wenscht te ontbijten. Een gereedstaand mahoniehouten tafeltje wordt ijlings naar voren geschoven en met een tafellaken bedekt; de prefect van het paleis in zijn amarantkleurig met zilver geborduurd uniform staat naast de tafel; de hofmeester van het paleis Guignet, genaamd Dunan, staat klaar om zijne bevelen te ontvangen.
Dat is een voornaam personage, die mijnheer Dunan, die reeds een carrière achter zich heeft. Zijn vader was kok bij den prins van Condé en hij zelf is reeds in dienst geweest bij den hertog van Bourbon en bij prins Louis de Rohan, vóór hij in dienst trad bij den eersten consul Bonaparte, bij wiens kroning hij zelf tot keizerlijk huishofmeester werd bevorderd. Zijn groen, met zilver geborduurd uniform kost 500 francs, aan salaris ontvangt hij jaarlijks 6000 francs, behalve de kleine gratificaties, waarvan er eene in het jaar 1810 alleen 3000 francs bedroeg. Daarvoor heeft hij dan, wel is waar, geen al te zeer benijdenswaardig baantje Wanneer de keizer niet in zijn humeur is, ontziet hij zich niet om de eettafel om te werpen, zoodat de spijzen op het tapijt vliegen, en gaat dan in zijn studeerkamer. De arme Dunan moet nu zoo spoedig mogelijk een ander maal gereedmaken. De keizer is echter spoedig weer tot bedaardheid gekomen, klopt den hofmeester op de schouders en de vrede is hersteld. ‘Je bent er beter aan toe, Dunan,’ zegt Napoleon verontschuldigend, ‘hofmeester te zijn, dan ik als keizer.’
Napoleon is geen gourmand en zijn ontbijt schijnt eenvoudig, wanneer men de tafel-genoegens der Fransche koningen kent, bij wie dozijnen van gerechten dagelijks op de tafel kwamen. Soep, drie voorgerechten, twee tusschengerechten, twee desserts, een kop koffie en als tafelwijn een half fleschje Bourgogne. Ziedaar alles, wat volgens voorschrift van het jaar 1810 op de keizerlijke ontbijttafel komt, en in latere jaren wordt het maal nog veel eenvoudiger.
Zoo ergens in zijne levenswijze, dan toonde zich de parvenu bij den keizer gedurende den maaltijd. Hij was haastig, nam groote beten, kauwde ze slecht, greep met de hand in de schotels en bemorste zich de uniform dikwijls met saus. Ook behoorde het tot zijne eigenaardigheden, om alles zonder eenige orde door elkaar te eten, zoodat het niet onwaarschijnlijk is, dat hij met het dessert begon en met de soep eindigde. Daarbij was hij niet kieskeurig en zijne lievelingsspijzen waren eenvoudig; kippevleesch in alle mogelijke vormen, gestoofd, gebraden of als frikassee, poulardes à l'italienne, à la tartare, à la Marengo behoorden tot zijne meest geliefde gerechten.
Van de visschen at hij de zee-barbeelen het liefst, van gebak enkele stukjes deeg; maar de Corsikaan, de Italiaan kwam bij hem te voorschijn, wanneer macaroni met parmezaankaas op tafel kwamen, het lievelingsgerecht der natie, dat de reiziger in Italië zelfs heden ten dage nog in overvloed op de spijskaarten vindt vermeld. Toen Napoleon van den fabelachtigen tocht naar Egypte was teruggekeerd, vond hij er aardigheid in, om een tijdlang afgekookte rijst en dadels op tafel te zien, die later verdwenen.
Grooten afkeer had de prikkelbare man tegen de draden der groene boonen, een groente waar hij overigens veel van hield. Deze draden, placht hij te zeggen, maakten bij hem den indruk van haren, en alleen maar de gedachte, een haar in 't eten te zullen vinden, verwekte bij hem eene onweerstaanbare walging. Met betrekking hierop weervoer hem eens de volgende vermakelijke geschiedenis. Toen hij in 't jaar 1811 de zeevesting Cherbourg bezichtigde, kwam het in hem op, in een wachtkamer aan den maaltijd zijner soldaten deel te nemen.
Hij liet zich kommiesbrood en soep brengen. Maar het eerste wat de ongelukkige keizer hierin ontdekte, was een lang haar. Hij trok het er uit en at, trots zijn ongenoegen, met doodsverachting de soep op. Maar het had zijn goede zijde: zijne soldaten zagen het.
Het tafelgerei was alles van gedreven zilver, alleen de zoutvaatjes waren donker verguld. Oliefleschjes en zoutvaatjes hadden naar den toenmaligen smaak sierlijke phantasie-vormen, meest naar antieke modellen, zooals de tegenwoordig weer in de mode gekomen Empire-stijl ons veel laat zien, als schelpen, zwanen en Hermeszuilen. Overigens was alles van glad zilver en slechts met het keizerlijke wapen versierd. Behalve dit tafelservies, dat dagelijks gebruikt werd, bezat de keizer natuurlijk nog ander kostbaar tafelgereedschap; een tafelservies van porselein, wit met goud, met bijbehoorende karaffen en glazen van gesneden kristal, had de Parijsche meester Séjournant hem voor 23,463 francs geleverd. In de dagen van de schitterende feestelijkheden van het jaar 1804, bij gelegenheid van Napoleon's kroning, had de stad Parijs een prachtig verguld zilveren servies den keizer ten geschenke gegeven. In 't geheel had in 1811 de keizerlijke zilverschat in de paleizen van Frankrijk eene waarde van ongeveer 2,200,000 francs, terwijl er zich in de paleizen van Toscane, Rome en Holland nog eene waarde van 850,000 francs aan zilver bevond.
Napoleon placht alleen te ontbijten. Keizerin Josephine, zijne eerste gemalin, ontbeet nooit met hem.
Na zijn tweede huwelijk ontbeet de keizer slechts gedurende den korten tijd, die de geboorte van zijn zoon, den koning van Rome, voorafging, met Maria Louise gemeenschappelijk. Later echter moest Madame de Montesquiou, de leermeesteres der ‘kinderen van Frankrijk’, komen om den keizer bij het ontbijt den kleinen koning van Rome te laten zien, den knaap met zijn blonde haar, boven wiens wieg zoovele kronen zweefden, waarvan hij er toch geen zou dragen.
Toen de knaap een beetje ouder was geworden, nam de keizer hem op de knie en er ontwikkelden zich aardige scènes, die men bij den soldatenkeizer vreemd mag vinden, wanneer ook hier niet bij zijn vroolijke luimen de toon der kazernes ware doorgedrongen.
De keizer liet den kleine van zijn rooden wijn proeven, goot hem een beetje saus in den mond en amuseerde zich kostelijk, wanneer Madame de Montesquiou deze handelwijze tegenover het onder haar toezicht