Asschepoester.
Met den grootsten bijval is in den schouwburg een nieuwe opera opgevoerd; verbazend was het succes van de jonge, schoone actrice, die den titelrol vervulde en als bij storm alle harten veroverde.
Signora Cinderella, zoo heette zij; gisteren kende niemand haar, vandaag zweeft haar naam op aller lippen. Na de opvoering werd zij vol geestdrift naar haar hotel teruggeleid. Men bracht haar nog een serenade en rustte niet vóór dat zij zich op het balkon vertoonde en huldebetuigingen aannam, die een vorstin niet ongevallig waren geweest.
En nu leunde zij vermoeid achterover op haar chaiselongue, omringd door bloemen en geschenken. Een glimlach speelt om haar lippen, zij doorleeft alles opnieuw wat haar dezen avond overkwam, zij voelt haar eerste, spoedig overwonnen schuchterheid bij het betreden der planken, zij ziet als in een nevel de geestdrift van het publiek, zij hoort het oorverdoovend applaus, zij ontvangt de kransen en bouquetten, groet, bedankt als in een droom, en dan die laatste ovatie waarvan zij nog in de verte de wegstervende galmen hoort, en plotseling wordt ook het verledene wakker in haar geest.
Zij ziet zich terug als arm verlaten kind, een vondeling ten laste der gemeente, uitbesteed bij een norschen, gierigen boer, en diens helleveeg van een vrouw, Asschepoester was zij, geen Cinderella als thans, en dan dien droevigen avond toen zij, reeds jong meisje geworden, alleen thuis moest blijven, terwijl de boer, de boerin en hun dochters naar een naburige kermis gingen dansen. Zij zat bij het vuur en kookte het voer voor het vee, haar voeten waren bloot, haar kleeren meer dan schamel, een ander zou in tranen zijn uitgebarsten. Immers op haar tranen verscheen ook Asschepoester's toovergodin, maar zij niet, zij was alleen thuis en nu kon zij vrij haar stem uitzetten, vrij haar zang doen weerklinken door de leege keuken en zij verstikte haar tranen en zong uit volle borst.
En buiten stond de burgemeester te luisteren, een muziekliefhebber: den volgenden morgen kwam hij Asschepoester uitnoodigen bij hem te zingen. Zijn bewondering klom, zulk een stem was een phenomeen en kwam in elke eeuw nauwelijks één keer voor. Hij stelde haar voor te studeeren, hij zou voor alles zorgen, en haar kostte het geen moeite haar dorp en haar harde meesters te verlaten.
Dat was eerst vijf jaar geleden, het scheen haar een eeuw en nu is zij geen Asschepoester meer, maar een ster aan den kunsthemel, en uit herinnering aan het voorheen, koos zij zich tot naam ‘Cinderella’, dat wil zeggen ‘Asschepoester.’