaar de naam van de buizen. Crookes nam waar dat de moleculen der lucht in deze verdunning vrijere speelruimte hadden dan onder gewonen druk en door electriciteit in beweging werden gebracht, zonder elkander te hinderen en te storen. Zij stooten, zooals hij meende, niet tegen elkander, maar worden eerst dan gestuit als zij den wand van het glas ontmoeten, waarbij zulk een bombardement van electrisch weggeslingerde lucht- of gasmoleculen plaats heeft, dat de glaswand begint te lichten. De stralende stof - zoo noemde Crookes de electrisch in beweging gezette, verdunde gassen - heeft de eigenschap geschikte voorwerpen tot phosphoresceeren, d.w.z. tot zelflichten te brengen.
Beryl-aarde, in zulk een buis gedaan, phosphoresceert blauw, lithnium goudgeel, de smaragd karmozijnrood. Het mooiste en snelste echter phosphoresceert de diamant.
Een diamant, die bij daglicht groen, bij kaarslicht echter wit scheen, gaf in een Crookesche buis, toen de moleculaire ontbinding van onder tegen hem gericht werd, een groenachtig licht, dat in het duister met den glans eener kaars straalde.
Crookes bracht de phosphoresceerende stoffen onmiddellijk op den weg der zoogenaamde stralen der materie, die als zoodanig geen licht geeft, maar andere zelfstandigheden doet licht geven. Röntgen bevond, dat door de electrisch verdunde gassen een uitstraling in de verte plaats heeft, en wel door ondoorschijnende omhulling, en hij noemde dit verschijnsel X-stralen.
Daarbij bleek het tevens dat de X-stralen lichamen doordringen, die aan ons oog ondoorschijnend voorkomen, en wel des te gemakkelijker hoe minder dicht deze stoffen zijn. Papier laat zeer goed door; professor Röntgen plaatste een boek van omstreeks 1000 bladzijden tusschen de Crookesche buis en het lichtgevende scherm, en het gaf nog duidelijk licht.
Hield hij de hand tusschen het toestel en het scherm, zoo zag hij de donkere schaduwen der handbeenderen in de niet zeer donkere schaduwbeelden van de hand.
Hout laat de nieuwe stralen ook zeer goed door; metalen nemen ze volgens hun dichtheid in zich op. Verder bevond prof. Röntgen, dat de X-stralen op de gewone photographische droogplaten werkten, en nam verscheidene schaduwbeelden photographisch op.
Toen hij bij helder daglicht zijn hand op het gesloten kastje legde van een photographisch apparaat en de X-stralen liet werken, verkreeg hij op het geprepareerde papier in het kastje den lichtafdruk der hand, en wel de afbeelding der beenderen en der ringen, die nog om den vinger schenen te zweven. De zachte deelen laten het licht door, d.w.z. zij zijn zwak ge-