gezegd, meren, d.i. plassen, die noch in den Oceaan noch in andere wateren eene zichtbare uitmonding hebben. Neemt men hierbij in aanmerking, dat de beide zeeën rivieren in zich opnemen en geen water afvoeren, dan rijst de vraag, waar en hoe de watermassa's, die er binnenstroomen, zich verliezen. Behalve vele beken, welke in haar afloopen, neemt de Doode Zee den geheelen Jordaanstroom in zich op en de hoeveelheid water, die de Jordaan dagelijks tot haar afzendt, zou, volgens gemaakte berekening, meer dan zes millioen tonnen bedragen. In de Caspische Zee ontlasten zich de Wolga, de Ural, de Kur, de Kama, de Kuma en meer andere rivieren. Reeds de ouden geloofden, dat de Doode Zee een onderaardsche gemeenschap had met de Roode Zee, doch de waterspiegel der eerste is zeer ver beneden dien der laatste. Evenzoo beweren de zeelieden, die om de Caspische Zee wonen, dat deze haar water door verholen kanalen, onder den grond door, in de Perzische Golf werpt. De gissingen der geologen komen hierop neder, dat in beide zeeën het water door de zonnehitte zóó sterk verdampt, dat het evenwicht op den duur bewaard blijft. Tegen den avond ziet men dan ook het water in breede kolommen als nevelwolken opstijgen, die zich iets later dikwijls in zware regenbuien ontlasten.
Onverklaarbaar is almede het verschijnsel, dat beide meren, ofschoon niet in verbinding met den Oceaan, zout water bevatten, en wel zóó zout, dat zich geweldige zoutlagen aan de rotsen en kusten vastzetten. Het water in de Doode Zee is zóó van zout verzadigd, dat er het gewone zout niet in smelt, en proeven, reeds in de 2e eeuw onzer jaartelling genomen door den beroemden arts Galenus uit Pergamus, bewezen, dat het water hier zooveel zwaarder is dan gewoon zeewater als dit laatste in zwaarte van het rivierwater verschilt. Visschen kunnen er niet in leven.
Natuurkundigen zijn van meening, dat de Caspische Zee een overblijfsel is van een grooten oceaan, die in de oudste tijden een goed deel van Azië bedekte en Noordwaarts henen tot aan de IJszee reikte, en dat het zout der Doode Zee wellicht is ontstaan door geweldige onderaardsche natuurkrachten, waarbij de bodem in de diepte is weggezonken en zich eene massa steenzout kan gevormd hebben, welke het zoete water in zoo hooge mate heeft gezouten.
Reizigers, die zich hier baadden, hebben verhaald, dat het water door zijne zwaarte het lichaam opheft, zoodat het niet kan zinken. Dit schijnt reeds vóór 18 eeuwen de aandacht te hebben getrokken. Volgens een bericht toch bij Flavius Josephus, den Joodschen geschiedschrijver, liet de Romeinsche keizer Vespasianus eenige menschen hierheen brengen, hun de handen binden en ze zóó in zee werpen, om te zien of het water ze boven hield, en, mag men de mededeeling daaromtrent gelooven, dan zouden zij werkelijk drijvende zijn gebleven.