Een zonderling luchtverschijnsel.
Onder het vreemde woord fata morgana verstaat men een luchtspiegeling, die meermalen en op vele plaatsen is waargenomen. Willen onze lezers de vermoedelijke naamsafleiding kennen, men meent haar aldus te moeten verklaren: Fata zou van het Latijnsche fari (spreken) zijn afgeleid en eene fee of toovergodin beteekenen, en morgana komt, naar men gelooft, van de oud-Keltische woorden mor (zeer) en cana (schitterend). Is die opvatting juist, dan zou het luchtverschijnsel, waarvan wij hier gaan gewagen, in oude tijden bekend zijn geweest onder den naam van ‘de zeer schitterende toovergodin’.
Dit natuurtooneel, hoewel zeldzaam, vertoont zich bij helderen dag en zoowel op het land als boven het water, somtijds ook hoog in de lucht; en wien het te beurt valt het raadselachtige en indrukwekkende schouwspel gade te slaan, die staat verwonderd en opgetogen. Gansch onverwacht toovert het licht de vreemdste beelden voor het oog. Velen, die het verschijnsel één- of meermalen zagen, hebben daaromtrent verrassende mededeelingen gedaan.
Arabieren, die de woestijnen doortrekken, meenen soms plotseling, te midden der dorre vlakten, uitgestrekte meren of ook welige, groene plekken te zien, die zij voor oasen houden. Naderbij gekomen blijkt hun, dat ze door eene luchtspiegeling (bij hen bekend onder den naam van sûber) zijn misleid.
De Engelsche zeereiziger William Scoresby, die in 1822 en later Groenland bezocht, zag dáár tot zijne verbazing de eenzame en onbewoonde kust op ééns in hare gansche uitgestrektheid in eene onmetelijke stad herschapen, vol van kasteelen, zuilen en bouwvallen. Alles bewoog zich langzaam en verdween. Toen verrees er een tweede gezicht. Hij zag kerken, paleizen en bouwwerken van allerlei vorm, zóó scherp en duidelijk geteekend, dat hij niet anders dacht dan de werkelijkheid vóór zich te hebben.
Daniel Stricket zag in 1743, op eene onbeklimbare steilte van den Southerfell, een man met een hond, die een aantal paarden scheen na te jagen. Mensch noch dier waren daar echter aanwezig. Toen hij dit gezicht aan anderen te kennen gaf, sloeg men aan zijn verhaal geen geloof. Na negen maanden was hij weder in die streek en vele menschen met hem. Daar verscheen de fata opnieuw en allen zagen haar. Eene gansche ruiterbende zag men van de steilte van den Souterfell snel afrijden. Een onderzoek bewees, dat er noch paarden noch menschen op den berg waren geweest.
Latham en vele anderen, die zich bij Hastings op de zuidelijke kust van Engeland bevonden, zagen op eenmaal de tegenovergelegen 14 uren verwijderde kust van Frankrijk vlak vóór zich.
Opmerkelijk vooral is hetgeen Minasi beschreven heeft omtrent de door hem waargenomen luchtspiegeling boven de Straat van Messina. Hij stond bij de op de zuidelijke punt van het vasteland van Italië gelegen stad Reggio. Het was een zonnige morgen en stil weder. Eensklaps zag hij op het blauwe watervlak der zeeengte rijen van fraai bewerkte marmeren zuilen, met bogen overwelfd. Statig bewogen zij zich voort en doken langzaam weg. Daarna verrezen er arduinen paleizen met torens en het zonlicht weerkaatste duidelijk van de vensterruiten. Ook dit gezicht verdween. Toen kwamen er lanen op van groen geboomte en weilanden met ontelbare kudden vee. Weder versmolt dit tooneel en straks verscheen er een geheel leger van ruiterij en voetvolk, eene onafzienbare massa, die langzaam voorbijtrok. Minasi getuigt, dat het moeite kost hierbij aan bloote verschijnselen te gelooven. Hij zag alles in zijne juiste gedaante en kleur en zóó klaar of hij het grijpen kon.
Moeilijk is het de ware oorzaak der fata morgana op te sporen. Zij kan echter moeilijk iets anders zijn dan eene door de straalbreking teweeggebrachte weerkaatsing van voorwerpen, die op verren afstand in de werkelijkheid bestaan.