De gebroken kruik.
Wie kent niet de fabel van Lafontaine over het melkmeisje Perrette, die met een kan melk naar de stad gaat om ze te verkoopen?
Onderweg droomt het meisje, naar aanleiding van die kan, over allerlei trotsche dingen. Die melk zal zij verkoopen en van de opbrengst zich een kip aanschaffen, een die eieren legt; voor de eieren koopt ze meer kippen, later een varken, een kalf, een koe, een boerderij, ja wat al niet meer?
Perrette ziet zich in haar verbeelding reeds schatrijk, alles, alles door die kan met melk! Maar ach! in haar blijdschap over zooveel schatten, let zij niet op de kan, die van haar hoofd tuimelt en in duizend stukken voor haar voeten ligt, te midden van den plas melk.
Het meisje op onze plaat schijnt eenvoudig met haar kruik naar den put te zijn gegaan om water te halen; de blik vol droevige berusting, waarmede zij de overblijfselen van haar kruik aanziet, is wel die waarmede Lafontaine's Perrette haar kan, de draagster van zoovele illusies, zal hebben aangestaard.
Of dit kind, evenals haar voorgangster, door den dichter onsterfelijk gemaakt, ook een heele toekomst gebouwd heeft op deze thans verbrijzelde kruik? Wij gelooven het niet; de kruik scheen eenvoudig bestemd om er water in weg te dragen. Toch kan 't wel zijn, dat er haar veel, heel veel aan dit breken gelegen is. Wie weet of zij tehuis niet flink zal worden beknord over haar achteloosheid, of zij niet verplicht zal zijn uit haar schrale spaarpenningen het voorwerp te vergoeden!
In elk geval, zij bekijkt de scherven zoo aandachtig alsof deze door haar blik weer aaneen zouden groeien.
Helaas, kindlief! hoop dat maar niet. Glas- of aardewerk zijn als geluk: een seconde van onnadenkendheid, van achteloosheid kan ze breken, maar noch tranen, noch zuchten maken ze weer heel. Vergeet dat nooit! En moge er in uw later leven niets ernstiger breken dan deze waterkruik.