Bij den tandarts.
Een bezoek bij den tandarts behoort zeker niet tot de aangenaamste visites, welke men maken kan, maar er zijn tanden en tanden, artsen en artsen.
Hier is de patiënt niets anders dan een oude zaag, wier tanden stomp geworden zijn, en die nu bij den slijper in behandeling is om weer haar oude kracht terug te krijgen. Het is een aardig tafereeltje, juist van het groote contrast, dat er gelegen is tusschen de benauwde, schreeuwende tandpijnlijders, den moed-insprekenden, overbeleefden dentist, dien men zich voorstelt, en - het onderwerp van het plaatje zelf, bestaande uit een grijsaard, die dood op zijn gemak het eenige werkje verricht, waartoe zijn leeftijd hem in staat stelt en de tanden slijpt der zwijgende, stille zaag. 't Heele tooneeltje teekent een rust, die aan het kabinet van den echten tandarts vreemd is; het zonnige voor de deurtje, de bloemen voor het raam, de andere patiënt, die in takken van den leiboom hangende zijn beurt afwacht, de kloek met haar kuikens, tot vóór de voeten van den zaagdokter de korreltjes oppikkend, dit alles geeft er een kalmte en vredigheid aan, welke ons juist zoo aangenaam aandoet, daar wij ze bij den heuschen tandkunstenaar het minste verwachten.