| |
Wie niet sterk is moet slim wezen.
Blijspel in 4 bedrijven, door C. van Ophemert.
Personen:
Freule Ursule van Hoekstein tot Beukendal, oud 65 jaar. |
Freule Mina van Hoekstein tot Beukendal, hare nicht, oud 20 jaar. |
Jacob van Tygeren, student in de medicijnen, verloofde van Mina. |
François, Lotje, bedienden van freule Ursule. |
Vrouw Geurtsen, oude burgervrouw. |
Eenige honden. |
| |
| |
| |
1ste Bedrijf.
Het tooneel stelt voor een deftig gemeubeld vertrek. Het ontbijt staat gereed.
Mina, François, Jacob van Tygeren, later freule Ursule.
Mina zit voor de piano en zingt op roerenden toon: ‘Du, du liegst mir am Herzen,’ enz. enz.
Er wordt aan de deur geklopt; Mina hoort dit niet en zingt steeds door. Na nogmaals geklopt te hebben, kijkt François om den hoek van de deur.
Hé, daar zou je nou de tranen van in je oogen krijgen. Freule, (harder) Freule!
(opschrikkende).
Foei, François, wat laat je me schrikken. Waarom klop je niet?
Verexcuseer, freule, ik heb geklopt, maar u zong zoo hard, dat u het niet heeft gehoord.
Daar is de coupeur om uw mantel te passen.
De coupeur? welke coupeur? ik weet niets van een coupeur af. (Jacob van Tygeren, die François ongemerkt is gevolgd, kijkt om den hoek van de deur en geeft, terwijl Mina hem ziet, haar een teeken van verstandhouding) . O ja, ik dacht er zoo gauw niet aan, dat zal de coupeur van Sinkel zijn, om mijn ulster te passen. Laat hem maar binnenkomen.
(zich omkeerende, ziet Jacob van Tygeren).
O, daar is hij al, gaat u maar naar binnen, mijnheer.
(François af. Jacob treedt binnen met een pakje onder den arm.)
(Jacob omhelzende).
Zoo, beste Jaap, hoe vreeselijk leuk van je bedacht, om als coupeur tante's huis binnen te dringen. Hoe ben je op 't idee gekomen? Ik begreep er niets van, toen François zeide, dat de coupeur er was, 't is een heel waagstuk van je, hoor, verbeeld je, dat tante eens binnen was geweest!
Ja, Mientjelief, wie niet waagt, wie niet wint en wie niet sterk is, moet slim wezen. Zooeven was de kleêrmaker bij me, om mij mijn nieuwe jas te passen, en ik dacht: ‘gelukkig de man, die mijn Mientje haar mantel past,’ en tegelijk schoot mij de gedachte door 't hoofd: ‘Kerel, doe alsof je een coupeur bent en haar een mantel moet passen!’ Nu, zóó gedacht zóó gedaan. Ik wist, dat je tante altijd laat beneden komt, en ik had zoo'n behoefte je eens even te zien, dat ik het er op heb gewaagd, en 't is mij boven verwachting gelukt. Mijn jas heb ik meêgebracht, die moet je aantrekken, lieve engel, want als die knecht soms weêr eens binnenkomt, en hij ziet ons zoo fideel bij elkaar zitten, zou hij een vreemd idee van mijn coupeurschap krijgen. (Hij trekt Mina de jas aan) . Ziezoo kind, hij staat je goed, en wat zal hij mij nu heerlijk zitten, nu jij hem hebt aangehad!
O, Jaap, ik ben zoo bang, dat tante binnenkomt. Ze wil nog altijd niets van je hooren.
Ja, 't is een naar geval. Was ik maar een baron of graaf! Ik wou, dat ik iets wist om haar te vermurwen.
Niets helpt. Ik eet al zoo min mogelijk als zij er bij is, hoewel ik tusschentijds mijn schade wel inhaal, dus maak je maar niet ongerust, maar zij geeft er niets om, 't maakt haar alleen maar boos.
(François klopt).
Heeft zij geen enkel teêr plekje in haar hart? Is dat mensch dan van ijzer?
(François klopt weder).
Ze houdt alleen van haar hond, dat is haar één en haar al. (François klopt zeer hard) . O hemel François! Binnen.
(Beiden zijn opgestaan, Jacob is druk aan 't passen).
(binnensmonds).
Ze lijken wel doof hier vandaag. (hardop) . Ik kom even naar de kachel kijken, freule. (gaat naar de kachel) .
O, heel goed. Die mouw trekt nog, mijnheer.
(ter zijde).
Hij lijkt anders wijd genoeg.
Heel best, Min... freule. Dan zullen we den boel wat wijder maken.
(François af.)
Ziezoo. Wat keek François gek, vond jeniet, Jacob?
Och kom, dat denk je nu maar, omdat je een beetje zenuwachtig bent. Maar om op je tante terug te komen. Houdt ze dus zooveel van dien hond? Kunnen we daar niets meê beginnen? Breek jij zijn poot bij voorbeeld eens, en dan kom ik hem zetten.
Hé, lievert, dat meen je niet, hoe zou ik zoo iets wreeds kunnen doen?
Nu, ik zei ook maar bij voorbeeld? Moffel jij hem eens weg, en laat ik hem dan terugbrengen.
Dat zou beter zijn. Maar hoe moet ik dat aanleggen? 't Dier gaat nooit uit tante's oogen.
Ja, dat is gekker. Maar als je hem dan eens 's morgens uit de kamer van je tante lokte, terwijl zij nog slaapt, en hem mij dan gaf.
Dat zou kunnen. Dan moet jij hier onder het raam staan, dan zal ik je Byou aangeven. Als tante dan een paar dagen radeloos geweest is van angst, breng jij hem terug, en dan zal ze je in de vreugde haars harten je wensch wel toestaan.
O Mientje, als ons dit plannetje eens lukken mocht! Dan was je binnen drie maanden mijn vrouwtje!
(Omhelzing. François klopt weder).
Kom Jacob, laat me los. Als tante me zoo eens zag!
Nu, laten we dan wat gearmd loopen. (François klopt weder en treedt binnen met het theewater. Jacob en Mina laten elkander snel los) .
(binnensmonds).
Dat passen schijnt slecht voor 't gehoor te zijn. Ik heb het niets op dien coupeur begrepen.
Dus die mouw trekt u ook niet, als u gearmd loopt, freule?
O neen, mijnheer. Nu zit hij heel best.
(ter zijde).
't Heeft heel wat voeten in d' aard om daar een mouw aan te passen. (François af.)
Kom Jacob, nu moet je gaan. Tante kan ieder oogenblik komen.
Ja, dadelijk, kind; laat ons nu eerst nog eens duidelijk afspreken. Jij zorgt nu morgen, dat je 's och-
| |
| |
innsbrück.
| |
| |
tends om zes uur den hond hebt, dan zal ik hier voor 't raam staan en hem aannemen.
Ja, en dan zal ik tante overhalen om een advertentie in de courant te laten zetten, als hij een paar dagen weg is; let dus goed op, en als je de advertentie ziet, breng hem dan terug. O hemel, daar hoor ik tante's deur opengaan.
Gauw, gauw de jas uit. (Mina doet de jas uit, die Jacob weêr inpakt, terwijl men buiten het vertrek een schelle stem hoort roepen: François, is de achterdeur dicht, ik kom er aan met Byou) .
Nu, Mientje, tot morgen dan. Nog één kus, gauw! (Zij zoenen elkaar) .
Dag Jaap, dank voor je visite, adieu.
(Freule Ursule treedt binnen in ouderwetsche morgenjapon, groote grijze krullen en een hond in de armen, terwijl Jacob de kamer verlaat).
Morgen Hermine. Wie schoof daar langs mij heen?
O, dat was de coupeur van Sinkel. Mijn ulster moest alweêr nauwer gemaakt, ik word toch zoo verschrikkelijk mager.
Onzin. Zorg liever dat Byou zijn beschuit en zijn thee krijgt.
(Mina maakt het ontbijt gereed terwijl de freule Byou liefkoost en beschuit voert).
Ziezoo, laten we nu eens gauw gaan ontbijten, want ik moet Byou gaan wasschen, (de freule bedient zich, terwijl Mina achterover in haar stoel leunt) . Kom Mina, neem een boterham.
Neen, dank u, tante, ik heb volstrekt geen honger.
Fratsen. Als je denkt, mij te zullen omkoopen door niet te eten, heb je het mis, meisje. Ik wil dien mijnheer Van Tygeren toch niet ontvangen.
(half schreiende).
Maar waarom dan toch niet, tante?
Moet ik het nu nog eens zeggen: omdat een Van Tygeren geen partij is voor een Hoekstein van Beukendal! Van Tygeren, wat een naam, 't is om kippevel van te krijgen, 't is affreus, Van Tygeren! Je goede vader zou zich omkeeren in zijn graf, als hij hoorde, dat ik mijn toestemming gaf tot een huwelijk zóó beneden je stand.
Maar tante, de oude dokter Van Tygeren was papa's beste vriend, en als kinderen speelden Jacob en ik altijd samen, en toen ik hem nu laatst bij de familie Van Daal ontmoette, waren wij dadelijk weer zoo eigen alsof we nooit van elkander waren geweest.
Ja, ja, dat is allemaal goed en wel, maar zet de gedachte aan dat jonge mensch gerust uit je hoofd, van een huwelijk met hem kan nooit iets komen.
(ter zijde).
Dat zullen we eens zien. (tot de freule) . Maar tante, u zijt toch ook ééns jong geweest.
Dat ben ik ook, maar in mijn tijd voegden de kinderen zich zonder morren naar den wil van ouders of voogden. Maar we hebben nu genoeg gezegd over dit zeer onaangename chapitre. Wil je eens even voor mij schellen? (Mina schelt, waarop Lotje binnentreedt) .
Breng je de kom en den theedoek, en is alles klaar voor het bad van Byou? Zorg vooral, dat de thermometer er is, en liggen de handdoeken op de vuurmand?
Alles is in orde, freule. Wil ik Byou vast naar de badkamer dragen?
Neen, dank je, dat doe ik liever zelf, dat vindt hij prettiger, niet waar Byou, beste hond!
(Lotje af.)
Ik ga van morgen naar de kookschool tante, 't kan dus wel wat later zijn als ik thuis kom; begint u dus maar vast met koffiedrinken, ik eet toch niet.
Dat gaan naar die kookschool dient nergens voor, dat is goed voor burgermeisjes, maar enfin, als je er pleizier in hebt, in vrede dan. Je wilt zeker wel eerst voor mij afwasschen, ik heb het zoo druk met Byou van morgen.
O ja tante. (Lotje brengt kom en theedoek binnen) .
Is de achterdeur dicht, Lotje?
(Lotje af).
Nu Mina, ik ga dan maar met Byou. Tot twaalf uur dus.
(De freule af.)
Ziezoo, nu eerst eens een boterham, want ik heb een honger voor zes (zij snijdt een boterham) . Hé, wat een rust zal dat zijn, als die Byou eens een paar dagen uit logeeren is. Zoo, dient die kookschool nergens voor! Nu, dat zullen we eens zien, als ik lekkere schoteltjes voor Jacob klaarmaak! Die beste Jacob, hoe aardig van hem bedacht om voor coupeur te spelen. Als dat plannetje met Byou nu maar lukken mag, dan ben ik binnen drie maanden mevrouw Van Tygeren. 't Is waar, een mooie naam is het niet, maar wat zou het? Ik wed, dat tante met nog veel leelijker naam tevreden zou zijn, als ze er maar mevrouw voor kon zetten. Maar kom, 't is al bij tienen, laat ik voortmaken. Ik zal Lotje maar roepen om die kopjes af te wasschen, anders kom ik bepaald te laat. (Zij verlaat het vertrek.)
(Einde van het 1ste bedrijf.)
| |
2de Bedrijf.
Speelt in hetzelfde vertrek als het vorige, de gordijnen zijn nu echter gesloten, zoodat het vertrek in schemerdonker is gehuld.
Mina, Jacob, later Lotje en François en freule Ursule.
(Mina treedt in éleganten peignoir, de haren in papillotten, met Byou in de armen binnen).
Hé, daar beef ik van, stil Byou, lieve hond. 't Zal me eens benieuwen of Jacob er al is, wat is het hier koud en ongezellig, ik zal eens gauw de gordijnen en het raam openmaken.
(Mina opent gordijnen en venster, waarvoor Jacob reeds staat te wachten.)
Zoo kind, goedenmorgen, goed geslapen?
(Omhelzing).
| |
| |
Dag Jaap, dat gaat nogal, ik heb vreeselijk gedroomd van honden en draken, en van een trouwpartij in de kerk, waar ineens een groote tijger binnenkwam, die de bruid een poot wilde geven, en meer zulke akeligheden.
Arme Mientje! Als nu ons plannetje maar lukken mag. Je hebt het ondier veroverd, zooals ik zie. Ging het nogal gemakkelijk?
Ja, dat ging nogal voorspoedig. Ik beefde vreeselijk toen ik tante's kamer binnensloop, Byou was wakker, maar herkende mij gelukkig dadelijk, zoodat hij niet blafte; vóór ik hem oppakte stopte ik hem een groot stuk worst in zijn bek, zoodat hij zich heel gedwee liet meênemen. Tante, onbewust welk groot leed haar werd aangedaan, snurkte, dat ik er raar van werd, en juist toen ik de kamer wilde uitgaan aaide zij met haar ééne hand over het dek en zeide: ‘Byou, mon ange, ik heb je lief!’ Je kunt denken hoe ik schrikte. Gelukkig sliep zij door. Ik maakte toen, dat ik met Byou de kamer uitkwam, en voerde hem maar steeds leverworst; ik ben dus wel bang, dat je last met hem zult hebben.
Dat is minder. Kindlief, wat spijt het mij, dat je om mijnentwil zooveel moeite doen moet. Ik hoop je later, als je mijn vrouwtje bent, te bewijzen hoe dankbaar ik je ben. (Omhelzing) .
Och, Jaap, ik doe het alles met liefde. Maar laten we nu eens gauw verder afspreken, wat ons te doen staat. François en Lotje kunnen ieder oogenblik binnenkomen, om de kamer te doen. Ik zal Byou nu maar een zakdoek om zijn bek binden, want als jij hem aanpakt zal hij wel gaan blaffen, en al de worst is op.
Hoeveel dagen zullen wij de hoogwelgeborene in angst laten zitten?
Zoo kort mogelijk. Ze zal niet gemakkelijk zijn, hoor, als ze merkt, dat haar engel van het tooneel is verdwenen. 't Is nu Dinsdag; hoe zou je het vinden, als we tot Vrijdag haar kleinood weghielden? ik zal haar dan Donderdag bepraten om een advertentie in de courant te zetten, waarin een nieuwe hond gevraagd wordt, en dan kom jij aandragen met een hond, en dat blijkt dan Byou te zijn. Lees de courant Vrijdag dus heel aandachtig, hoor; we moeten de zaak nu verder maar op haar beloop laten. Ik durf nu heusch niet langer te blijven, Jaap. Hier, pak Byou nu maar aan. (Mina overhandigt Jacob Byou, dien zij inmiddels een doek om zijn snuit heeft gebonden) . Dag hond, ik benijd je!
Nu, ik beloof je, dat ik de advertenties Vrijdag niet zal overslaan, en ik zal dan handelen, zooals mij het beste dunkt. Nu, dag Mina, dag kind, tot weerziens hoor. (Omhelzing) .
Dag Jaap. Dag Byou. Tot Vrijdag! (Jacob af.)
(terwijl zij raam en venster weêr sluit).
Ziezoo, dat is gelukkig afgeloopen. Nu ga ik nog gauw een uurtje naar bed, want ik ben zoo koud als een botje. O, wat zal tante straks opspelen! Ik hoop, dat ik mij goed zal kunnen houden. Ziezoo, alle sporen van deze schaakpartij zijn verdwenen, nu ga ik maar gauw.
(Mina af).
(Lotje treedt met stoffers, blik enz. binnen.)
Ziezoo, daar begint de dag weêr, vroeg uit me bed, in de koû aankleeden, de kamers doen, naar de bel loopen, eens even aan de deur staan, door de oude freule beknord worden, en zoo maar door, altijd weêr van voren af aan, maar afijn, niet getreurd. Waar of Franswa toch blijft, hij is wel oud, maar ik heb toch graag dat hij me helpt, hij weet nog wel eens een aardigheidje tegen me te zeggen. Niet dat me dat niet toekomt, maar je hebt toch wel graag dat ze je zeggen, dat je nu niet zoo heel leelijk bent. (Zij heeft inmiddels de gordijnen geopend en is begonnen de meubels te stoffen. François treedt binnen) .
Morgen Lotje. Goed geslapen?
Morgen Franswa. Heel goed en u?
Heerlijk, meisje! weet u van wie ik gedroomd heb?
Van niemand anders dan van u.
Kom, kom, houd u een ander voor den gek.
't Is toch heusch waar, zoo waar ik Franswa heet. Maar a prepos, zooals de freule zeit, heeft u al die stoelen al klaar?
Ja, vlug gedaan hé? Maar laten we nu klaar gaan zetten, of doet u het liever alleen?
Maar Lotje, wat een vraag! (hij wil haar beetpakken) .
(hem afwerende).
Handen thuis, hoor, anders wil ik niet eens hebben, dat u me helpt.
Kom meisje, wees niet zoo gauw veraffronteerd. Een oude bok mag toch ook nog wel eens een groen blaadje hebben.
Ik ben toch heusch boos op u.
Kom, dat meent u niet. Toe, wees u maar weer goed op me.
Nou, als u dan een boodschap van me aan me vrijer wil doen, als u straks uit moet, dan zal ik weer goed zijn.
Goed, dat moet u me dan straks maar eens vertellen. Maar a prepos van vrijers, hoe staat het met dien vrijer van freule Mina?
Ja, de oude freule wil er nog niets van hooren. Ik heb zielsmedelijden met dat arme schaap, ik zou haar graag helpen, als ik maar wist hoe!
't Is toch schande. Ja, ja, 't is onder dat groote volk ook niet alles goud wat er blinkt. Wat mankeert er eigenlijk aan dien mijnheer, waar freule Mina haar zinnen op gezet heeft?
Wat er aan hem mankeert? Niks, rejaal niks, dat is juist zoo'n schande, 't Is een heele nette student met een snor, daar jij nog jaloersch van zou zijn, en rijk is hij ook, maar hij is geen graaf of baron en daarom wil de oude freule er niks van hooren.
Mensch, mensch, je zoudt zeggen! Net of niet allemaal gelijk bennen, niet dat ik 'n sociaal ben, maar dat schreit toch ten hemel! Nou maar, a prepos, hier is alles klaar. Gaat u meê ontbijten, Lotje?
Dadelijk, ik moet nog even stof van dat kastje afnemen. (Men hoort hevig bellen) .
| |
| |
Nou, dat gaat er op los. Ga eens gauw kijken, Lotje.
Je hebt makkelijk praten, neemt u dan vast stof voor mij af. (Lotje af, die even later ontsteld naar binnen vliegt.)
O, Franswa, Besjou is weg!
Wat u zeit meisje, hoe kan dat?
Ja, hoe kan dat? De oude freule is razend van woede en angst, ze zeit, dat hij zeker langs me heên geglipt is, toen ik voor een half uur de kachel ben komen aanmaken. Nou, 't kan gebeurd zijn, ik let nooit op dat mirakel van een beest.
Maar dan moet hij toch ergens hier in huis zijn.
Neen, ik ben pas gebeld, toen freule Mina al overal had gezocht, en nu vroeg de freule of hij soms hier was. Maar daar komt de freule zelf aan. (Freule Ursule en Mina komen binnen) .
(snikt met den zakdoek voor haar oogen, terwijl zij in een stoel valt).
Byou, o mijn dierbare engel, kom toch bij de vrouw.
Kom tante, trek het u toch niet zoo aan. Misschien komt Byou straks wel terug; hij is zeker de voordeur uitgewipt, toen de melkboer of de bakker er waren, 't beest had misschien behoefte aan een loopje.
Onmogelijk, hij is nog nooit alleen uit geweest, hij weet geen weg of steg in de stad, hij is zeker gestolen of overreden. O, ik verga van angst!
(Mina eet inmiddels een boterham, waar freule Ursule echter niets van bemerkt).
Zal ik eens naar 't bureau gaan, freule, misschien weten ze daar wat van hem af.
Ja, François, ga maar gauw, en vraag vooral den hoofdcommissaris te spreken.
Die zal vandaag wel niet a prepos van honden te spreken zijn, freule.
Er zijn twee dieven losgebroken en die moeten nu worden opgezocht.
Nu, vraag het dan maar aan wien je wilt, als ik mijn Byou maar terugkrijg, en beloof vooral een ruime belooning voor wien hem terugbrengt.
Als ik zoo vrij mag zijn, de freule ook wat aan te raden.
Als de freule Besjou eens liet omroepen, ik heb zoo'n heele besten omroeper in mijn familie, den zwager van me zuster's schoonmoeder.
Ja, laat die Byou dan maar omroepen; ga jij dan maar gauw naar dien omroeper, dan kan François naar 't bureau gaan; op geld komt het niet op aan, ik heb er alles voor over om mijn verloren lieveling terug te vinden. Gaan jullie nu maar gauw, want deze spanning is meer dan ik dragen kan.
Heel best, freule. (Lotje en François af.)
Kom tante, zullen we gaan ontbijten?
Maar kind, hoe zou ik kunnen eten, terwijl mijn Byou misschien ondragelijken honger lijdt, o Byou, Byoutje!
Ik heb ook geen honger, dat gevoel ken ik niet meer. Maar u moet wat afleiding hebben, u zoudt anders nog ziek worden. Wat zoudt u er van zeggen, als we eens toertje gingen rijden, dan kunnen we meteen naar Byou rondkijken?
Ja, dat is goed. Laten we ons dan maar gaan klaarmaken. (Freule Ursule en Mina af.)
Gordijn valt.
| |
3de Bedrijf.
Hetzelfde vertrek, freule Ursule en Mina zitten aan de theetafel, freule Ursule heeft het portret van Byou voor zich staan.
(zacht tot het portret).
O Byou, waar ben je toch? Kom toch terug bij je vrouw.
Neen, ik geloof het niet. Maar ik weet zelf niet goed wat ik doe, sinds Byou weg is, 't kan me trouwens niets schelen ook. Och Mina, zou je denken, dat Byou nog terug zal komen?
Neen tante, stellig niet. Hij is nu twee nachten en drie dagen weg geweest. Hij is overal omgeroepen, de politie heeft overal gezocht en hij is niet gevonden, ik geloof dus, dat Byou van dit aardsche jammerdal afscheid genomen heeft. 't Is misschien wreed om het uit te spreken, maar ik geloof, dat het beter is om het u te zeggen.
Och kind, ik begin het ook te vreezen. Maar Mina, hoe zou mijn Byou toch aan zijn eind zijn gekomen, die gedachte laat mij rust noch duur.
Kom tante, ga u daar nu niet over tobben, laat het u troosten dat 't beest een heerlijk leven bij u gehad heeft. Zijn verdwijning is natuurlijk een zeer duistere zaak, maar er is zooveel duisters. Ik zou u echter ten sterkste aanraden een nieuwen hond te koopen.
Maar Mina, waar denk je aan, een andere hond zou toch nooit voor mij kunnen zijn, wat Byou, die tien jaren lief en leed met mij gedeeld heeft, voor me geweest is.
Ja maar tante, u kunt niet zonder hond; - wijlen Byou gaf u zooveel bezigheid, wat moet u met al dien leêgen tijd, dien u nu heeft, beginnen? (Er wordt geklopt en François treedt binnen.)
Zoo François, wat breng je voor berichten?
Geen berichten freule, dat wil zeggen ze weten op 't bereau nog niets, a prepos van Besjou af, er waren vandaag wel zeven blaffers opgepakt, maar onze Besjou was er niet bij.
En heeft die omroeper ook nog niets van zich laten hooren?
Neen freule, maar misschien wil Lotje er van avond wel even heengaan, want zooals u weet, is die omroeper nog femielje van haar, een zwager van de schoonmoeder van d'er zuster.
| |
| |
de waarzegster. Naar vinea. (Zie blz. 272.)
| |
| |
Neen, dat behoeft niet, als die man iets gehoord had, zou hij wel hier gekomen zijn.
Ik vrees dat we Besjou nooit terug zullen zien. Ik zei het zooeven nog tegen Lotje. Lotje zeg ik, Besjou zien we nooit weerom, zei ik, de freule moest een nieuw hondje koopen, zei ik, ze is te veel aan de gezelligheid van zoo'n beest gewend, zei ik, om zoo in eens zonder te zitten. (Mina heeft inmiddels koekjes gegeten) .
Ja, dat heb ik tante ook al aangeraden.
't Kan wel zijn, dat het 't beste voor me zijn zou, want die leegte is verschrikkelijk, maar 't zal me veel kosten een anderen hond in Byou z'en mandje te zien.
Kom tante, dat zal wel wennen. Och François, wil jij nog even dezen brief voor me naar de post brengen?
Heel best, freule. (François af.)
Maar Mina, als ik er toe overging om een anderen hond te nemen, hoe zou ik er aan komen, ik weet geen mensch, die honden verkoopt.
O, tante, niets is gemakkelijker dan dat; u zet morgen een advertentie in de courant om een hond, en daar zullen er genoeg op komen.
Ja, dat is een goed idee; maar wacht, geef mij de courant eens aan, misschien wordt er wel een hond in aangeboden, dat is dan nog wel zoo eenvoudig.
(terwijl zij opstaat om de courant te krijgen).
O hemel, ik hoop in vrede, dat er geen een in staat. (geeft de courant) Als het u belieft, tante (kijkt over den schouder harer tante) .
(leest).
Papegaai met kooi te koop, keukenmeid gevraagd, de Ruijter's haar-extract, antieke kast...
Kijk, er zijn vier paar getrouwd gisteren en zes paar ondertrouwd.
Daar hebben we het nu niet over, jij denkt altijd aan trouwen, maar het verdriet van je tante laat je koud, (leest verder,) borstbonbons, bruiloftsliederen; wacht daar heb ik iets: te koop aangeboden een hond, o neen, maar er staat bij Newfoundlander, dien kan ik niet op schoot hebben, dus dat gaat niet hier Mina, berg de courant maar weer op, er staat niets in. Neen, niet op dat kastje, maar op zijn plaats, in het kastje. Wanneer zal je toch eens leeren netjes te zijn? als jij eens een huishouden hadt, wat zou daarvan terechtkomen!
(ter zijde).
Dat zal best gaan. Zal ik u dan den inktkoker en papier eens aangeven, tante, dan kunt u een advertentie opstellen en dan kan François die van avond nog wegbrengen.
Jij schijnt nog meer naar een nieuwen hond te verlangen dan ik, en dat begrijp ik niet, want tegen Byou liet je houding altijd veel te wenschen over.
(verlegen).
Och, ja - ziet u - ik vind het zoo naar voor u, dat u Byou nu moet missen.
Ze schijnt er dan toch nog meer gevoel van te hebben, dan ik gedacht had. Nu, schrijf jij dan maar, dan zal ik je dicteeren. Wordt gevraagd, nu... en wat dan?
Nu, oud... dat heeft er volstrekt niet bij noodig.
Nu dan, bij een dame, een welopgevoeden schoothond. Moet er ook P.G. bij?
Mina, ik moet je vriendelijk verzoeken niet te spotten.
Och tante, ik zei het maar zoo.
(schrijvende).
Wordt gevraagd bij een dame een welopgevoeden schoothond, niet ouder dan vijf jaar, mak, zindelijk en waakzaam. Zich met den hond aan te melden.... ja, hoe laat wilt u de menschen laten komen?
Laat ik eens zien, de courant komt om half 12 uit, dus 's avonds tusschen zeven en acht, dunkt me.
Ja, dat vind ik best. Dus.... zich met den hond aan te melden, Vrijdagavond tusschen zeven en acht, Lange gracht no. 50.
Ja, zoo is het goed. 't Zal me eens benieuwen wat daar op komt, maar een hond als Byou krijg ik toch niet terug.
Dat is klaar. Zal ik dan François maar bellen?
Ja, dat is goed. (Mina schelt) .
Ziezoo, nu het adres er op schrijven: bureau ... dagblad.
(François treedt binnen).
Wat is er van uw orders, freule?
Breng deze advertentie eens gauw naar 't bureau van het... dagblad en vraag of ze die vooral morgen zullen plaatsen.
Heel best freule. (François af.)
Nu, ik wil er het beste van hopen, maar dat ik een hond zal krijgen, die op mijn Byou lijkt, dat is onmogelijk. Och, had ik dat lieve dier toch maar terug!
Kom tante, tob daar nu niet langer over. Willen we eens samen halma spelen?
Ja, dat is goed, bel Lotje maar even, die kan het spel dan brengen.
(Gordijn valt).
| |
4de Bedrijf.
Freule Ursule, Mina, later François, vrouw Geurtsen, Jacob van Tygeren.
Hetzelfde vertrek, freule Ursule en Mina zitten aan tafel. Achter de schermen hoort men schellen en blaffen.
Er schijnen al verscheidene honden te zijn.
Ja, 't maakt me vreeselijk zenuwachtig, (er wordt geklopt) . Binnen.
(die binnentreedt).
Freule, daar zijn ze met honden, een oude vrouw met een hond, een mijnheer zonder hond, en dan nog 4 mannen ieder met 2 honden. Ik heb ze allemaal maar in de spreekkamer gelaten, maar hooren en zien vergaat je. (Men hoort blaffen) .
| |
| |
Laat ze dan allemaal maar één voor één binnenkomen. Wie is er het eerst geweest?
Eerst die oude vrouw, toen die mijnheer en toen die mannen.
Nu, laat die oude vrouw dan maar eerst komen.
Heel best freule. (François af.)
Dat is toch eigenlijk een onzinnig plan van je geweest, Mina, om de honden te laten meêkomen.
(laat vrouw Geurtsen binnen).
Hier vrouwtje, ga hier maar binnen.
Ge'n avond mevrouw, dame. Stil hond.
Je hebt, zooals ik merk, de advertentie gelezen. Wie ben je?
Vrouw Geurtsen dame, uit de .... steeg. Ik ben een heele knappe weduwvrouw en ik heef 'n besten man in 't graf, 't is zonde, dat ik 't zelf zeg, u ken overal naar me informeeren.
Zoo, en wat heb je daar voor een hond en hoe lang heb je hem gehad?
Daar zel ik de freule nou eens alles van openbaren; 't is een lief hondje zooals u ziet, van alle hondensoorten heeft ie wat, en gehecht aan z'n baas als een schilder aan zijn kwast, en waaksch als een haan, ik heef hem nou twee jaar gehad, en ik heef er genoeg spijt van dat ie weggaat, maar 'n mensch mot al eens wat doen voor de centjes, en Cerro zal 't hier wel goed hebben.
En... en... is hij zindelijk?
Als een mensch, dame, als een mensch!
Nu, vrouw Geurtsen, ik zal je adres opschrijven. (Tot Mina) . Och, doe jij dat eens even (Mina schrijft het adres) en als ik dan over je hond denk zal ik je een boodschap sturen.
Als 't u blieft dame,... steeg no. 10 dame, u zult er geen spijt van hebben, dame. Nou, dag dames, wel bedankt dames.
(Vrouw Geurtsen af.)
Nu, als ze allemaal zoo zijn, zult u er wel geen keus bij hebben.
Ik heb het je wel gezegd, een hond als Byou krijg ik niet weêrom. Ik vind het ook hoogst onaangenaam die plebeïsche praatjes aan te hooren.
(laat Jacob van Tygeren binnen).
Nou meheer, nou is 't uw beurt. Gaat u maar binnen.
Goedenavond dames (tot Mina, die een stoel voor hem aanschuift) . Och pardon freule, doe u geen moeite, dank u. (tot freule Ursule) . Ik zal maar zoo vrij zijn, u dadelijk de reden van mijn komst mede te deelen. Ik heb uw advertentie gelezen en nu kom ik u een hond aanbieden, die naar ik geloof aan alle eischen zal voldoen.
U is wel vriendelijk, en mag ik u om eenige nadere informaties omtrent dien hond verzoeken?
Met alle genoegen, hoewel ik u tot mijn spijt nog niet heel veel van hem kan zeggen, daar ik hem eerst sinds Dinsdagmorgen heb!
Heeft u hem toen pas gekocht en doet u hem nu alweêr weg? dat prouveert ook niet voor uw hond.
Pardon freule, ik heb dien hond niet gekocht, doch gevonden.
Ja freule, gevonden. Toen ik Maandagavond laat, och pardon, Dinsdagmorgen vroeg - u moet namelijk weten, dat ik 's morgens vroeg altijd een wandeling maak - hier over de gracht kwam, zag ik vlak tegen de balie een hond liggen, die erbarmelijk jankte. Als lid van de dierenbescherming en ook door medelijden gedrongen, nam ik den hond op, en zag, dat een kleine wond aan zijn poot hem belette te loopen. Hem naar mijn kamer te dragen, de wond te wasschen en te verbinden, was het werk van een oogenblik, en tot mijn vreugde kan ik u zeggen, dat de hond nu weêr geheel genezen is; doch daar het mij te lastig is zelf een hond te houden, zoek ik voor het aardige beest, dat mij reeds lief geworden is, een aangenaam en gezellig tehuis, en ik twijfel niet of hij zou dat hier vinden.
Mijnheer, uit alles wat u zegt, spreekt uw edel hart. Mag ik vragen hoe die hond er uitziet?
De hond, freule, is bruin van vel, is corpulent, van de familie der Puck's en heeft korte pooten.
Maar mijnheer, dat is precies de beschrijving van mijn verloren lieveling, van mijn Byou. Heeft die hond, dien u heeft gevonden, ook oogen met zulk een allerliefste uitdrukking?
Ik merkte reeds bij mijzelf op, dat de uitdrukking van zijn oogen allercharmantst was. Heeft u uw hond verloren?
Ja, Dinsdagmorgen is hij op raadselachtige wijze verdwenen.
En Dinsdagmorgen heb ik dien hond hier voor de deur gevonden, het lijdt dus geen twijfel of het door mij gevonden hondje is uw eigendom. Permitteer mij, dat ik den hond in kwestie even haal, mijn kamers zijn vlak bij, dan kunt u zien, of het uw hond is.
O mijnheer, haast u, u weet niet hoe ik brand van verlangen om mijn lieveling weêr te zien, want het onstuimig kloppen van mijn hart zegt mij, dat hij het is.
Ik ben binnen een paar minuten terug.
(Jacob af.)
Hé tante, wat zou dat verrukkelijk voor u zijn, als u Byou ten laatste toch nog terugkreegt. U moogt dien mijnheer wel vragen, waarmeê u hem pleizier kunt doen voor al zijn vriendelijkheid aan Byou bewezen.
(opgewonden door het vertrek loopende).
Laat dat maar aan mij over, hoe ik den redder van mijn Byou beloonen zal! O, hoe verlang ik naar mijn lieveling, hoe heerlijk zal het zijn als ik dat lieve
| |
| |
bruine vel en die engelachtige oogen weer zie. Wacht, daar schelt die mijnheer, in de consternatie heb ik heelemaal vergeten te vragen hoe de naam van dat edele, charmante jongemensch was, en wat had hij een uitstekende manieren, vondt je niet Mina?
O, daar hoor ik Byou blaffen. 't Is zijn blaf, de blaf van mijn Byou!
(Jacob van Tygeren treedt binnen met Byou op den arm, freule Ursule vliegt onder het uitroepen van ‘Byou, lieveling’ enz. op hem af.)
Ik zie, dat mijn vermoeden juist was, en ik het voorrecht genoot uw hond te verplegen; ik kan u niet zeggen hoe aangenaam het mij is u uw lieveling terug te kunnen geven.
O, mijnheer, u weet niet hoe gelukkig u mij maakt. Kon ik maar iets doen om u mijn dankbaarheid te toonen. Is er iets waarmede ik u genoegen kan doen, zeg het mij dan, niets is mij te veel.
Welnu freule, dan vraag ik u om de hand uwer nicht Mina.
Maar mijnheer, hoe durft u! Zoo iets had ik van u niet verwacht. Ik weet niet eens wie u zijt. Dat verzoek kan ik niet toestaan.
En ik dacht, dat een edelvrouw altijd haar woord hield?
Dat is ook zoo. Maar... (ter zijde) Hoe red ik mij daaruit? (tot Jacob) Ik kan niet meer beschikken over de hand mijner nicht, zij is reeds verloofd.
(verbaasd).
Ik tante? En met wien?
Kom kind, dat weet je immers best, met mijnheer Van Tygeren.
(verheugd).
O, tante, nu zegt u het zelf. En (op Jacob wijzende) dit is mijnheer Van Tygeren.
(buigende).
Om u te dienen, freule.
Kom tante, u heeft nu zelf gezien welk een edel hart mijn Jacob heeft, verzet u nu niet langer en geef ons uw toestemming, zonder Jacob was Byou nu dood.
Nu kinderen, geeft elkander dan maar een hand, ik wil u mijn toestemming niet langer onthouden. Een jongmensch, dat zóó goed voor een stom dier is, zal ook wel goed voor zijn vrouw zijn. En een goed hart gaat toch boven stand en adel.
En Byou is de bewerker van ons geluk, die beste hond!
Hij zal dan ook op onze bruiloft naast de freule zitten, en zijn naam zal altijd bij ons in eere blijven.
Nu kinderen, ik hoop dan, dat gij te zamen even gelukkig zult zijn, als ik altijd met Byou geweest ben.
Dank u tante, en ik hoop dat u met Byou er nog lang getuige van zijn zult.
Dat hoop ik ook. Leve de freule en Byou!
(Einde.)
Gordijn valt.
|
|