Een begin.
De zaak ziet er zeer hoopvol uit; bepaald, dit begin voorspelt veel goeds - of - zal een pessimist zeggen, veel kwaads?
Wie weet?
Hij weet zeker, dat zij er van houdt - 's morgens vroeg met een boek in het park al het prozaïsche van het huishouden te ontvluchten en daar de morgenuren in aangename rust te verdroomen. Zij behoort toch blijkbaar tot die kringen, waar de dochters des huizes het verre beneden zich achten, kamers te doen of kousen te stoppen.
Ook hij schijnt tot die gelukkigen te behooren voor wie de strijd om het bestaan geen reden van bestaan heeft en die niets anders behoeft te doen dan een paar uren te besteden aan zijn toilet, over de straten te flaneeren, mooie meisjes na te oogen, in een café of club een paar uur zoek te brengen en dan des avonds den tijd te dooden in een theater of circus.
Hij is blasé van alles, dit mooie meisje slaagde er in hem een nieuwe sensatie te geven. Zij zijn een paar keer elkander eens tegengekomen, keken mekaar in de oogen, hij heel brutaal, zij met gemaakte verlegenheid en een aardig blosje. Zoo dicht zijn zij echter nooit bij elkander geweest, en zeker zal het nu gaan beginnen.
Hij vindt haar een aardig snoesje, juist iets wat hem lijkt, niet te preutsch, niet te stijf en toch van het soort waaruit men zijn vrouw kiest. Mama laat hem geen rust meer, hij moet zich rangeeren, trouwen - nu ja! Hoe gauwer dan hoe beter! De kleine heeft een lief bakkesje, een goeden naam, veel geld; dat schaadt nooit, en hij is onweerstaanbaar, dat weet hij zelf het best.
Een enkel woordje zal 't hem kosten en zij is de zijne; schoonpapa zal zich dan wel laten bewerken.
Nog eens de snor opgestreken! Ha! ha! nu gaat het beginnen!
En het einde?
Och! een huwelijk als zoovele anderen, waarin ieder, na even te zijn samengekomen, zijn eigen weg gaat!