steenkolen en circa 19 millioen ton bruinkolen geproduceerd. Krachtens de bovenvermelde veronderstellingen nopens de technisch mogelijke en economisch loonende exploitatie, bedragen de kolenvoorraden van Duitschland 109 milliard ton steenkolen en 5 milliard ton bruinkolen (met de brandwaarde van circa 3 millard ton steenkolen). Zelfs met het oog op de voortdurende toeneming der exploitatie, zullen deze voorraden in circa 1000 jaren nog niet uitgeput zijn.
In Groot-Brittannië en Ierland bedroeg de steenkolen-exploitatie in het jaar 1890 ongeveer 182 millioen Engelsche ton, en de voorraden dezer landen worden op nagenoeg 200 milliard Engelsche ton geschat.
In Frankrijk werden in het jaar 1890 circa 25½ millioen ton steenkolen geproduceerd, en de daar aanwezige voorraad wordt geraamd op omstreeks 18 milliard ton.
De steenkoolproductie in België bereikte in het jaar 1890 het cijfer van ongeveer 20 millioen ton, en de beschikbare voorraad zal er nagenoeg 16 milliard ton bedragen.
In Oostenrijk-Hongarije werden in het jaar 1890 circa 10 millioen ton steenkolen en circa 18 millioen ton bruinkolen geproduceerd (de grootste bruinkool-productie der wereld). De kolenvoorraden worden op omstreeks 17 milliard ton geschat.
In Europeesch Rusland werden in het jaar 1890 globaal 6 millioen ton steenkolen en 118,000 ton bruinkolen uit de mijnen gewonnen. De aanwezige voorraad kolen is op gemiddeld 30 milliard ton geschat.
Er behoeft geen twijfel over te bestaan, dat de Russische steenkolen, wegens de reusachtige uitgestrektheid van het Czarenrijk, voor de behoeften der Westelijke Staten van Europa in de toekomst niet in aanmerking zullen komen.
De betrekkelijk onbeduidende kolenvoorraden in ons land, Spanje, Zweden en Italië, met eene totaalproductie van nagenoeg 1,700,000 ton, kunnen óók buiten aanmerking blijven.
De uitputting der kolenvoorraden, of het merkbaar naderen van dit tijdstip, zou zich eerst in Oostenrijk-Hongarije, Frankrijk en België over omstreeks 500 jaren, daarna in Groot-Brittannië en ten laatste in Duitschland - daar misschien eerst over 800 à 1000 jaren - kunnen doen gevoelen.
Neemt men aan, dat de kolenproductie der Midden-Europeesche Staten in 't geheel tegen de helft der volgende eeuw tot globaal 500 millioen ton zal stijgen, en alsdan, behoudens aanvulling der vermindering van het eene land met de vermeerdering van het andere, op deze hoogte blijven zal, - dan zou na 670 jaren, van 1890 af gerekend, de kolenvoorraad van Midden-Europa uitgeput zijn.
De aan het hoofd dezer regelen gestelde vraag is nu beantwoord; maar het zal hier wellicht niet misplaatst zijn, er ook een paar woorden over den kolenrijkdom der Staten buiten Europa aan toe te voegen.
De kolenvoorraden van Noord-Amerika bedragen volgens de algemeene ramingen 684 milliard metrieke tonnen, en de productie over het jaar 1890 bereikte het cijfer van 132 millioen ton. Doch met het oog op de vermoedelijke toeneming der bevolking, en van hare behoefte aan kolen, kunnen deze kolossale kolenvoorraden ook al niet veel langer duren dan de Europeesche.
Ook in Azië en Australië bevinden zich reeds groote kolenvelden in exploitatie; daarentegen heeft de kolenproductie in Afrika nog geen beteekenis verkregen.
De steenkolenproductie der geheele aarde bedraagt in die landen, waaruit men vertrouwbare opgaven heeft, 444 millioen ton, en is voor de overige landen op ongeveer 66 millioen ton begroot, zoodat de totale productie per jaar het cijfer van 500 millioen ton bereikt.
Om zich van deze reusachtige massa eenig begrip te vormen, denke men zich die - zooals Frans Büttgenbach voorstelt - in waggons van elk 200 centenaars geladen. Dan zou zulk een trein, in één lijn opgesteld, den equator onzer aarde omspannen!